nr. 94
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2003
Op 28 november 2002 vond een Algemeen Overleg plaats tussen de Vaste Kamercommissie
voor Verkeer en Waterstaat en de Minister van Verkeer en Waterstaat inzake
de voornemens van NS om per 31 december 2002 na kassasluiting en per 1 juli
2003 de tarieven te verhogen. In dat AO is Kamerbreed aangegeven dat een dergelijke
dubbele tariefstijging in 2003 niet wenselijk is. Ik verwijs hierbij tevens
naar de aangenomen motie Dijksma c.s. (TK 28 600-XII, nr. 25, herdruk).
Op basis van het Overgangscontract II (OC II) is de Minister van Verkeer
en Waterstaat de privaatrechtelijke contractpartner van NS Reizigers B.V..
In die hoedanigheid heb ik diverse keren overleg gevoerd met de president-directeur
van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, de heer Veenman en is er schriftelijk
over en weer tussen Verkeer en Waterstaat en de NS contact geweest.
Dit overleg en deze contacten hebben helaas niet het gewenste resultaat
te zien gegeven, in die zin dat NS heeft afgezien van haar voornemen om een
dubbele tariefstijging en per 31 december 2002 en per 1 juli 2003 door te
voeren.
NS is alleen bereid af te zien van de voorgenomen tariefstijging per 1
juli 2003 indien de Minister van Verkeer en Waterstaat voor het jaar 2003
afziet van de voorgenomen infraheffing (de vergoeding voor het gebruik van
het spoor).
Ik heb aan de NS aangegeven daartoe niet bereid te zijn. Ten eerste wist
de NS bij het ondertekenen van het OC II in 2000 welke jaarlijkse bijdrage
zij tot en met 2005 zou moeten betalen voor het gebruik van het spoor. Ten
tweede zou een verlaging van de «Tariefsregeling gebruiksvergoeding
2003» niet alleen betekenen dat NS Reizigers B.V. een lagere infraheffing
zou moeten betalen, maar dat een dergelijke maatregel ook doorwerkt naar andere
spoorvervoerders. Op deze wijze zou voor het jaar 2003 nog minder geld beschikbaar
zijn voor het onderhoud aan de railinfrastructuur, terwijl ik juist heb aangegeven
dat naar mijn mening meer financiën beschikbaar dienen te komen voor
het onderhoud van de railinfrastructuur.
Ik heb de NS gemeld dat het idee om de tariefverhoging van 1 juli 2003
te verplaatsen naar 14 december 2003, bij aanvang van de nieuwe dienstregeling,
op mijn instemming kan rekenen. Daarbij heb ik aangegeven dat ik er dan van
uit ga dat een dergelijke actie ieder jaar per 14 december geschiedt om te
voorkomen dat de wens van uw Kamer – om geen dubbele tariefstijging
in 2003 toe te staan – een jaar wordt verplaatst. Bovendien vind ik
een systematiek waarbij men later in het jaar op basis van de feitelijke inflatie
en kostenontwikkelingen de tarieven baseert beter dan de huidige praktijk,
waarbij dat wordt gebaseerd op verwachtingen.
Nu NS niet voornemens is af te zien van de genoemde dubbele tariefstijging
ben ik genoodzaakt de NS aan te spreken vanwege het feit dat NS haar contractuele
verplichtingen, voortvloeiende uit het OC II, niet nakomt. Ik heb daartoe
de NS een ingebrekestelling verzonden, inhoudende dat indien niet vóór
1 februari 2003 wordt afgezien van de voorgenomen prijsverhoging per 1 juli
2003, zo spoedig mogelijk na die datum aan NS een dagvaarding zal worden betekend.
De civiele rechter zal dan oordelen of de tariefstijging per 31 december 2002
na kassasluiting en de tariefstijging per 1 juli 2003 geoorloofd is.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
R. H. de Boer