21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1163 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2012

Hierbij bieden wij u aan, mede namens de minister-president, het verslag van de Raad Algemene Zaken (RAZ) d.d. 26 juni 2012.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P.M. Knapen

Verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 26 juni 2012

In de regeling van werkzaamheden d.d. 26 juni heeft het Tweede Kamer lid Pechtold gevraagd naar een extra brief met het oog op het debat ter voorbereiding op de Europese Raad met onder meer een reactie op de notitie Westerwelle. Hiervoor verwijs ik naar hetgeen hierover is opgenomen in de geannoteerde agenda van de Europese Raad (ER) d.d. 22 juni jl. (kamerstuk 21 501-20, nr. 641). Daarnaast is dit onderwerp uitgebreid aan de orde gekomen tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding van de Raad Algemene Zaken op 21 juni jl.

Tevens werd gevraagd naar een groeifonds naar aanleiding de mini Top in Rome. Zoals in dezelfde geannoteerde agenda van de ER reeds werd vermeld, gaat het hier om een bundeling van voorstellen die reeds enige tijd op tafel liggen, te weten:

  • kapitaalverhoging voor de EIB (met 10 miljard extra kapitaal zou 60 miljard euro aan extra investeringen kunnen worden gedaan);

  • de pilot voor projectobligaties (met 230 miljoen euro kan 4,5 miljard euro extra leencapaciteit worden bereikt) en;

  • herbesteding van nog niet gecommitteerde structuurfondsen voor 55 miljard euro.

Dit telt op tot 120 miljard euro, het bedrag dat President Hollande noemde na afloop van de bijeenkomst in Rome.

Tevens werd in dezelfde regeling van werkzaamheden gevraagd naar een verzoek van de Griekse regering om uitstel. De drie partijen die in Griekenland de regeringscoalitie vormen hebben in de media aangekondigd met Europa en het IMF te willen spreken over de voorwaarden die gepaard gaan met het leningenprogramma. Maar Griekenland heeft hiertoe tot op heden geen officieel verzoek gedaan. Nederland is van mening dat het hervormen van de economie en het op orde brengen van de overheidsfinanciën de enige manier is om voor Griekenland op langere termijn een beter toekomstperspectief te creëren.

Tot slot vroeg het Tweede Kamer lid Pechtold in dezelfde regeling van werkzaamheden naar de voorstellen van de heer Van Rompuy. Zie daarvoor hieronder.

EMU-rapport ER-voorzitter Van Rompuy

Tijdens de Raad Algemene Zaken (RAZ) presenteerde ER-voorzitter Van Rompuy het rapport dat hij heeft opgesteld, samen met Commissievoorzitter Barroso, ECB-president Draghi en Eurogroep-voorzitter Juncker, over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de bijdrage daarvan aan groei, banen en stabiliteit. Het rapport is niet bedoeld als blauwdruk voor een toekomstige EMU, maar reikt bouwstenen aan evenals een procedurevoorstel voor het vervolg van de discussie.

De aanleiding voor dit rapport was een verzoek van de Europese Raad van 23 oktober en de Eurotop van 26 oktober 2011 aan de heer Van Rompuy om maatregelen voor te stellen voor een sterkere samenwerking in de economische en monetaire unie.

Het rapport stelt een aantal stappen voor die naar de mening van Van Rompuy op een termijn van tien jaar zouden moeten worden genomen om de stabiliteit van de EMU duurzaam te waarborgen. Daarbij wordt niet uitgesloten dat dit op enig moment ook tot verdragswijzigingen aanleiding zou kunnen geven. De volledige tekst van het rapport is bijgevoegd.1

Kabinetsinzet

Bij de eerste bespreking tijdens deze RAZ heeft Nederland ingebracht dat het rapport nuttige input is voor de discussie over de vraag hoe de eurozone en de Europese economie op langere termijn kunnen worden versterkt. Een stabiele eurozone en herstel van het Europese groeivermogen is in ons aller belang, zodat het goed is hierover van gedachten te blijven wisselen.

Nederland heeft hierbij verwezen naar de voorstellen die het zelf in dit verband heeft gedaan, in het bijzonder zoals neergelegd in de kabinetsbrief van 7 september 2011 inzake de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (21 501-07, nr. 839) en de verschillende groeibrieven die met andere lidstaten zijn opgesteld, en die in deze discussie moeten worden betrokken.

Nederland heeft erop gewezen dat er urgente problemen zijn in een aantal Europese landen. De nadruk moet liggen op het oplossen daarvan door het uitvoeren van de gemaakte afspraken over het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het doorvoeren van hervormingen en het aanjagen van het groeivermogen. De bestaande instrumenten bieden goede handvatten om daar voortvarend mee aan de slag te gaan.

Het kabinet is bereid een discussie aan te gaan over hoe de EMU op langere termijn stabieler kan worden. Uitgangspunt daarbij moet zijn een pragmatische, stap-voor-stap benadering. Het kabinet sluit niet uit dat we in Europa op langere termijn tot verdere samenwerking komen op deelterreinen. De termijn van tien jaar die in het rapport wordt genoemd, sluit aan bij wat Nederland hierover eerder heeft gezegd. Daarbij is de volgtijdelijkheid echter cruciaal. Landen moeten hun afspraken nakomen en hun economieën versterken, voordat verdergaande samenwerking zinvol, verantwoord en succesvol kan zijn. Het volledig voldoen aan voorwaarden en afspraken dient daarbij steeds vooraf te gaan aan een mogelijke volgende stap. Bij de discussie over mogelijke verdere versterking van de EMU zal de vraag naar de rol van nationale parlementen scherp in ogenschouw moeten worden genomen.

Nederland heeft in de RAZ een eerste appreciatie gegeven van de inhoudelijke hoofdlijnen van het rapport, langs de lijnen van bestaand kabinetsbeleid:

  • Ten aanzien van de financiële sector is Nederland voorstander van sterker Europees toezicht en gezamenlijke regels. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de versterking van de interne markt. Het is goed dat dit in het rapport wordt erkend.

  • Er kan, zoals al gemeld in de kabinetsbrief van 7 september 2011, echter pas sprake zijn van een volwaardig Europees crisis- en resolutieraamwerk wanneer alle landen ervoor hebben gezorgd dat hun banken op eenzelfde, hoog niveau gekapitaliseerd zijn. Daarnaast is van groot belang dat het Europese crisismanagementraamwerk de kosten zoveel als mogelijk neerlegt bij private partijen, zodat bancaire problemen niet langer een bedreiging vormen voor de overheidsfinanciën. Bij de verdere gedachtevorming moet wat Nederland betreft een duidelijke stap-voor-stap benadering, inclusief het definiëren van de juiste voorwaarden, worden gevolgd.

  • Nederland is zoals bekend een voorvechter van onafhankelijk toezicht op de begrotingsdiscipline, waarbij de rol van de Commissie dient te worden versterkt. Daarbij moeten lidstaten die de regels overtreden met toenemende zwaarte van ingrijpen en sancties worden geconfronteerd, terwijl de beleidsvrijheid van lidstaten die zich aan de afspraken houden niet dient te worden ingeperkt. Nederland is niet bereid zich vast te leggen op gezamenlijke schulduitgifte in de vorm van eurobonds.

  • Nederland pleit consequent voor het voeren van een economisch beleid door de lidstaten dat ertoe leidt dat Europese landen wereldwijd concurrerend worden en blijven. Dit is inderdaad van belang voor het goed functioneren van de muntunie. Er zijn recent belangrijke instrumenten gecreëerd en aangescherpt, zoals het Europees Semester, het Europluspact en de macro-economische onevenwichtigheden procedure. Deze moeten ten volle worden ingezet in lijn met de kabinetsbrief over het versterken van de Europese economische stabiliteit en groeivermogen van 17 oktober 2011.

  • Nederland is geen voorstander van het overhevelen van nationale bevoegdheden naar Europees niveau op terreinen als arbeidsmarkt, pensioenen of belastingen. Lidstaten zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk, en in de beste positie, om nationaal de noodzakelijke structurele hervormingen door te voeren. Minister Kamp heeft uw Kamer op 25 juni jl. een afzonderlijke brief geschreven over de Nederlandse visie op het vlak van pensioenen. Overigens worden in het rapport geen voorstellen gedaan ten aanzien van pensioenen.

  • Nederland heeft de erkenning in het rapport, dat de democratische legitimatie van verdergaande Europese samenwerking dient te worden versterkt, verwelkomd. Daarbij heeft Nederland erop gewezen dat het vanzelf spreekt dat dergelijk draagvlak er dient te zijn vóórdat tot eventuele vervolgstappen kan worden besloten.

In het licht van het bovenstaande heeft Nederland bepleit dat de Europese Raad kennis neemt van het rapport en er een beschouwing aan kan wijden. Wanneer de discussie later dit jaar zal worden voortgezet, mede op basis van deze beschouwing in de Europese Raad, dienen de lidstaten daarbij nauwer betrokken te worden. Het kabinet zal het parlement nauwgezet informeren over een eventueel vervolg van dit proces.

Meerjarig Financieel Kader (MFK)

Voorafgaand aan de RAZ kwam de groep van gelijkgezinden lidstaten, waaronder Nederland, bijeen om de posities af te stemmen.

De RAZ besprak de laatste versie van de onderhandelingsbox, die nauwelijks was aangepast ten opzichte van de versie die voorlag aan de informele RAZ van 10–11 juni jl. Een tweetal cohesielanden gaf aan de onderhandelingsbox niet te kunnen accepteren als basis voor verdere onderhandelingen omdat deze elementen bevat die door deze landen niet geaccepteerd kunnen worden. Een aantal andere lidstaten, waaronder ook het komend Cypriotische voorzitterschap, ziet de onderhandelingsbox daarentegen wel als basis. De «gelijkgezinden» gaven aan dat ook voor hen de onderhandelingsbox nog vele elementen bevat die niet geaccepteerd kunnen worden. Echter, omdat dit voor alle landen geldt en veel teksten nog tussen haken staan, kan de box wel als basis dienen voor verdere onderhandelingen, waarvoor sowieso geldt: «nothing is agreed, until everything is agreed».

Ook voor Nederland geldt dat er nog veel elementen in de onderhandelingsbox zitten die het niet kan steunen. Echter, het bevat ook handvatten voor modernisering van het MFK en voor besparingen op het MFK-plafond. Bovendien is de voor Nederland belangrijke optie opgenomen voor behoud van de huidige afdrachtenkorting. Daarom heeft ook Nederland aangegeven de onderhandelingsbox als de basis te zien voor verdere onderhandelingen en heeft het aandacht gevraagd voor die elementen die Nederland het belangrijkst vindt voor de vervolgonderhandelingen.

Tenslotte sprak in navolging van de Commissie een reeks delegaties zich uit voor de ambitie om aan het einde van dit jaar de MFK-onderhandelingen af te ronden, althans de onderhandelingen tussen de lidstaten in de (Europese) Raad. Daarna volgen nog de onderhandelingen met het Europees Parlement.

Europees Semester

Een aantal lidstaten kon ondanks de eerdere bespreking in Sociale- en Werkgelegenheidsraad (EPSCO) en Ecofin-Raad ook in de RAZ (nog) niet instemmen met onderdelen van de aan hen gerichte landenspecifieke aanbevelingen en wenste deze nog aangepast te zien. Zoals eerder al in de EPSCO-Raad en Ecofin-Raad was gebleken, waren noch de Commissie noch een toereikende meerderheid van lidstaten daartoe bereid. Het voorzitterschap concludeerde daarop dat de landenspecifieke aanbevelingen ongewijzigd aan de ER zullen worden doorgeleid. Enkele lidstaten maakten het voorbehoud dat hun staatshoofden of regeringsleiders hierover tijdens de ER nog zouden kunnen willen spreken. Andere lidstaten volstonden in dit verband met een notulenverklaring. Na bespreking door de ER zullen de landenspecifieke aanbevelingen naar verwachting formeel worden vastgesteld door de Ecofin-Raad van 10 juli a.s.

Cohesie-verordening

De RAZ bereikte een «partial general approach» met betrekking tot de Cohesie-verordening op een aantal specifieke deelonderwerpen van het pakket. Daarbij geldt het principe dat «nothing is agreed until everything is agreed». Aan de orde kwamen de onderwerpen: (i) thematische concentratie; (ii) prestatie raamwerk; (iii) financiële instrumenten en; (iv) opbrengstgenererende operaties en publiek-private partnerschappen.

De belangrijkste discussie in de RAZ ging over de thematische concentratie. De Commissie uitte bezwaar dat het voorgestelde verplichte minimumpercentage per lidstaat voor ESF vervangen zou worden door een bandbreedte van percentages voor besteding aan de drie thematische doelen werkgelegenheid, sociale inclusie en scholing. De Commissie vindt dat het ESF een voorspelbaar budget moet hebben. Ook was de Commissie kritisch ten aanzien van de mogelijkheid om EFRO-bestedingen mee te tellen bij het voldoen aan de verplichting 20% van de ESF-middelen uit te geven aan bevordering van sociale inclusie en armoedebestrijding. Nederland onderstreepte sterke voorkeur te hebben voor een verplicht percentage ten behoeve van werkgelegenheid in plaats van sociale inclusie, maar in te kunnen stemmen met de compromistekst. Deze stelt dat middelen kunnen worden ingezet voor actieve inclusie met het oog op een verbeterde inzetbaarheid.

Voorts heeft Nederland met het oog op goed financieel management twijfels geuit over de inzet van innovatieve financiële instrumenten met middelen uit de Cohesiefondsen. Nederland kon met het oog op een compromis voor het moment instemmen, maar wenst de tekst te toetsen op verenigbaarheid met het nog vast te stellen financieel reglement.

Enige lidstaten herhaalden hun weerstand tegen de mogelijkheid middelen op te schorten en financiële correcties toe te passen bij het aantoonbaar en toerekenbaar niet halen van doelen. Deze mogelijkheid was opgenomen in de voorliggende compromistekst. Uiteindelijk lieten deze lidstaten hun weerstand varen en gingen zij akkoord met het compromis.

Nederland pleitte ook tijdens deze RAZ-bijeenkomst weer voor daadwerkelijke verlaging van administratieve lasten. Daarbij werd gewezen op een Nederlandse studie, waaruit blijkt dat de administratieve lasten ook onder de voorgestelde nieuwe regels voor het Cohesiebeleid niet noemenswaardig afnemen. Nederland riep het inkomend Cypriotische voorzitterschap op om tijdens de vervolgonderhandelingen daadwerkelijk werk te maken van verlaging van deze lasten en heeft zich, net als een aantal andere lidstaten, geschaard achter een verklaring van het VK van deze strekking.

Het Cypriotische voorzitterschap streeft ernaar in de tweede helft van 2012 in de Raad tot een akkoord te komen over de resterende onderwerpen uit de Cohesie-verordeningen. Het gaat daarbij om onderwerpen als strategische planning, territoriale samenwerking en een groot aantal technische onderwerpen. Deze thema’s hangen samen met de onderhandelingen over het nieuwe financieel reglement van de EU.

Montenegro

De RAZ nam conclusies aan over Montenegro waarin het positieve voortgangsrapport van de Commissie wordt verwelkomd en het belang wordt onderstreept van de nieuwe onderhandelingsmethodiek (zoals vastgelegd in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 5 december 2011) voor hoofdstukken 23 (rechtsstaat en fundamentele rechten) en 24 (justitie, vrijheid en veiligheid). De Raad keurde eveneens het technische onderhandelingsraamwerk voor Montenegro goed. De Europese Raad (ER) van 28 en 29 juni a.s. zal de conclusies van de RAZ formeel bekrachtigen. De start van toetredingsonderhandelingen is voorzien voor 29 juni 2012.

Het kabinet is positief over de aangenomen conclusies en het goedgekeurde onderhandelingsraamwerk voor Montenegro. Hiermee is een krachtig voorbeeld gesteld voor toekomstige toetredingsonderhandelingen. Het kabinet is tevreden dat het onderhandelingsraamwerk volledig voldoet aan de door Nederland gestelde uitgangspunten zoals vermeld in de geannoteerde agenda van deze RAZ (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1161), te weten:

  • (1) De Raad blijft aan het stuur op hoofdstukken 23 & 24.

  • (2) Hoofdstukken 23 & 24 gaan als eerste open zodat gedurende het hele onderhandelingsproces gewerkt wordt aan een positief track record op het gebied van de rechtsstaat, fundamentele vrijheden, justitie en vrijheid.

  • (3) Het raamwerk bevat expliciet de mogelijkheid van «correctieve maatregelen» bij terugval op het gebied van de rechtsstaat of fundamentele vrijheden, waaronder de mogelijkheid andere onderhandelingshoofdstukken te temporiseren en de programmering van de pre-accessiesteun aan te passen.

Het kabinet zal er gedurende de toetredingsonderhandelingen nauw op toezien dat de stevige uitgangspunten voor de nieuwe methodiek voor hoofdstukken 23 & 24 onverkort worden toegepast.

In lijn met de toezegging aan de Tweede Kamer tijdens het algemeen overleg op 21 juni jl. informeren wij uw Kamer hierbij tevens over de Nederlandse steun aan justitiële hervormingen in Montenegro. Nederland draagt bij aan een project van de OVSE waarin rechtbanken worden gemonitord en ondersteunt een Montenegrijnse NGO in een anti-corruptieproject. Ook wordt bijgedragen aan de training van jonge Montenegrijnse ambtenaren. Ten slotte zal Nederland op pre-accessie gerichte ondersteuning aan de Montenegrijnse overheid aanbieden.

Montenegro wordt eveneens ondersteund door de EU vanuit de middelen voor pre-accessiesteun (IPA), die onder andere bestemd zijn voor hervormingen in de justitiële sector, de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. In 2012 ontvangt Montenegro ongeveer 40 miljoen euro aan IPA-steun, waarvan circa 5% door Nederland wordt bijgedragen via de algemene afdrachten aan de begroting van de EU.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven