21 109 Uitvoering EG-Richtlijnen

Nr. 228 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2017

Hierbij bied ik u het periodieke overzicht aan van de stand van zaken bij de implementatie van EU-richtlijnen in de Nederlandse wet- en regelgeving aan het einde van het eerste kwartaal van 20171.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de implementatieachterstand zoals die op 31 maart 2017 gold. Daarna worden de oorzaken van deze achterstand behandeld en worden, indien van toepassing, tevens dreigende implementatieachterstanden genoemd. Vervolgens volgt een opsomming van de ingebrekestellingprocedures die de Europese Commissie tegen Nederland is gestart als gevolg van niet-tijdige implementatie. Mede op verzoek van uw Kamer zijn ook de lopende infracties wegens (vermeende) onjuiste implementatie in het overzicht ingebrekestellingen per departement opgenomen2.

Huidige achterstand

De achterstand per 1 april 2017 bedraagt 6 richtlijnen tegenover 10 in het vorige kwartaal. In het eerste kwartaal van 2017 zijn er 5 achterstallige richtlijnen geïmplementeerd. Tegelijkertijd is er dit kwartaal 1 nieuwe richtlijn in overschrijding bijgekomen.

De 6 achterstallige richtlijnen zijn aan de volgende ministeries toegedeeld: FIN (2) en EZ (1), IenM (1), SZW (1) en V&J (1).

De overschrijding van de implementatiedatum varieert sterk, van 133 tot 455 dagen. Een exacte aanduiding van de overschrijding per richtlijn is te vinden op de laatste pagina van bijgevoegd kwartaaloverzicht.

Achterstanden en hun oorzaken

Wat betreft de oorzaken voor de implementatieachterstand ultimo eerste kwartaal speelt een aantal factoren een rol. Deze factoren worden hieronder per ministerie toegelicht.

EZ

Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid; uiterste implementatiedatum 1 januari 2016.

Implementatie geschiedt hoofdzakelijk door wijziging van de Telecommunicatiewet en van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netwerken. Verder worden het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten, de Regeling informatie-uitwisseling ondergrondse netten, het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken, de Regeling gegevensverstrekking medegebruik omroepzendernetwerken en het Bouwbesluit 2012 gewijzigd. De Telecommunicatiewet kent al verplichtingen tot medegebruik van infrastructuur van telecommunicatienetwerken, zoals antenne-opstelpunten (artikel 3.24 Tw) en voorzieningen waarop de gedoogplicht van toepassing is (artikel 5.12, eerste lid, Tw). De richtlijn ziet echter op het efficiënter aanleggen van breedbandnetwerken (zoals glasvezel) doordat bij de aanleg daarvan ook gebruik gemaakt mag worden van de infrastructuur van andere netwerken, zoals leidingstroken in havengebieden en hoogspanningsmasten van elektriciteitsnetwerken. In Nederland is reeds 97% van de burgers en 91% van de bedrijven aangesloten op een breedbandnetwerk. Gezien het grote aantal netwerk-sectoren en regelgevingskaders dat hierbij betrokken is, is de implementatietermijn van 18 maanden te kort om een wetsvoorstel op te stellen dat recht doet aan alle betrokken belangen. Zeker gezien de mate waarin Nederland reeds is voorzien van breedbandaansluitingen moet worden voorkomen dat deze implementatie leidt tot onnodige lasten voor de betrokken netbeheerders.

Het wetsvoorstel is begin februari jl. aan de Raad van State voorgelegd. Naar verwachting zal de implementatie zomer 2017 zijn voltooid.

De Minister van Economische Zaken heeft uw kamer hierover ook geïnformeerd, Kamerstuk 33 613, nr. 7.

FIN

Uitvoeringsrichtlijn 2015/2392/EU van de Commissie van 17 december 2015 bij Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de melding van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten. Uiterste implementatiedatum 3 juli 2016.

De richtlijn betreft nadere uitwerking van artikel 32 van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014, L 173) (verordening marktmisbruik). Voornoemd artikel legt aan lidstaten de plicht op om te zorgen dat de bevoegde autoriteiten doeltreffende mechanismen instellen om het melden van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op de verordening marktmisbruik aan de bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. De uitvoeringsrichtlijn vult deze plicht nader in en bevat daartoe bepalingen omtrent de wijze van registratie van meldingen en het waarborgen van de privacy van personen die een potentiële inbreuk gemeld hebben.

De Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik is 11 augustus 2016 in werking getreden (Stb. 2016, nr. 297). Vanwege vertraging in het wetgevingsproces is prioriteit gegeven aan het wetsvoorstel en is het niet gelukt om tijdig de uitvoeringsrichtlijn te implementeren. De reden van de vertraging is vooral gelegen in de herziening van het boetestelsel en van het regime voor openbaarmaking van bestuurlijke sancties van de Wet op het financieel toezicht. De verordening marktmisbruik is aangegrepen om het boetestelsel en openbaarmakingsregime in lijn te brengen met Europese ontwikkelingen op dit vlak en toekomstbestendig te maken. Het betreft ingrijpende wijzigingen en heeft tot uitvoerige discussie geleid met stakeholders. De zorgvuldigheid die is betracht om tot een gedragen herziening te komen, heeft gezorgd voor vertraging in het wetgevingsproces.

Implementatie van de uitvoeringsrichtlijn zal plaatsvinden middels de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft. Naar verwachting zal de implementatie uiterlijk voorjaar 2017 zijn afgerond. Overigens voldoen de procedures die de AFM heeft geïmplementeerd wat betreft het melden van inbreuken grotendeels reeds aan de uitvoeringsrichtlijn.

Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties. Uiterste implementatiedatum 18 september 2016.

De richtlijn heeft tot doel de vergelijkbaarheid van tarieven met betrekking tot betaaldiensten voor consumenten te verbeteren, het voor consumenten gemakkelijker te maken om over te stappen naar een andere betaalrekening en de toegankelijkheid van betaaldiensten voor consumenten te verbeteren. De implementatie van de richtlijn vindt plaats door aanpassing van de Wet op het financieel toezicht voor wat betreft de wettelijke verankering van het in de richtlijn vastgelegde recht op toegang tot een basisbetaalrekening en de regeling van de beschikbaarheid van een vergelijkingswebsite, waarop de belangrijkste diensten verbonden aan een betaalrekening bij verschillende aanbieders kunnen worden vergeleken. De Implementatiewet toegang basisbetaalrekening is op 11 november 2016 in werking getreden. Daarmee is de implementatie van de hierin geregelde onderdelen van de richtlijn gerealiseerd.

Daarnaast vindt implementatie plaats door aanpassing van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de in de richtlijn voorgeschreven informatieverplichtingen voor financiële ondernemingen ten behoeve van consumenten over de (tarieven van de) aan een betaalrekening verbonden diensten en in verband met de verplichting betreffende een overstapdienst. Verder wordt het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector aangepast. Beide algemene maatregelen van bestuur worden aangepast in het Implementatiebesluit betaalrekeningenrichtlijn. Dit ontwerpbesluit is op 31 maart jl. in de MR behandeld en vervolgens ter advisering voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Naar verwachting zal het implementatieproces in het voorjaar van 2017 worden afgerond. Overigens is in Nederland reeds enige jaren een overstapdienst operationeel. De Europese Commissie heeft echter vanwege overschrijding van de implementatietermijn op 24 november 2016 een inbreukprocedure tegen Nederland ingeleid.

IenM

Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Uiterste implementatiedatum 18 november 2016.

Richtlijn 2014/94/EU heeft tot doel de (schone) energiezekerheid voor het transport te stimuleren en de nadelige milieugevolgen van het gebruik van de huidige fossiele brandstoffen terug te dringen. Bij brief van 27 februari 2017 heeft u onlangs het Beleidskader infrastructuur alternatieve brandstoffen ontvangen (Kamerstuk 30 196, nr. 356). Het beleidskader biedt een overzicht van de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (elektriciteit, waterstof, CNG en LNG) voor vervoer. In het beleidskader staan onder meer de nationale streefcijfers voor de benodigde infrastructuur en de maatregelen om de markt voor alternatieve brandstoffen (verder) te ontwikkelen.

Het voorbereiden van een wettelijke regeling voor de implementatie van onder meer de technische specificaties voor de infrastructuur, die met ingang van 18 november 2017 verplicht worden, heeft meer tijd gekost dan was voorzien. Dit heeft onder meer te maken met de brede reikwijdte van de richtlijn. De richtlijn combineert meerdere doelstellingen en onderwerpen op het gebied van klimaat, energiepolitiek, productharmonisatie, elektrisch rijden en milieuveiligheid. Deze doelstellingen en onderwerpen zijn in uiteenlopende wetgevingscomplexen verankerd waarvoor meerdere ministeries en instanties verantwoordelijk zijn. De te implementeren regels zijn uiteindelijk in een zelfstandig Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen (AMvB) en een ministeriële regeling geïntegreerd. De implementatie nadert thans het punt van afronding.

Het besluit gaat in verband met de demissionaire status van het kabinet binnenkort nogmaals langs de ministerraad. De planning is dat het begin mei 2017 wordt gepubliceerd. Het besluit kan dan na een periode van nahang van vier weken bij beide Kamers tezamen met de ministeriële regeling begin juni 2017 in werking treden.

SZW

Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider. Uiterste implementatiedatum 30 september 2016.

Richtlijn 2014/36/EU heeft tot doel om de bescherming van seizoenarbeiders te vergroten, en de voorwaarden voor toelating en verblijf van seizoenarbeiders uit derde landen te harmoniseren. De implementatie geschiedt door wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000. De implementatiedatum was 30 september 2016. De implementatie duurt langer dan voorzien, onder meer omdat eerst is onderzocht of de richtlijn door middel van een nul-quotum kon worden geïmplementeerd. Nu dit geen doorgang kon vinden, is wetswijziging noodzakelijk gebleken. Het wetsvoorstel is op 27 oktober 2016 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 34 590, nr. 2). De Tweede Kamer heeft op 1 december 2016 verslag uitgebracht (Kamerstuk 34 590, nr. 5). Het wetsvoorstel staat gepland voor behandeling in de Tweede Kamer in de eerste week van april 2017. De regering streeft ernaar dat het wetsvoorstel in de eerste helft van 2017 in werking kan treden

V&J

Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ; uiterste implementatiedatum 16 november 2015.

Deze richtlijn raakt het hele strafprocesrecht en de uitvoeringspraktijk in den brede. Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor (keten)partners die met slachtoffers in aanraking komen, zoals de politie, het OM, de rechtspraak en Slachtofferhulp Nederland, omdat zij in de dagelijkse praktijk zorg dienen te dragen voor de realisatie van de door de richtlijn beoogde slachtofferbescherming. Daarom heeft voorbereiding van de wet- en regelgeving en de implementatie in nauw overleg met de partners plaatsgevonden, hetgeen extra tijd heeft gekost.

De wet van 8 maart 2017, houdende implementatie van richtlijn nr. 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315) (Stb. 2017, nr. 90) en het Besluit van 24 augustus 2016, houdende regels voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (Besluit slachtoffers van strafbare feiten) (Stb. 2016, nr. 310) zijn in werking getreden met ingang van 1 april 2017. Daarmee is de richtlijn volledig geïmplementeerd.

Dreigende overschrijding

FIN

Richtlijn (EU) 2016/881 van de Raad van 25 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied. Uiterste implementatiedatum 4 juni 2017.

Richtlijn (EU) 2016/881 breidt de reikwijdte van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen in Richtlijn 2011/16/EU3 uit met de verstrekking van zogenoemde landenrapporten. Daarnaast schrijft Richtlijn (EU) 2016/881 voor dat een landenrapport moet worden opgesteld en welke informatie daarin moet worden opgenomen en regelt daarmee dat dezelfde soort informatie tijdig wordt ingezameld en ter beschikking wordt gesteld van de belastingdiensten van de lidstaten waar de multinationale groep actief is. Bij de vaststelling van de regels met betrekking tot het landenrapport in Richtlijn (EU) 2016/881 is rekening gehouden met de OESO-standaard over country-by-country reporting die is opgesteld in het kader van het project Base Erosion and Profit Shifting (BEPS-project) van de OESO. Op basis van Richtlijn (EU) 2016/881 moet een multinationale groep met € 750 miljoen of meer aan geconsolideerde groepsopbrengsten jaarlijks geaggregeerde inlichtingen verstrekken voor elke staat waarin de multinationale groep actief is. De multinationale groep stuurt het landenrapport, als hoofdregel, naar de belastingdienst van het land waar de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd. Deze belastingdienst stuurt het landenrapport vervolgens automatisch aan de andere (deelnemende) belastingdiensten van landen waarin de multinationale groep actief is. Met behulp van het landenrapport4 kunnen belastingdiensten de risicoselectie voor verrekenprijzen efficiënter uitvoeren.

Nederland heeft de OESO-standaard over country-by-country reporting voor multinationale groepen geïmplementeerd per 1 januari 2016 door middel van Overige fiscale maatregelen 2016. Richtlijn (EU) 2016/881 sluit grotendeels aan bij deze OESO-standaard. Op enkele punten vult Richtlijn (EU) 2016/881 de OESO-standaard aan. Deze punten worden, in aanvulling op Overige fiscale maatregelen 2016, geïmplementeerd door middel van het aanhangige wetsvoorstel Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten. Naar verwachting zal de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/881 voor 5 juni 2017 zijn afgerond, waardoor de bepalingen tijdig in werking zullen treden.

Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie. Uiterste implementatiedatum 26 juni 2017.

Op 20 mei 2015 is in Europa de vierde anti-witwasrichtlijn aangenomen. Deze richtlijn is de vierde richtlijn waarmee op Europees niveau regels zijn gesteld ter voorkoming dat het financieel stelsel wordt gebruikt voor witwassen of financieren van terrorisme.

In de zomer van 2016 is een conceptwetsvoorstel ter implementatie van deze richtlijn geconsulteerd. Voorts is gewerkt aan een separaat implementatiewetsvoorstel met betrekking tot de bepalingen uit deze richtlijn die betrekking hebben op de verplichting tot het oprichten van een register van uiteindelijk belanghebbenden (ultimate beneficial owner, UBO). De openbare consultatie van dit wetsvoorstel is recent gestart.

In juli 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gepresenteerd dat strekt tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn. Dit wijzigingsvoorstel volgt onder meer op het Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering5 en de publicaties naar aanleiding van de Panama Papers. Sinds juli 2016 is onder leiding van het voorzitterschap in hoog tempo onderhandeld over dit wijzigingsvoorstel, hetgeen geresulteerd heeft in overeenstemming tussen de lidstaten over een compromistekst6. Thans wordt met het Europees Parlement verder onderhandeld over een uiteindelijke tekst. Nederland neemt in deze onderhandelingen een actieve en constructieve houding aan, ten einde een snelle voortgang van het onderhandelingsproces te bevorderen.

Naar een voortvarend vervolg van de beide wetgevingstrajecten ter implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn wordt nog steeds gestreefd. Het wetsvoorstel ter implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn wordt, na advisering door de Raad van State, naar verwachting in de eerste helft van 2017 aan de Tweede Kamer toegezonden. Het wetsvoorstel met betrekking tot het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register) zal daar op volgen. De wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn, waarover thans wordt onderhandeld, zullen voorts door middel van een separaat wetsvoorstel in nationale wet- en regelgeving worden geïmplementeerd.

I&M

Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG. Uiterste implementatiedatum 20 mei 2017.

Als gevolg van het verwerpen in december 2016 van het bij koninklijke boodschap van 27 januari 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een kentekenplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines en daardoor voortbewogen aanhangwagens alsmede het niet meer toelaten tot het verkeer van nieuwe motorrijtuigen met beperkte snelheid (Kamerstuk 34 397) door de Tweede Kamer is de voor volledige implementatie van de richtlijn noodzakelijke wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 niet meer tijdig te realiseren.

De verplichting uit de richtlijn om landbouw- en bosbouwtrekkers met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h onder de APK-plicht te laten vallen zal niet tijdig geïmplementeerd kunnen worden.

De voor de implementatie van de overige onderdelen van de richtlijn noodzakelijke wijzigingen van regelgeving zullen in overeenstemming met de richtlijn uiterlijk 20 mei 2017 vastgesteld en gepubliceerd zijn en met ingang van 20 mei 2018 in werking treden.

V&J

Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken. Uiterste implementatiedatum 22 mei 2017.

Bij de implementatie van de richtlijn is vertraging ontstaan doordat financiële dekking voor het wetsvoorstel gevonden moest worden. Het voorstel is op 21 november 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden en wacht op plenaire behandeling. De implementatie zal daardoor niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd worden.

Ingebrekestellingen wegens te late implementatie

In het eerste kwartaal van 2017 heeft de Europese Commissie Nederland voor drie te laat geïmplementeerde richtlijnen in gebreke gesteld, te weten:

  • IenM in zaak 2017/0159 over richtlijn 2014/94 (infrastructuur alternatieve brandstoffen);

  • VenJ in zaak 2017/0157 over richtlijn 2014/104 (schadevordering wegens inbreuken op het mededingingsrecht) en

  • VenJ in zaak 2017/0158 over richtlijn 2014/95 (informatie over diversiteit ondernemingen/groepen).

  • De richtlijnen van VenJ zijn beide inmiddels volledig geïmplementeerd.

  • De Europese Commissie heeft in het eerste kwartaal 2017 twee zaken wegens te late implementatie geseponeerd:

  • IenM in zaak 2015/0321 over richtlijn 2012/34 (instelling één Europese spoorwegruimte) en

  • OCW in zaak 2016/0217 over richtlijn 2013/55 (erkenning beroepskwalificaties).

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PbEU 2011, L 64).

X Noot
4

Het bij koninklijke boodschap van 16 januari 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 houdende aanvullende regels in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten (Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten) (Kamerstuk 34 651).

X Noot
5

Het Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering is onder Nederlands voorzitterschap in Raadsconclusies van 12 februari 2016 verwelkomd door alle lidstaten.

X Noot
6

Op 20 december 2016 heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers het onderhandelingsstandpunt bepaald ten aanzien van dit richtlijnvoorstel en het inkomend voorzitterschap namens de Raad verzocht om besprekingen met het Europees Parlement te starten.

Naar boven