18 106 Voortgang rivierdijkversterkingen

Nr. 222 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 november 2013

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 18 oktober 2013 over de 24e Voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 221).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 november 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De griffier van de commissie, Tijdnink

Vraag 1

Bestaat er een verband tussen het niet voldoen van de opdrachtnemer aan de contractuele voorwaarden bij het retentiebekken Lateraalkanaal-West en de aanbesteding van een nieuw contract om de bestaande kaden te laten voldoen aan de meest recente ontwerpeisen?

Antwoord 1

Nee, de werkzaamheden die door een nieuw contract worden aanbesteed zijn aanvullend op de eerder geplande en aanbestede werkzaamheden.

Vraag 2

Welke bedrag is met de aanbesteding van een aanvullend contract gemoeid om de bestaande kaden in het retentiebekken Lateraalkanaal-West te laten voldoen aan de meest recente ontwerpeisen?

Antwoord 2

Dit contract bevindt zich in de aanbestedingsprocedure. Informatie over de financiële omvang van de werkzaamheden kan derhalve niet openbaar worden gemaakt.

Vraag 3

Is de derde monitoringsrapportage over de leenfaciliteit van IenM aan het Consortium Grensmaas reeds afgerond?

Antwoord 3

Ja, de derde monitoringsrapportage over de leenfaciliteit is op 16 oktober 2013 afgerond.

Vraag 4

Wordt er naar verwachting in de komende tijd een beroep gedaan op deze leenfaciliteit?

Antwoord 4

In de derde monitoringsrapportage wordt aangegeven dat er o.b.v. de huidige aannames geen beroep op de leenfaciliteit wordt voorzien.

Vraag 5

Wat is de omvang (in geld) van de daling van de afzetvolumes in de zand- en grindmarkt ten gevolge van de financiële crisis?

Antwoord 5

Het is niet mogelijk om een (financiële) inschatting van deze omzetdaling te geven gelet op het feit dat het hier commercieel vertrouwelijke informatie betreft.

Vraag 6

Kunt u uitleggen waarom steeds meer kleine risico’s onder de categorie «diversen» worden gebracht, waardoor het aantal «diverse risico's» steeds groter wordt?

Antwoord 6

Met het voortschrijden van de tijd neemt de kans van optreden bij veel risico’s af. Naarmate het project vordert kunnen steeds meer restrisico’s in deze categorie terecht komen.

Vraag 7

Kunt u uitleggen waarom de mogelijke meerkosten in verband met eventuele planschade door de overheid uitgekeerd moet worden, en niet door de overheid op het Consortium Grensmaas verhaald kan gaan worden?

Antwoord 7

Bij de onderhandelingen in 2005 is door het Rijk met het Consortium Grensmaas in het kader van de onderlinge risicoverdeling afgesproken dat het Rijk het risico van de planschade, gekoppeld aan het Grensmaasplan, voor haar rekening zou nemen.

Vraag 8

Hoe groot is de kans dat de mogelijke extra kosten voor de verlegging van kabels en leidingen optreden doordat de «nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten Rijkswaterstaatwerken en spoorwegwerken 1999» niet van toepassing wordt verklaard voor zelfrealisatieprojecten?

Antwoord 8

Deze kans acht ik zeer klein. Tot op heden is de «nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten Rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999» (NKL-regeling) altijd toegepast bij de uitvoering van de zelfrealisatieprojecten. De meeste kabel- en leidingmaatregelen zijn inmiddels genomen of in uitvoering. Hierdoor neemt de kans van optreden van dit risico verder af.

Vraag 9

Kunt u uitleggen waarom de kans bestaat dat bij zelfrealisatieprojecten de «nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten Rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999» niet van toepassing zal worden verklaard? Over welke bedragen gaat het in dit geval?

Antwoord 9

De «nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten Rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999» wordt toegepast op zelfrealisatieprojecten, omdat die namens de overheid worden uitgevoerd. De kans bestaat dat dit een keer wordt aangevochten. Dit is het risico waarop in de risicoparagraaf van de voortgangsrapportage wordt gewezen. De mogelijke financiële omvang van dit risico is steeds beperkt tot een percentage van de verleggingkosten die nu voor rekening van de kabeleigenaar komen.

Vraag 10

Wat zijn de kosten die gepaard kunnen gaan met de risico’s ten aanzien van de marktontwikkelingen, grondverwerving (vergraven en niet-vergraven) en minder hinder?

Antwoord 10

De genoemde risico’s kunnen de business case van het betrokken zelfrealisatieproject nadelig beïnvloeden. De financiële gevolgen van deze risico’s kunnen niet (afzonderlijk) inzichtelijk gemaakt worden, omdat het commercieel gevoelige informatie betreft.

Naar boven