17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 525 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2015

Inleiding

Eind 2013 heeft mijn ambtsvoorganger de rijksbrede aanpak van fraude van het kabinet gepresenteerd1. Deze aanpak is neergelegd in een actieplan en bevat aanvullende maatregelen ter versterking en intensivering van de aanpak van fraude met publieke middelen. In het plan zijn gezamenlijke, meer departement-overstijgende projecten met acties neergelegd, waarbij sprake is van een nieuwe balans tussen vertrouwen, dienstverlening én fraudebestrijding.

Met deze brief doe ik graag de toezegging gestand om uw Kamer jaarlijks te rapporteren over de behaalde resultaten en de voortgang van de uitvoering van de aangekondigde maatregelen uit dit actieplan. Eind 2014 heeft uw Kamer de eerste voortgangsrapportage ontvangen2. Bij deze stuur ik uw Kamer de tweede voortgangrapportage, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Minister van Economische Zaken (EZ), de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Minister voor Wonen en Rijksdienst (W&R), de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Staatssecretaris van Financiën (Fin).

Hieronder worden allereerst de belangrijkste resultaten van de rijksbrede aanpak van fraude en van een drietal specifieke beleidsterreinen van afzonderlijke departementen (financiën, zorg en onderwijs) alsook enkele actualiteiten belicht. Vervolgens komen vier hoofdthema’s van de rijksbrede aanpak van fraude van 2015 aan bod, te weten: fraudebestendige wet- en regelgeving; de kaderwet gegevensuitwisseling binnen samenwerkingsverbanden; het project landelijke aanpak adreskwaliteit; en mogelijke frauderisico’s met rijkssubsidies. Daarna worden de voortgang en resultaten weergegeven op de overige lopende dan wel inmiddels afgeronde projecten van die aanpak, die sinds 2013 zijn gestart. Net als in de eerste voortgangsrapportage informeer ik uw Kamer eveneens over de laatste stand van zaken omtrent het overheidsbreed afpakken en terugvorderen van crimineel en anderszins onterecht verkregen vermogen alsmede bestuurlijke boetes. Ook wordt ingegaan op de aanpak van fraude, die is gericht op burgers en bedrijven, de zogenoemde horizontale fraude. Hierbij zij opgemerkt dat de preventieve, detectieve en repressieve maatregelen van de rijksbrede aanpak van fraude veelal ook horizontale fraude mede helpen voorkómen en bestrijden.

1. Twee jaar rijksbrede aanpak van fraude

Belangrijkste resultaten tot nu toe

Het kabinet heeft ook het afgelopen jaar goede vorderingen gemaakt bij het verder verstevigen van het beleid tegen fraude met overheidsgeld. Daarbij geldt nog steeds het uitgangspunt dat preventie van fraude, bijvoorbeeld door fraudebestendige wet- en regelgeving en goede voorlichting, voorop staat. Tegelijkertijd dient er hard en doeltreffend te worden opgetreden als regels en normen desondanks worden overschreden. Natuurlijk moet de reactie van de overheid in al die gevallen passend zijn bij de aard, ernst, omvang, omstandigheden en mate van verwijtbaarheid.

Mede door het actieplan is een sterke impuls gegeven aan het rijksbreed wegnemen van de gelegenheden om te frauderen, aan verbeterde detectie van fraude en aan de gerichte aanpak van fraudeurs. Zo is het bewustzijn ten aanzien van het toetsen op frauderisico’s bij nieuwe wet- en regelgeving toegenomen, hetgeen leidt tot fraudebestendiger wet- en regelgeving. In beter functionerende basisregistraties, met name de Basisregistratie Personen (BRP), is fors geïnvesteerd, onder meer door het project landelijke aanpak adreskwaliteit. Mogelijke risico’s op fraude met rijkssubsidies zijn geïdentificeerd en de komende periode worden vijf aanbevelingen met concrete maatregelen daaromtrent opgepakt door de departementen. Tevens zijn en worden maatregelen getroffen ter verbetering van de informatiepositie van en informatie-uitwisseling tussen overheidsdiensten, waaronder het opstellen van een kaderwet gegevensuitwisseling binnen samenwerkingsverbanden. De samenwerking tussen overheidsdiensten en private partijen, zoals banken en curatoren, is verbeterd. Een intensivering heeft plaatsgevonden ten aanzien van het voorkómen en bestrijden van een drietal «faciliterende»3 fraudefenomenen, te weten: faillissementsfraude, gefingeerde dienstbetrekkingen en identiteitsfraude. Eveneens wordt met meer slagkracht en integraal opgetreden tegen fraudeurs. Maatregelen op het gebied van het integraal afpakken, de subjectgerichte aanpak en het terughalen en terugvorderen uit het buitenland dragen hier in belangrijke mate aan bij.

Versterkte coördinatie

Het kabinet heeft in juni 2013 besloten tot de oprichting van een ministeriële commissie fraude, met als doel een verdere versterking en intensivering van de aanpak van fraude met publieke middelen. Zoals nader toegelicht in mijn brief aan uw Kamer van 21 november 20144, stelt deze stevige coördinatiestructuur, onder voorzitterschap van de Minister-President, het kabinet in staat om scherp te sturen op de samenhang en voortgang van het pakket van maatregelen uit het rijksbrede actieplan. Deze structuur voorziet nog steeds in de behoefte van het kabinet om op deze manier gezamenlijk te werken aan verbetering van het instrumentarium en de randvoorwaarden, die partijen in staat stellen om sneller en krachtiger samen te werken en op te treden. Ook op (hoog) ambtelijk niveau komen de betrokken ministeries en relevante uitvoerende diensten periodiek samen om de in dat kader opgestelde maatregelen te bespreken en af te stemmen. Het kabinet is van mening dat de afgelopen twee jaar veel voortgang is geboekt in de rijksbrede anti-fraudeaanpak. De fraudeproblematiek is evenwel complex en nog niet alle aangekondigde maatregelen zijn volledig uitgevoerd dan wel geïmplementeerd. Daarom zal deze coördinatiestructuur ook in 2016 worden voortgezet.

Resultaten op specifieke beleidsterreinen: financiën, zorg en onderwijs

Alvorens in te gaan op de hoofdthema’s van 2015 en de verdere uitvoering van het rijksbrede actieplan, is het goed om volledigheidshalve kort in te gaan op enkele belangrijke resultaten, die op een aantal specifieke beleidsterreinen van afzonderlijke departementen zijn geboekt. Hierover rapporteren de verantwoordelijke bewindslieden uitvoeriger zelf in hun eigen brieven en rapportages aan uw Kamer.

In 2015 zijn geen nieuwe (wettelijke) maatregelen getroffen bij Belastingdienst/Toeslagen. Wel is de handhaving verder doorontwikkeld. Hierbij is veel aandacht besteed aan preventie. Onder de werkwijze «makkelijk maken, het goed te doen» nemen fouten af. Verder worden misbruik en fraude steeds eerder gedetecteerd. Door data-analyses worden nieuwe risico's tijdig onderkend en kan snel worden gehandeld. Aanvullende maatregelen, zoals aanpassingen van het burgerportaal, het risicoclassificatiemodel en de risicogerichte-analyses zorgen er vervolgens voor dat meer barrières worden opgeworpen voor potentiële fraudeurs. In het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer over het Ministerie van Financiën is de fraudebestrijding bij de Belastingdienst/Toeslagen opgenomen als best practice 5.

Ook op het terrein van het tegengaan van onrechtmatigheden in de zorg heeft een verdere intensivering plaatsgevonden. Op 27 maart 2015 hebben de Minister en Staatssecretaris van VWS uw Kamer het programmaplan «Rechtmatige Zorg» toegestuurd6. Met dit programma investeren deze bewindspersonen samen met de zorgsector in een integrale aanpak van fouten en fraude bij betalingen in de zorg. Het afgelopen half jaar hebben VWS en de andere betrokken partijen, zoals zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten en handhavingspartners, verschillende ontwikkelingen in gang gezet om de samenwerking, preventie, controle en handhaving bij de aanpak van fouten en fraude in de zorg te versterken. Recent hebben voornoemde bewindslieden uw Kamer geïnformeerd over de eerste resultaten7. Om een integrale aanpak te realiseren is het allereerst van belang alle betrokkenen goed te informeren en hen te inspireren met goede voorbeelden. Dit jaar zijn diverse bijeenkomsten en congressen geweest om kennis met elkaar te maken en ervaringen te delen op het terrein van de aanpak van fraude en fouten in de zorg. Een voorbeeld daarvan is het congres rechtmatige zorg, dat plaatsvond op 1 oktober, waar meer dan 270 mensen uit de hele keten van rechtmatige zorg bijeenkwamen. Om ervoor te zorgen dat de inzet van partijen op het terrein van toezicht en handhaving op elkaar aansluit, worden afspraken gemaakt over de aanpak. Partijen werken hiervoor samen in de Taskforce Integriteit Zorgsector. Dit voorjaar is die samenwerking voor de komende jaren vastgelegd in een hernieuwd convenant. Gezamenlijk nemen de partijen verschillende maatregelen om de rechtmatigheid van de zorg te stimuleren. Om gemeenten te ondersteunen bij hun nieuwe verantwoordelijkheden ten aanzien van de rechtmatigheid in het gemeentelijk domein van de zorg is er onder meer een informatiepunt en expertteam bij de VNG ingericht. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft haar proces ten aanzien van het vaststellen van declaratieregels aangescherpt, waardoor fouten door onduidelijkheid in regelgeving meer kunnen worden voorkomen. Zorgverzekeraars hebben hun inspanningen op het gebied van controle en fraudebestrijding geïntensiveerd, zodat onrechtmatigheden beter en sneller worden gesignaleerd. Ten slotte is de capaciteit van bestuursrechtelijk toezicht en strafrechtelijke opsporing en vervolging structureel met € 12,4 mln. vergroot, zodat meer toezichttrajecten en opsporingsonderzoeken kunnen worden uitgevoerd. VWS blijft zich de komende jaren samen met betrokken partijen inzetten om de rechtmatigheid in de zorg verder te vergroten.

Door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn goede resultaten geboekt met de uitvoering van het actieplan intensivering handhaving studiefinanciering8. Extra maatregelen zijn getroffen om achterstallige studieschulden met meer kracht terug te vorderen op voormalige studenten, die in het buitenland verblijven. Hiermee zijn inmiddels belangrijke vorderingen gemaakt, inmiddels zijn 25.000 debiteuren gevonden die langer of korter uit beeld waren. Verder is een integrale controle uitgevoerd op de studerenden, die in 2014 een toekenning eenoudertoeslag hebben gehad. De onterecht verstrekte toekenningen zijn inmiddels stopgezet en zoveel als mogelijk met terugwerkende kracht gecorrigeerd. Voorts zijn de controles op meeneembare studiefinanciering en migrerende werknemers geïntensiveerd. Tevens neemt DUO extra maatregelen om de communicatie en de voorlichting verder te optimaliseren, zodat studenten beter weten wat de regels zijn. Daarnaast worden stappen gezet om met data-analyses bestaande en nieuwe risico’s slimmer en sneller te ontdekken.

Overige actualiteiten

De Algemene Rekenkamer heeft in de Staat van de rijksverantwoording 2014, als een van de twee focusonderwerpen, uitgebreid stilgestaan bij het thema fraudebestrijding. Bij brief van 4 mei 2015 ben ik ingegaan op de gedane aanbevelingen. De meest belangrijke aanbevelingen komen overigens hierna ook terug bij de hoofdthema’s van de rijksbrede aanpak van fraude 2015.

Ondanks deze voorbeelden van ingrepen en de verderop opgenomen resultaten uit het rijksbrede actieplan, blijft het kabinet alert op overige of nieuw opkomende frauderisico’s. In dit kader zijn het afgelopen jaar mogelijke risico’s op fraude met rijkssubsidies geïdentificeerd en met de betrokken ministeries onderzocht. Deze exercitie heeft geleid tot een vijftal aanbevelingen met concrete maatregelen, die de komende periode worden opgepakt. Dit wordt als een van de hoofdthema’s hieronder nader toegelicht.

Daarnaast heb ik tijdens het Algemeen Overleg strafrechtelijke onderwerpen van 4 november 2015 toegezegd om uw Kamer, in het licht van mijn brief van 2 juli 2015 over de Bulgarenfraudezaak9, te informeren over de mogelijkheid van het vervallen kunnen later verklaren van Nederlandse reisdocumenten. Bij deze doe ik deze toezegging gestand. In en na overleg met het Ministerie van BZK en het Openbaar Ministerie (OM) kan ik uw Kamer berichten dat het OM reeds over de mogelijkheid beschikt om onder bepaalde voorwaarden te verzoeken om vervallenverklaring van een Nederlands paspoort. Dit kan onder meer indien het gegronde vermoeden bestaat, dat een persoon die wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis is toegelaten, zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan vervolging dan wel tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken10. Concreet verzoekt het OM de Minister van BZK in zo’n geval de persoonsgegevens van de desbetreffende persoon op te nemen in het zogenaamde paspoortsignaleringsregister11. Op grond daarvan kan het Nederlandse paspoort worden ingehouden ter vervallenverklaring en eveneens een aanvraag van betrokkene om een nieuw Nederlands paspoort worden geweigerd. Het OM zal deze mogelijkheid extra onder de aandacht brengen binnen haar organisatie.

2. Hoofdthema’s rijksbrede aanpak van fraude 2015

Hieronder wordt ingegaan op de resultaten en voortgang op vier hoofdthema’s in 2015 van de rijksbrede aanpak van fraude. Het betreft de fraudebestendige wet- en regelgeving, de kaderwet gegevensuitwisseling binnen samenwerkingsverbanden, het project landelijke aanpak adreskwaliteit en het nader interdepartementaal onderzoek naar mogelijke frauderisico’s met rijkssubsidies.

Fraudebestendige wet- en regelgeving

De richtlijn fraudebestendige regelgeving is in juli 2014 door het kabinet ingevoerd. In deze richtlijn zijn afspraken neergelegd, die ervoor moeten zorgen dat wet- en regelgeving in het vervolg meer fraudebestendig is. De richtlijn is deels een bevestiging en aanscherping van bestaande werkwijzen, maar ook zijn enkele nieuwe afspraken toegevoegd, die zien op de beleidsvormende fase, de fase van formele toetsing en consultatie, en de fase waarin een regeling al in werking is getreden.

De richtlijn is geen strak keurslijf, maar biedt ministeries de ruimte het toetsen op de fraudebestendigheid van wetgevingsvoorstellen toe te spitsen op de specifieke context per ministerie. Maatwerk is hier van belang. Bij de ministeries van EZ en SZW is de toetsing op frauderisico’s een specifiek onderdeel geworden van een eigen uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets, die standaard al werd uitgevoerd. Bij de fiscale wetgeving is afstemming met en inbreng van de uitvoering, inclusief het signaleren van frauderisico’s, geborgd, onder meer door de sinds enige tijd toegepaste uitvoeringstoets nieuwe stijl. Het Ministerie van VWS werkt met een zelf ontwikkelde fraudetoets. Deze wordt breder ingezet dan is voorzien in de richtlijn van het kabinet, omdat ook ministeriële regelingen worden getoetst. Alle overige ministeries volgen de op fraudebestendigheid aangescherpte uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets uit het verplichte Integraal Afwegingskader voor wetgevingsjuristen en beleidsmakers.

In de afgelopen periode zijn verschillende voorstellen aangepast nadat in ontwerpwetteksten mogelijke frauderisico’s werden gesignaleerd. Zo heeft bijvoorbeeld het Ministerie van EZ het bereik verkleind van de subsidieregeling ten behoeve van energiebesparing en duurzame energie bij sportaccommodaties. Het Ministerie van VWS heeft de weigeringsgronden in het kader van het persoonsgebonden budget aangevuld. Binnen het BZK-domein doen de meeste frauderisico’s zich voor op het gebied van de identiteitsinfrastructuur, wat heeft geleid tot extra beleidsmatige aandacht voor fraude aspecten rond de BRP en de (nieuwe) Wet digitale overheid.

Gelet op bovenstaande is het kabinet van mening dat het bewustzijn ten aanzien van het toetsen op frauderisico’s bij nieuwe wet- en regelgeving is toegenomen. Het is van belang dat deze ingeslagen weg uitmondt in duurzame naleving van de uitgangspunten van de richtlijn en de concrete toepassing ervan. Daar zijn en blijven de departementen zelf primair voor verantwoordelijk. Het Ministerie van VenJ ziet er in het kader van de wetgevingskwaliteitstoets op toe dat de fraudetoets plaatsvindt.

Kaderwet gegevensuitwisseling binnen samenwerkingsverbanden

Een van de maatregelen uit het actieplan was het uitvoeren van een verkenning naar een kaderwet voor de gegevensuitwisseling op het terrein van fraudebestrijding. Deze verkenning diende een antwoord te geven op de vraag of zo’n kaderwet generieke knelpunten met betrekking tot de gegevensuitwisseling in bestaande wetgeving kan oplossen in plaats van het aanbrengen van afzonderlijke wijzigingen in specifieke wetten. Op 19 december 2014 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer deze verkenning toegezonden met daarbij de reactie van het kabinet12. Uit die verkenning blijkt dat zich bij de gegevensuitwisseling binnen samenwerkingsverbanden knelpunten voordoen in relatie tot onder meer de juridische status van samenwerkingsverbanden, de uitwisseling met private partijen, de verstrekking van gegevens aan en door de politie en het OM, alsmede het uitvoeren van geavanceerde data-analyses op basis van bronnen die onder verschillende wettelijke regimes vallen.

In het Algemeen Overleg van 8 april 2015 over de rijksbrede aanpak van fraude is de verkenning met uw Kamer besproken (Kamerstuk 17 050, nr. 505). Daarbij kwamen verschillende vragen en aandachtspunten naar voren, die diverse Kamerfracties graag geadresseerd zien in (de toelichting bij) het wetsvoorstel. Deze aspecten zullen worden meegenomen bij de voorbereiding van het wetsvoorstel, die thans in volle gang is. Een breed samengestelde interdepartementale werkgroep is daarmee gestart. De brede samenstelling vormt een weerspiegeling van het complexe karakter van de knelpunten waarvoor de voorgenomen wetgeving uitkomst moet brengen. Dit houdt mede verband met het in de kabinetsreactie uitgesproken voornemen de op te stellen wetgeving een bredere reikwijdte te geven dan fraudebestrijding. Ik streef ernaar om aan het eind van de eerste helft van 2016 een wetsvoorstel in consultatie te brengen. Bij de uitwerking van het wetsvoorstel wordt terdege rekening gehouden met een juiste balans tussen betere mogelijkheden van gegevensuitwisseling en gegevensbescherming.

Project landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA)

In dit project wordt de risicogerichte aanpak van adresfraude breed ingezet. Uit een business case van de Minister van BZK van eind 2014 blijkt dat een dergelijke aanpak lonend is. Het kabinet heeft daarom besloten aan de business case uitvoering te geven.

In 2015 is met de risicogerichte aanpak begonnen na eerdere proeven in de voorafgaande jaren. De kern is verbeterde samenwerking tussen (landelijke) overheidsorganen en gemeenten13. Zij vormen de stakeholders en faciliteren de opsporing van adres- en adresgerelateerde fraude. Op die manier neemt de doeltreffendheid van huisbezoeken door gemeenten verder toe, wordt de kwaliteit van de BRP verhoogd en kunnen de verschillende overheidsdiensten op basis van verbeterde adresgegevens in de BRP in meer gevallen overgaan tot het stopzetten van onterechte uitkeringen of toeslagen en vaker openstaande vorderingen of boetes innen.

In de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) werken de Belastingdienst, de Inspectie SZW (I-SZW), het UWV, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de gemeenten, het OM en de Nationale Politie samen in de bestrijding van fraude met belastingen, toeslagen en uitkeringen en van illegale tewerkstelling. Aangezien de LSI de aanpak van adresfraude ook tot speerpunt heeft gekozen, hebben de Stuurgroep LAA en de LSI in 2015 besloten om samen te werken. Deze samenwerking houdt in dat, binnen de daarvoor bij de LSI-partijen beschikbare capaciteit, signalen van mogelijk onjuiste inschrijving in de BRP uit het project LAA, in interventieteamprojecten zullen worden onderzocht. Daartoe zullen deze signalen door de in de LSI samenwerkende organisaties worden gerelateerd aan verstrekte uitkeringen, toeslagen en voorzieningen.

De bereikte resultaten tot dusver zijn bemoedigend. Geconstateerde belemmeringen om gegevens te delen blijken in de praktijk tot nu toe te overkomen. De participatiegraad van gemeenten is hoog, 160 gemeenten nemen dit jaar deel aan het project. Gemeenten hebben in de periode van april tot en met oktober 2015 4.897 huisbezoeken uitgevoerd. De verwachting is dat het er eind december 6.500 zullen zijn en eind maart 2016 tenminste 10.000. Eind oktober waren op 1.829 adressen incorrecte registraties vastgesteld. Dat betekent dat bij 38% van de onderzochte adressen een verschil tussen de ingeschreven personen en de personen die daar feitelijk wonen is geconstateerd. Naar verwachting zal dit percentage in maart 2016 liggen tussen de 40% en 50%. Vorig jaar was dit percentage nog 30%. Andere positieve resultaten zijn een stijging van het aantal terugmeldingen op de BRP met 6% in de eerste helft van 2015 en een daling van het aantal personen dat geregistreerd staat als «vertrokken onbekend waarheen» in de BRP met 50.000 in de periode 1 januari 2014 tot en met medio 201514.

Op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar is, zijn de berekende baten op basis van de formules van de business case aangevuld met cijfers van de betreffende regeling voor zover bekend. Tot en met oktober 2015 komt deze berekening uit op € 7,1 mln. geschatte baten. Het is de verwachting dat in het eerste jaar de baten de kosten van € 9,7 mln. zullen dekken. Begin 2016 wordt een evaluatie uitgevoerd. Mede op basis van de tot dan toe berekende en behaalde baten kan dan besloten worden tot een structurele, brede invoering van deze aanpak.

Mogelijke frauderisico’s met rijkssubsidies

In de voortgangsrapportage van eind 2014 is gemeld dat mogelijke risico’s op fraude met overheidssubsidies de komende periode scherper in beeld worden gebracht. In dat licht is, in vervolg op een door het OM en de bijzondere opsporingsdiensten opgestelde verkennende fenomeenanalyse, nader interdepartementaal onderzoek verricht naar mogelijke frauderisico’s met rijkssubsidies. Dit rapport treft uw Kamer bijgevoegd aan15.

Uit dit nader onderzoek blijkt dat er afdoende wet- en regelgeving is met betrekking tot het voorkómen en bestrijden van mogelijk misbruik en fraude met subsidieverstrekkingen door het Rijk. Daarnaast zijn bijbehorende (werk)processen en beoordelings- en controlemechanismen door de departementen ingericht om frauderisico’s zoveel mogelijk af te dichten. Dit neemt evenwel niet weg dat vijf van de zeven mogelijke risico’s in het proces van subsidieverlening door departementen in vergelijkbare mate worden her- en erkend door de departementen.

Gelet hierop zijn vijf aanbevelingen gedaan ter verbetering van het subsidieverleningsproces bij departementen. De aanbevelingen hebben betrekking op de volgende zaken.

  • 1. Beter uitleg geven over twee bestaande bestuurlijke handhavings-instrumenten.

  • 2. Meer uitsluiten van politieke en ambtelijke toezeggingen zonder financieel, beleidsinhoudelijk en procesmatig voorbehoud.

  • 3. Blijvend aandacht vragen voor (het belang en de praktische toepassing van alsook het inroepen van hulp bij) het opstellen van risicoanalyses.

  • 4. Verbeteren informatie-uitwisseling tussen (beleids)directies en tussen departementen en met derden.

  • 5. Beter benutten bestaande mogelijkheden van check op subsidieaanvragers.

Elke aanbeveling bevat vervolgens concrete maatregelen, die door de departementen worden opgepakt. Het voornaamste doel hiervan is om de preventie van fraude met rijkssubsidies te versterken door het fraudebewustzijn bij departementen te vergroten. Dit geschiedt onder meer door middel van eerdere en actievere gebruikmaking van kennis en expertise op het gebied van frauderisico’s en -analyses, die aanwezig is zowel binnen als buiten het departement, bijvoorbeeld bij de directies Financieel Economische Zaken, het OM, de bijzondere opsporingsdiensten en de Auditdienst Rijk. Tevens worden reeds bestaande instrumenten, zoals bestuurlijke handhavingsmiddelen, departementale registers waarin misbruik en fraude worden vermeld en controlemogelijkheden op subsidieaanvragers, meer onder de aandacht gebracht en beter benut. Ten aanzien van de controlemogelijkheden gaat het in het bijzonder om de real-time inzage van het uittreksel van de Kamer van Koophandel en de aldaar gedeponeerde jaarrekeningen en de mogelijkheden van toepassing die de Wet Bibob biedt.

Wat betreft de bestuurlijke handhavingsmiddelen gaan departementen meer nadruk leggen op het bestaan van de mogelijkheid om in bepaalde gevallen een bestuurlijke boete op te kunnen leggen16 en een subsidie te kunnen weigeren, na eerder geconstateerd misbruik c.q. een fraudeur tijdelijk uit te sluiten van subsidieverlening. Dit laatste betreft niet alleen subsidieontvangers; een vergelijkbare aanpak kan gevolgd worden voor frauderende intermediairs. Deze kunnen worden uitgesloten om nog langer als zodanig te kunnen optreden. Het huidige wettelijke instrumentarium, zoals neergelegd in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (subsidieontvangers) en artikel 2:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (intermediairs) biedt hiervoor reeds voldoende mogelijkheden. De praktische toepasbaarheid van dit bestuursrechtelijk instrumentarium kan bovendien worden vergroot door toepassing van een aantal eerder genoemde instrumenten, zoals de Wet Bibob en vermelding in departementale registers voor misbruik en fraude. Mocht dit niet leiden tot effectievere toepassing van dit bestaande instrumentarium, dan kunnen andere maatregelen worden overwogen, waaronder het opstellen van beleidsregels of verdergaand, aanpassing van wet- en regelgeving.

Concreet zullen de directies Financieel Economische Zaken van alle departementen zorgen, voor zover niet reeds is geschied, dat voornoemde zaken duidelijker worden opgenomen in de departementale werkinstructies of checklists over het proces van subsidieverlening, de model beschikkingen en/of de werkdossiers voor de bewindslieden. Ook gaan zij minimaal halfjaarlijks bijeenkomsten organiseren voor beleidsmedewerkers, financieel controllers en juristen. Daarin worden (de ontwikkelingen op) de wet- en regelgeving inclusief het beleid, de procedures en instrumenten omtrent het voorkómen van misbruik en fraude van subsidieverstrekkingen meer onder de aandacht gebracht. Bij de Dienst Uitvoering Subsidies Instellingen, een operationeel samenwerkingsverband tussen vooralsnog de ministeries van VWS, SZW en OCW wordt een meldpunt opgericht, zodat derden vermoedens van misbruik en fraude met een rijkssubsidie ook aldaar, naast de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, makkelijk kunnen doorgeven.

Aanvullend op bovenstaande zal het Ministerie van Financiën in de rijksbrede leidraad voor het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik bij rijkssubsidies de mogelijkheid toevoegen van het opleggen van een bestuurlijke boete. Ook gaat dit ministerie onderzoeken op welke wijze, met inachtneming van relevante privacywetgeving, de informatie op de departementale registers waarin misbruik en fraude worden vermeld op zorgvuldige wijze tussen departementen kan worden uitgewisseld. Voorts wordt duidelijker aangegeven of en zo ja in welke vorm risicoanalyses moeten worden opgesteld bij subsidies die niet op grond van een subsidieregeling, maar bijvoorbeeld op grond van de begrotingswet, worden verstrekt. Dit wordt meegenomen bij de mogelijke aanpassing van het Uniform Subsidie Kader.

3. Stand van zaken overige projecten rijksbrede aanpak van fraude

Hieronder volgt een overzicht van de resultaten en de voortgang van de overige maatregelen van het rijksbrede actieplan. Deze zien op beter functionerende basisregistraties en een verbeterde informatiepositie, de intensivering van de bestrijding van een drietal faciliterende fraudefenomenen, te weten faillissementsfraude, gefingeerde dienstbetrekkingen en identiteitsfraude en een meer gerichte en integrale aanpak van fraudeurs.

Anti-fraude project BRP

Dé overkoepelende doelstelling van dit project is het voorkómen en verhinderen van fraude met overheidsvoorzieningen als gevolg van onjuiste adresgegevens in de BRP. Deze doelstelling wordt op verschillende manieren gerealiseerd.

Verbeteren van het terugmelden door overheidsorganisaties op de BRP is van groot belang. Met afnemers en gemeenten zijn de belemmeringen geïdentificeerd bij het proces van terugmelden. Interne organisatorische factoren, onduidelijkheid over de aanleiding om terug te melden en de communicatie tussen gemeenten en afnemers spelen hierbij een rol. In 2015 is een plan van aanpak opgesteld om de belemmeringen weg te nemen. De implementatie van de maatregelen is voorzien voor 2016. Daarbij worden ook dwarsverbanden gelegd met andere BZK-trajecten, zoals het eerder vermelde project LAA en de pilot gekwalificeerd terugmelden17, die eind 2015 is afgerond.

De tweede invalshoek vormt de aanpak van frauduleuze adresaanbieders. Op internet worden tegen betaling woonadressen aangeboden waar mensen kunnen gaan wonen zonder zich in te schrijven in de BRP of andersom. In 2014 en tot halverwege 2015 zijn dergelijke adressen handmatig opgespoord. Daarmee zijn 151 advertenties verwijderd. Sinds de tweede helft van 2015 worden deze adressen met behulp van een webcrawler opgespoord. Meer en snellere opsporing van adresaanbieders wordt hiermee mogelijk. Aanbieders van websites reageren doorgaans positief op een verzoek om dergelijke advertenties te verwijderen.

De derde invalshoek betreft ingeschreven personen van wie de verblijfplaats niet bekend is, ook wel aangeduid als Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW). Een deel van deze VOW-populatie wil bewust onder de radar blijven, bijvoorbeeld vanwege schulden bij de overheid. In vervolg op een afgerond onderzoek naar mogelijkheden om deze debiteuren te vinden wordt nu verkend of een pilot mogelijk is om het adressenbestand van een private partij te vergelijken met BRP-gegevens, teneinde alsnog een adresgegeven te verkrijgen.

De alertheid van gemeenten op fraude is getoetst in gesprekken over adresfraude met ruim honderd gemeenten. Ook werden in deze gesprekken en in algemene bijeenkomsten met gemeenten gerichte adviezen gegeven aan de gemeenten om adresfraude te bestrijden. De resultaten van de overleggen met gemeenten zijn gebundeld in de publicatie «Samen sterk tegen adresfraude»18.

De onderzoeken die plaats dienden te vinden in dit project zijn nu zo goed als afgerond. Het accent ligt nu op het starten en voortzetten van pilots en maatregelen te implementeren, die uit de onderzoeken voortvloeien.

Centraal aandeelhoudersregister (CAHR)

Het kunnen blootleggen van het handelen en het vermogen van een fraudeur vraagt om een betere informatiepositie voor toezichthouders en opsporingsdiensten. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de effectieve bestrijding van financieel-economische criminaliteit, zoals faillissementsfraude en misbruik van rechtspersonen. Dit wordt onder meer bereikt door het beter ontsluiten van informatie en door het uitwisselen van informatie tussen betrokken partijen.

Uw Kamer is erover geïnformeerd dat na een grondige inventarisatie een scherper beeld is ontstaan van de omvang en complexiteit, die gemoeid is met het realiseren van een CAHR19. De besluitvorming over de totstandkoming van het CAHR heeft nog niet plaatsgevonden in verband met een toets van het technisch ontwerp op de meerwaarde voor gebruikers en op de uitvoerbaarheid en financierbaarheid. Het is nodig om de samenhang met een register voor uiteindelijk belanghebbenden te bepalen. Dit onderzoek is gaande. Uw Kamer zal zo spoedig mogelijk begin volgend jaar hierover nader worden geïnformeerd.

Samenwerking met banken

Ten behoeve van het versterken van het financieel rechercheren en het afpakken van crimineel vermogen is het essentieel dat het proces van vorderen van bancaire gegevens door de Nationale Politie, de bijzondere opsporingsdiensten en het OM, en tegelijkertijd ook de verstrekking van deze informatie door banken, wordt verbeterd.

In het project «Peseta» zijn door de Nationale Politie en een aantal grote banken de afgelopen periode voorzieningen getroffen, waardoor historische gegevens nu al efficiënter kunnen worden gevorderd en verstrekt in het kader van opsporing. Voor de langere termijn hebben de Minister van Financiën en ik de afgelopen periode in goed overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken, een aantal grote banken, de Belastingdienst, de Nationale Politie, de bijzondere opsporingsdiensten en het OM onderzocht op welke wijze het vorderen, opvragen en verstrekken van identificerende bancaire gegevens voor zowel toezicht als opsporing volledig kan worden geautomatiseerd. Inmiddels hebben voornoemde partijen in overleg uit een aantal mogelijke scenario’s een richting gekozen voor een nadere uitwerking van een technische voorziening. Daarbij is het niet meer nodig de data centraal te beheren in een verwijzingsportaal, zoals oorspronkelijk de gedachte was20. Belangrijke uitgangspunten bij de technische voorziening zijn dataminimalisatie en proportionaliteit van de impact van deze oplossing voor zowel banken als overheid. Op korte termijn zal worden gestart met de nadere uitwerking, bestaande onder meer uit het realiseren van een blauwdruk voor de te bouwen ICT voorzieningen, het ontwerpen van een beheersstructuur en het maken van concept wetgeving.

Geheimhoudingsplicht, verschoningsrecht en fraudebestrijding

Met betrekking tot het spanningsveld tussen enerzijds de geheimhoudingsplicht en het daaruit voortvloeiende verschoningsrecht voor advocaten en notarissen en anderzijds het opsporingsbelang verwijs ik uw Kamer naar mijn brief van 24 november 201521, waar uitvoerig is ingegaan op de laatste stand van zaken terzake. Kernpunten uit deze brief zijn dat het grote belang van het beroepsgeheim en het daarmee samenhangende professioneel verschoningsrecht niet ter discussie staat. Tegelijkertijd wordt vastgesteld dat er aanleiding is om samen met de beroepsgroepen van advocatuur en notariaat te verkennen of er meer helderheid kan worden verschaft over de werkzaamheden, waarvoor en de situaties waarin de geheimhoudingsplicht geldt en waarin dus het verschoningsrecht kan worden ingeroepen. De brief identificeert een aantal concrete gevallen waarin geen sprake kan zijn van een beroepsgeheim. Ook wordt ingegaan op de relatie met het lopende traject van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.

In de vierde voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg22 is uw Kamer geïnformeerd over de verkenning naar andere alternatieven dan (aanpassing van) wetgeving, waarin het medisch beroepsgeheim zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Dit met als doel te komen tot een meer effectieve en efficiënte opsporing van zorgfraude. In deze rapportage is beschreven dat VWS in de afgelopen periode samen met de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en in overleg met de I-SZW, de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en het OM alternatieven heeft verkend op basis van ervaringen en kennis uit de opsporingspraktijk. Een alternatief dat de komende maanden nader wordt verkend, is de inzet van een onafhankelijk arts die inzage krijgt in het medisch dossier en vervolgens de patiëntgerelateerde gegevens ten behoeve van opsporing en vervolging anonimiseert.

Faillissementsfraude

Bij de aanpak van faillissementsfraude ligt het accent op het voorkómen, verstoren en tijdig detecteren van fraude. Hiervoor is goede samenwerking tussen publieke en private stakeholders noodzakelijk. Publieke en private organisaties, zoals banken, beroepsorganisaties en toezichthouders, delen hun kennis in het kader van het ontwikkelen van zogenoemde red flags. Het betreft het herkennen van signalen die kunnen wijzen op frauduleus gedrag, zoals het niet tijdig deponeren van jaarrekeningen. Het is daarbij van belang dat gezamenlijk diverse fraudemogelijkheden worden onderkend. Met FEC-partners23 en het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing24 wordt gewerkt aan een effectievere wijze om fraude te voorkómen en te bestrijden door het opwerpen van barrières. In de samenwerking tussen Justis, de screeningsautoriteit van VenJ, Belastingdienst en Kamer van Koophandel wordt ingezet op vroegtijdige interventies.

De Kamer van Koophandel zal met de beoogde wijziging van de Handelsregisterwet een rol krijgen bij rechtshandhaving. De Kamer van Koophandel zal dan relevante signalen met toezichthouders kunnen delen. Ook het beheer over de openbaar raadpleegbare lijst met opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden zal worden beheerd door de Kamer van Koophandel. Tot slot voert de Kamer van Koophandel een pilot uit om de kwaliteit van adressen in het Handelsregister te verbeteren.

Een strafrechtelijke aanpak van faillissementsfraude blijft nodig. Het doel is om daarbij een zo gericht mogelijke inzet van het strafrecht te realiseren, zodat een maximale maatschappelijke impact wordt bereikt. Dat betekent sturen op kwantiteit en kwaliteit van zaken. De inzet van fraudespreekuren is een concreet voorbeeld van overleg tussen diverse publieke partijen en curatoren in het kader van de aanpak van faillissementsfraude, waarmee ook de inzet van strafrecht ten opzichte van andere middelen wordt verbeterd. In die spreekuren wordt onder voorzitterschap van een rechter-commissaris in insolventiezaken bezien welk middel, civiel-, bestuurs- of strafrechtelijk, het meeste perspectief biedt bij het tegengaan van fraude. Op die manier worden álle beschikbare opties vroegtijdig afgestemd. Voor de meldingen, aangifte en toedeling van zaken met het oog op strafrechtelijk optreden is per 1 september 2015 een nieuwe instructie in werking getreden, die bijdraagt aan een beter overzicht en verdere stroomlijning van de toedeling van zaken aan de politie en de FIOD. Het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude bij de FIOD in Zwolle vervult hierin een belangrijke rol.

Het WODC zal conform mijn toezegging25 in 2016 een steekproefonderzoek laten verrichten naar de afhandeling van faillissementen. Dat onderzoek is bedoeld om in beeld te brengen wat de omvang is van onbetaald gebleven schulden in faillissementen en welk percentage ervan toe te schrijven is aan zaken met zekere en waarschijnlijke strafbare benadeling van schuldeisers. Na ontvangst van de onderzoeksresultaten, hetgeen is voorzien in het najaar van 2016, zal ik uw Kamer nader informeren.

De herijking van faillissementswetgeving ligt op schema. Het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod en het wetsvoorstel herziening strafbaarstelling faillissementsfraude zijn juni jl. reeds met algemene stemmen door uw Kamer aangenomen. Het wetsvoorstel versterking positie curator is inmiddels bij uw Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel expliciteert de rol van de curator bij het onderzoek dat hij uitvoert naar de oorzaken van het faillissement en het signaleren van mogelijke fraude. Het wetsvoorstel modernisering faillissementsrecht is op 2 december 2015 in consultatie gegaan. Hierin staan meer efficiency, kennisconcentratie bij de rechterlijke macht en vergemakkelijking van de faillissementsprocedure centraal.

Gefingeerde dienstbetrekkingen

Gefingeerde dienstbetrekkingen zijn valse overeenkomsten die worden gebruikt om daarmee ten onrechte aanspraak te maken op overheidsvoorzieningen of bijvoorbeeld voorlopige teruggaven te verkrijgen. Doel van dit project was om een aantal noodzakelijke verbeteringen aan te brengen in de werkprocessen van en de samenhang tussen onder meer de Belastingdienst, Kamer van Koophandel, Justis en UWV. Het merendeel van de voorgenomen maatregelen op dit gebied zijn in 2014 reeds gerealiseerd. Zoals vermeld in de eerste voortgangsrapportage is de detectie van gefingeerde dienstbetrekkingen verbeterd door het aanpassen van de werkprocessen bij de betrokken overheidspartijen. Dit heeft geleid tot een betere aansluiting van Justis en de Belastingdienst op het Handelsregister en verbeterd berichtenverkeer ten behoeve van de fraudedetectie bij de Belastingdienst.

In de afgelopen periode is een aantal aanvullende resultaten behaald. Zo is het door de Kamer van Koophandel automatisch ter beschikking stellen van de «gebeurtenisberichten» gerealiseerd. Nieuwe inschrijvingen in het Handelsregister worden door deze koppeling nagenoeg volledig geautomatiseerd verwerkt in de administratie van de Belastingdienst. Ook wijzigingen, bijvoorbeeld van de naam, worden deels geautomatiseerd verwerkt. In combinatie met onder andere de risicomeldingen van Justis wordt zo de Belastingdienst voorzien van een completer informatiepositie, die haar in staat stelt te acteren. Een andere verbetering is dat het delen van fraude- en risicosignalen tussen de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst plaatsvindt naar aanleiding van subjectgerichte informatie van de Kamer van Koophandel. De Belastingdienst kan op basis van deze signalen acteren als iemand zich bij de Kamer van Koophandel inschrijft en de Kamer van Koophandel twijfels heeft bij de intenties van de inschrijving.

In LSI-verband heeft de samenwerking tussen de verschillende overheidsdiensten op het vlak van bestrijding van schijnconstructies een impuls gekregen. Schijnconstructies zijn vaak grens-, domein- en sector-overstijgend en door hun aard van verhulling niet makkelijk te detecteren. In LSI-verband is daarom dit najaar een Kennis- en Informatieplatform opgericht, waarin de Belastingdienst, de I-SZW en andere LSI-partners samenwerken. Deze samenwerking bestaat uit deling van kennis en expertise. Dit draagt bij aan een effectievere en efficiëntere aanpak van schijnconstructies overheidsbreed.

Het project gefingeerde dienstbetrekkingen is dit jaar afgerond.

Identiteitsfraude

De aanpak van identiteitsfraude staat primair in het teken van het verbeteren van de samenwerking, binnen de publieke sector en tussen publieke en private sector.

De Minister van BZK heeft dit in 2014 in een brief aan uw Kamer uitvoerig toegelicht26. De drie samenwerkingsprojecten uit 2014 zijn in 2015 voortgezet, te weten het bundelen van communicatie-initiatieven, het barrièremodel identiteitsfraude en de Monitor Identiteit, en waar nodig doorontwikkeld.

In de meerjarencampagne «Een veilig ID» wordt ingezet op het vergroten van alertheid en kennis van burgers en professionals. Nieuw voorlichtingsmateriaal is ontwikkeld, dat via de KopieID app onder de aandacht wordt gebracht en via de kanalen van verschillende organisaties, zoals bij gemeenten wanneer mensen hun nieuwe paspoort, ID-kaart of rijbewijs komen ophalen.

Wat betreft de hulp aan slachtoffers van identiteitsfraude, mijn collega van BZK heeft op 28 oktober 2015 uw Kamer daarover een brief gestuurd27. Het betreft een reactie op een motie van het lid Gesthuizen, waarin de regering is gevraagd te onderzoeken welke verbeterpunten mogelijk zijn ten aanzien van het compenseren van slachtoffers van wie het DigiD account is misbruikt28. De reactie was mede gebaseerd op een onderzoek naar de wijze waarop organisaties omgaan met slachtoffers van identiteitsfraude. Slachtoffers geven volgens dit onderzoek zelf aan dat zij vooral behoefte hebben aan een vlot herstel van de situatie en aan erkenning en begrip. Zij krijgen persoonlijke begeleiding van het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten (CMI). Die persoonlijke begeleiding wordt zeer op prijs gesteld en blijkt in de meeste gevallen effectief. Het CMI vertaalt de ervaringen van slachtoffers naar voorlichting aan organisaties op veel congressen, in de directe relaties met organisaties en in het periodieke ketenoverleg met vaste partners.

In gesprekken met diverse partijen in publieke en private sector bleek dat reeds bestaande barrières onvoldoende bekend waren. Daarom zijn in 2015 de beschikbare barrières overzichtelijk in kaart gebracht in het barrièremodel identiteitsfraude. Het model doet dienst als voorlichtingsmateriaal voor organisaties, met als doel het breder benutten van barrières in de publieke en private sector. Daarnaast hebben de gesprekken over het barrièremodel geleid tot scherper inzicht in de kwetsbaarheden van identiteitscontroles, wat met het oog op de toekomst is gevat in een advies over de ontwikkeling van Idensys (voorheen eID-stelsel).

De aandacht voor de praktijk van identiteitscontroles is doorgezet in de derde editie van de Monitor Identiteit, die beschikbaar is op rijksoverheid.nl. In een aantal karakteristieke praktijksituaties, waarin identiteitsfraude kan optreden, is geïnventariseerd hoe partijen identiteitscontroles inrichten en welke nieuwe ontwikkelingen zich daarbij aandienen. Met de Monitor wil BZK scherper inzicht verwerven in de praktijk van het identificeren van de sterke en zwakke plekken, om zo lering te trekken en good practices te kunnen delen.

Om burgers te beschermen tegen misbruik van hun paspoort of Nederlandse identiteitskaart, of misbruik van kopieën daarvan, wordt een wijziging van de Paspoortwet voorbereid. Die voorziet er onder meer in om vermiste reisdocumenten direct te kunnen blokkeren, nu gebeurt dat pas als iemand een nieuw document aanvraagt. Daarnaast introduceert de wijziging voor de houder de mogelijkheid om een melding te doen bij mogelijke fraude met het reisdocument, waarbij de houder nog beschikt over zijn reisdocument. Bij een verklaring van vermissing of mogelijke fraude met het reisdocument door de houder worden de gegevens van desbetreffende reisdocumenten opgenomen in het basisregister reisdocumenten, waarin Nederlandse reisdocumenten staan die van rechtswege zijn vervallen en daarom niet meer in omloop mogen zijn. Ook documenten, waarvan het vermoeden bestaat dat ermee wordt gefraudeerd, bijvoorbeeld in geval van fraude met een kopie van een document, kunnen dan direct worden geblokkeerd. Partijen die de geldigheid van een paspoort of Nederlandse identiteitskaart verifiëren, krijgen bericht dat het betreffende document niet in omloop mag zijn.

Subjectgerichte aanpak

Het doel van deze aanpak is om de activiteiten van beroepsfraudeurs beter te detecteren en hen met de juiste interventiemix effectiever te bestrijden. Door verschillende partners wordt in dit kader samen gewerkt aan de subjectgerichte aanpak29. In de uitvoering is gekozen voor een aanpak op maat. Dit houdt in dat per casus is bekeken wat op basis van geldende wet- en regelgeving mogelijk is in het kader van het ontwikkelen van een integrale aanpak en het uitwisselen van gegevens. Deze samenwerking op maat is een casustafel genoemd. Op deze manier zijn tevens barrières opgeworpen tegen het opnieuw kunnen plegen van financieel-economische criminaliteit.

Concreet zijn in totaal acht casustafels gestart. Elke casus betrof een beroepsfraudeur. De verdachten varieerden van jong (20 jaar) tot oud (70 jaar) en hadden allen een strafblad waarop verschillende soorten fraude staan vermeld. Veelal was er sprake van een combinatie van BTW- en/of faillissementsfraude aangevuld met fraude in verschillende sectoren, waaronder de land- en tuinbouwsector, vervoerssector en arbeidssector. In sommige gevallen zijn er ook commune, niet fraude gerelateerde, delicten gepleegd. De interventies en adviezen zien dan ook op een combinatie van verschillende interventies door een of meerdere partijen.

De acht casustafels hebben veel verschillende innovatieve interventies opgeleverd om beroepsfraudeurs te stoppen. Deze zijn vastgelegd en ter beschikking gesteld aan de verschillende organisaties. Hierbij moet worden gedacht aan een mix van zowel bestuurlijke als strafrechtelijke maatregelen. Private partners zoals curatoren namen indien wettelijk mogelijk ook deel aan de casustafel. Ook zijn voorstellen ontwikkeld om gezamenlijk zogenaamde facilitators van beroepsfraudeurs aan te pakken. Hiermee is inzichtelijk gemaakt dat er beroepsfraudeurs bestaan, die bij meerdere overheidsorganisaties bekend zijn en is de noodzaak van een integrale aanpak onderschreven. Tevens is ervaring opgedaan in de methodiek van het samenwerken tussen verschillende bestuurlijke, strafrechtelijke en private partners op casusniveau onder leiding van een casusregisseur.

Gezien de positieve ervaringen zal aan de subjectgerichte aanpak een vervolg worden gegeven. De aanpak van beroepsfraudeurs zal verder worden geprofessionaliseerd. Van belang hierbij is om de aanpak te borgen binnen bestaande samenwerkingsverbanden om zodoende de aandacht en de continuïteit te garanderen. Daarnaast zal hierdoor ook de omvang van de aan te pakken populatie en daarmee het effect kunnen toenemen. De komende periode zal worden onderzocht binnen welk samenwerkingsverband het project kan worden geborgd, waarbij het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) als eerste optie zal worden verkend.

Een tweede opdracht van het project subjectgerichte aanpak is een onderzoek naar mogelijke risicoprofielen van beroepsfraudeurs. Het doel van dit onderzoek is om via een innovatieve manier van data-analyse indicatoren en risicoprofielen van beroepsfraudeurs op te stellen, welke kunnen leiden tot nieuwe inzichten en een meer effectieve aanpak van beroepsfraudeurs Dit gebeurt door middel van het combineren van bronnen van overheidsgegevens. In het afgelopen jaar is met name geïnvesteerd in het wegnemen van barrières om de gegevensuitwisseling mogelijk te maken. Dit najaar is met de uitvoering van het onderzoek gestart. In de eerste helft van 2016 zullen de resultaten van dit onderzoek in de praktijk kunnen worden getoetst.

Integraal afpakken

Het afpakken van crimineel vermogen is een beleidsspeerpunt binnen de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De effectiviteit van het afpakken wordt vergroot door de integrale samenwerking tussen verschillende overheidspartners, in het bijzonder OM, politie, Koninklijke Marechaussee, Belastingdienst en het lokaal bestuur. Zowel de informatiepositie, het traceren van het criminele vermogen als het uiteindelijke ontnemen zijn bij een geïntegreerde aanpak gebaat. Alle mogelijkheden moeten worden benut en elkaar aanvullen en versterken.

In de rapportage over 2014 informeerde ik uw Kamer reeds over de integrale afpakinitiatieven die per regio zijn opgezet. In 2015 zijn deze initiatieven verder tot wasdom gekomen. Zo hebben regio’s tijdelijk specifieke expertise ingezet, bijvoorbeeld afpak-coördinatoren die een aanjaagfunctie vervullen en partijen met elkaar verbinden. Deze expertise is gefinancierd uit de circa € 2 mln. die vanuit de intensiveringsgelden voor de Nationale Politie voor het integraal afpakken ter beschikking zijn gesteld. Om een beeld te geven van de potentiële omvang van de integrale afpakresultaten: in 2014 zijn in totaal 524 fiscale maatregelen in RIEC-casussen getroffen, met een berekend bedrag van ruim € 31 mln. Deze cijfers zijn reeds met uw Kamer gedeeld middels het jaarverslag RIEC-LIEC 201430. Halverwege 2016 ontvangt uw Kamer het jaarverslag over 2015.

Een recente ontwikkeling ten aanzien van het integraal afpakken is dat de regioburgemeesters de Minister van Financiën en mij een voorstel hebben gedaan om het integraal afpakken te versterken en een zichzelf terugverdienend instrument te laten worden. De ministeries van Financiën en van Veiligheid en Justitie hebben daarop het initiatief genomen om gezamenlijk met betrokken ketenpartners te bezien of en hoe een voldoende harde business case hiervoor kan worden opgesteld, die past binnen de voorschriften van de rijksbegroting.

Terugvorderen en terughalen in het buitenland

Het rijksbrede doel is om met meer kracht en snelheid op te treden tegen fraudeurs en wanbetalers, die zich in het buitenland bevinden. De departementen hebben per type vordering de maatregelen om effectief in het buitenland op te treden in kaart gebracht en vergeleken.

Daarbij is reeds vastgesteld dat de Registratie Niet Ingezetenen (RNI), die begin 2014 is opgezet als onderdeel van de BRP, een goede basis vormt voor verbetering. Deze registratie zorgt er namelijk voor dat als een overheidsdienst de betreffende persoon heeft getraceerd, het adres via de RNI beschikbaar is voor alle overheidsorganisaties, die daar toegang tot hebben. Daarnaast bestaat ook al de mogelijkheid om in bepaalde gevallen debiteuren op te nemen in het paspoortsignaleringsregister, waardoor de aanvraag van een nieuw paspoort kan worden geweigerd zolang de vordering niet is voldaan. UWV, SVB, DUO en de Belastingdienst maken vaker gebruik van de mogelijkheden die dit middel biedt. DUO kan daarbij eerder gebruik maken van dit instrument, omdat niet meer hoeft te worden gewacht tot de maandelijks verschuldigde termijnen tot het vereiste drempelbedrag optellen. Tot slot heeft nadere analyse van de Paspoortwet uitgewezen dat toeslagen onder de reikwijdte van deze wet vallen31. De eerder nog veronderstelde benodigde wetswijziging is dan ook overbodig geworden. Immers, ook in geval van toeslagschulden kan de Belastingdienst het instrument paspoortsignalering inzetten.

Het project is inmiddels afgerond en de afzonderlijke uitvoeringsorganisaties pakken de invordering in het buitenland versterkt op.

4. Resultaten afpakken, terugvorderen en bestuurlijke boetes

In 2014 is voor een bedrag van € 136 mln. strafrechtelijk afgepakt en daadwerkelijk geïncasseerd. Het betreft een verhoging ten opzichte van 2013, toen werd een bedrag van € 90 mln. strafrechtelijk afgepakt.

Naast de resultaten van het strafrechtelijk afpakken, zijn de volgende resultaten behaald bij het «afpakken en terughalen» in de ruimste zin. Bij de hierna gepresenteerde cijfers hoort nadrukkelijk de kanttekening dat zij betrekking hebben op een zeer breed palet aan overheidsmaatregelen, te weten het geheel van strafrechtelijke ontneming, bestuurlijke terugvorderingen en bestuurlijke boetes. Voorts is in een aantal gevallen het genoemde bedrag reeds geïncasseerd en in een aantal gevallen is dat nog niet het geval en betreft het een opgelegde vordering of een berekening. Het gaat hier dus om zeer uiteenlopende maatregelen met een verschillende strekking en achtergrond, die zich in verschillende stadia van het inningsproces bevinden. Gelet op de onvergelijkbaarheid kunnen deze niet zo maar bij elkaar worden opgeteld. De overeenkomst van de verschillende maatregelen is wel dat zij er allemaal op gericht zijn ervoor te zorgen dat geld wordt teruggehaald waar burgers of bedrijven geen recht op hebben.

Bestuurlijke boetes door de Belastingdienst

Door de Belastingdienst is in 2014 € 680 mln. aan boetes opgelegd. Dit zijn niet alleen boetes in het kader van de fraudebestrijding, maar ook boetes die zijn opgelegd voor het niet nakomen van andere verplichtingen. Een (niet identificeerbaar) deel van dit bedrag is ook het gevolg van vergissingen en vrijwillige verbeteringen door burgers.

Terugvordering door verschillende instanties op het gebied van sociale zekerheid en werkgelegenheid

In 2014 is het totale benadelingsbedrag bij het UWV € 87,8 mln., bij de SVB € 7,5 mln. en bij gemeenten € 62 mln. De bedragen worden teruggevorderd. Daarnaast zijn boetes opgelegd. In 2014 heeft het UWV € 55 mln. aan boetes opgelegd, de SVB € 3,1 mln. en gemeenten € 19 mln. I-SZW heeft in 2014 voor € 36,2 aan boetes opgelegd en € 29,6 mln. geïnd.

Studiefinanciering en misbruik van de uitwonendenbeurs

Op grond van de Wet studiefinanciering 2000 komen studerenden in aanmerking voor een extra beurs in geval ze uitwonend zijn. Met de invoering van het studievoorschot geldt dit vanaf 1 september 2015 niet meer voor de nieuwe ingeschrevenen in het hoger onderwijs. Om misbruik met de uitwonendenbeurs te voorkómen en straffer aan te pakken, zijn sinds 2012 extra preventieve en repressieve maatregelen genomen. In 2014 zijn 3.769 uitwonende studenten met een hoog misbruikrisico op het BRP-adres gecontroleerd. Het blijkt dat van deze studenten 48% heeft gefraudeerd. Bij hen is de uitwonendenbeurs teruggezet naar thuiswonend. Dit percentage is ongeveer gelijk aan de bevindingen uit 2013. Het resterende misbruikrisico uitwonendenbeurs wordt geschat op een jaarlijks bedrag tussen de € 12 en € 22 mln. In 2010 was dit nog een bedrag tussen de € 40 en € 55 mln. per jaar. De verwachting is dat het risico de komende jaren verder zal afnemen als gevolg van de voortzetting van de controles en het vervallen van het onderscheid tussen uit- en thuiswonenden onder het studievoorschot.

Onvindbare debiteuren studieleningen

DUO slaagt er in om steeds meer debiteuren op te sporen en tot betaling aan te zetten, overwegend in het buitenland alsook in Nederland. Het adres van circa 25.000 oud-studenten is inmiddels achterhaald. Door een actievere strategie is er in 2013 € 3,2 mln. extra geïnd, in 2014 € 8,2 mln. en in 2015 wordt dat naar verwachting meer dan € 12 mln.

Eenoudertoeslag

In 2015 is de integrale controle afgerond op de studerenden, die in 2014 een toekenning eenoudertoeslag hebben gehad. De onterechte toekenningen zijn inmiddels stopgezet en zoveel als mogelijk met terugwerkende kracht gecorrigeerd. In totaal is voor € 7,3 mln. aan toekenningen teruggevorderd, waarvan € 2,3 mln. in 2014 en € 5 mln. in 201532.

Sanctie, boetes en ontneming door EZ

Door de NVWA-IOD is vanaf januari tot en met september 2015 in strafrechtelijke onderzoeken een bedrag van € 0,6 mln. berekend aan wederrechtelijk verkregen voordeel. Ook is onlangs door de NVWA-IOD een strafrechtelijk subsidie-onderzoek afgerond. Het gevolg hiervan is dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor drie projecten een bedrag van € 3,9 mln. niet uitbetaald dan wel de uitbetaalde bedragen gaat terugvorderen. Tenslotte zijn in 2015 door de NVWA zo’n 6.600 bestuurlijke boetes opgelegd voor een bedrag van € 6,8 mln.

Boeteresultaat VWS (Nederlandse Zorgautoriteit en zorgverzekeraars)

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de uitvoering van het zorgstelsel en heeft in 2014 in totaal € 6,1 mln. aan boetes en lasten onder dwangsom opgelegd. In 2015 heeft de NZa tot op heden33 aan bestuurlijke boetes € 815.000 opgelegd. Zorgverzekeraars controleren onder meer de rechtmatigheid van zorgnota’s door formele en materiële controle en/of fraudeonderzoeken. Over 2014 ging het om een bedrag van € 2 mld. aan onrechtmatige zorgnota’s, die op basis van formele controles vóór betaling door de zorgverzekeraars zijn afgewezen. Via formele en materiële controles die zijn uitgevoerd na betaling is er € 449 mln. teruggevorderd. Daarnaast is in 2014 door fraudeonderzoek bijna € 53 mln. aan onjuistheden aan het licht gebracht. Van deze € 53 mln. is € 18,7 mln. daadwerkelijk gebleken fraude. De cijfers over 2015 van zorgverzekeraars zijn nog niet beschikbaar, deze worden in juni 2016 verwacht.

5. Aanpak fraude tegen burgers en bedrijven

Naast fraude met publieke middelen is ook de bestrijding van fraude waarvan burgers en bedrijven het slachtoffer worden, de zogenaamde horizontale fraude, een prioriteit van het kabinet. Horizontale fraude kent vele verschijningsvormen. Te denken valt aan acquisitiefraude, online handelsfraude, voorschotfraude en faillissementsfraude.

Bij de aanpak van horizontale fraude staat preventie voorop: voorkómen is immers beter dan genezen. Dit vraagt om een integrale aanpak waarin overheid en private partijen (zoals brancheorganisaties, beroepsgroepen zoals notarissen en curatoren, banken en andere relevante organisaties) afstemmen en samenwerken om maatregelen tegen fraude te nemen. Belangrijke onderdelen van deze aanpak zijn het versterken van de bewustwording en weerbaarheid van burgers en bedrijven en het opwerpen van barrières die potentiële fraudeurs de mogelijkheid tot frauderen ontnemen. Als zich desondanks fraude heeft voorgedaan, dient deze door een gerichte inzet van het strafrecht te worden bestreden.

De aanpak van fraude waarvan burgers en bedrijven het slachtoffer worden, kan dan ook als een drieluik worden gezien:

  • 1. Het versterken van de bewustwording bij burgers en bedrijven;

  • 2. Het versterken van de preventie van fraude door het opwerpen van barrières;

  • 3. Een gerichte inzet van het strafrecht.

Dit drieluik alsook overige relevante zaken worden hieronder toegelicht.

Het versterken van de bewustwording en weerbaarheid van burgers en bedrijven

Versterking van de bewustwording van fraude kan eraan bijdragen dat burgers en bedrijven minder snel slachtoffer worden van fraude. Burgers hebben een verantwoordelijkheid om zelf actief te informeren en oplettend te zijn op fraude. Door burgers goed te informeren worden zij ondersteund om invulling te geven aan deze verantwoordelijkheid.

Er zijn verschillende publieke en private organisaties, die actief informatie aan (potentiële) slachtoffers van fraude verstrekken. De verschillende meldpunten die zich richten op horizontale fraude, zoals de Fraudehelpdesk, het eerder genoemde CMI en het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) spelen een belangrijke rol in de bewustwording van burgers en bedrijven. De meldpunten plaatsen bijvoorbeeld informatie op hun website over de handelwijze van fraudeurs met tips aan burgers en bedrijven hoe zij kunnen voorkómen slachtoffer van fraude te worden en proberen de meldpunten aandacht te vragen voor specifieke vormen van fraude in de media. De genoemde meldpunten ontvangen subsidie van de overheid, de Fraudehelpdesk ontvangt subsidie van VenJ en EZ, of zijn onderdeel van de overheid, CMI is onderdeel van BZK en LMIO is onderdeel van de Nationale Politie.

Daarnaast zijn er nog vele andere partijen die burgers en bedrijven voorlichten. Zo heeft EZ, in samenwerking met de Kamer van Koophandel, op het digitale ondernemersplein (www.ondernemersplein.nl) en op de website van de Kamer van Koophandel onder de kop «beschermen van het bedrijf» en «voorkomen van criminaliteit» informatie opgenomen over fraude en het voorkómen en bestrijden daarvan. Ondernemers worden zo geïnformeerd over de verschillende vormen van fraude, over de wijze waarop fraude kan worden bestreden en over de rol die het Handelsregister kan spelen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van handelspartners. Ook worden ondernemers verwezen naar relevante instanties, zoals de meldpunten van politie, FIOD, I-SZW, hun rechtsbijstandverzekering of branchevereniging, die hen verder kunnen helpen indien zij slachtoffer van fraude zijn geworden. Ten slotte lichten ook organisaties zoals Marktplaats, Stichting Opgelet op Internet, Thuiswinkel.org en de Consumentenbond burgers actief in over frauderisico’s.

Versterken van de preventie van fraude door het opwerpen van barrières

Door het actief opwerpen van barrières wordt fraudeurs de gelegenheid tot frauderen ontnomen. Om te bepalen welke barrières kunnen worden opgeworpen hebben publieke en private partijen gezamenlijk expertadviezen opgesteld waarin een aantal barrières worden benoemd. Voor het opstellen van de expertadviezen is het gehele criminele proces in kaart gebracht en is per onderdeel gekeken welke barrières betrokken partijen kunnen opwerpen. Er zijn expertadviezen opgesteld op het terrein van identiteitsfraude, acquisitiefraude, faillissementsfraude en internet-gerelateerde fraude, zijnde fraude met nepwebwinkels.

Naar aanleiding van de expertadviezen bekijken publieke en private partijen gezamenlijk welke van de in de adviezen genoemde barrières haalbaar en effectief toegepast kunnen worden. Veel van de barrières liggen in het private domein. Het is daarom van groot belang dat ook private partijen bereid zijn om mee te werken aan de preventie van deze vormen van fraude. Via het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, dat horizontale fraude ook tot prioriteit heeft benoemd, zal het opwerpen van barrières ter preventie en bestrijding van fraude worden gestimuleerd.

Daarnaast worden partijen die zelf initiatief nemen hierin zoveel mogelijk gestimuleerd en waar nodig met de juiste partners in contact gebracht. In dat kader voer ik ook gesprekken met vertegenwoordigers van individuele branches, die een belangrijke rol kunnen spelen in het voorkómen en bestrijden van fraude. Zo heb ik recent gesproken met de datingbranche en met vertegenwoordigers van partijen uit de online handel.

Gerichte inzet van het strafrecht

Zoals eerder aangegeven is het voorkómen van fraude het uitgangspunt. Daar waar burgers en bedrijven toch het slachtoffer worden van fraude komt het strafrecht in beeld.

Voorop staat dat het strafrecht naar zijn aard niet een middel is dat in staat is om alle fraude te bestrijden. Fraudeurs zijn inventief en verzinnen telkens nieuwe manieren om burgers en bedrijven op te lichten. Fraudeurs doen er over het algemeen alles aan om onzichtbaar te blijven, bijvoorbeeld door de fraude via het internet onder valse naam en gegevens te plegen. Ook wordt geopereerd in netwerkstructuren, worden risico’s gespreid en opereren fraudeurs vanuit het buitenland.

De beschikbare opsporings- en vervolgingscapaciteit wordt zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet. Daarom ligt binnen de strafrechtelijke aanpak de focus op het aanpakken van die fraudevormen waar publieke en private partijen gezamenlijk tot het opwerpen van barrières zijn gekomen en via het strafrecht betekenisvol kan worden geïntervenieerd. Bijvoorbeeld door ernstige fraudegevallen aan te pakken. Onder ernstige gevallen van fraude kan worden verstaan, gevallen van fraude met kwetsbare slachtoffers of stelselmatige daders, omvangrijke financiële schade of een zeer ondermijnend karakter.

Om de juiste zaken aan te pakken wordt door het OM en de Nationale Politie een kwalitatief kader ontwikkeld, bestaande uit een aantal gemeenschappelijke richtsnoeren voor de selectie van strafzaken gericht op het te realiseren maatschappelijk effect. De positie van het strafrecht ten opzichte van andere middelen ter bestrijding van fraude, waaronder preventief, civiel- en bestuursrechtelijk, staat daarbij centraal. Dit kwalitatief kader wordt opgeleverd in de vorm van een korte notitie ten behoeve van de fraudespecialisten bij OM en politie. Volgend jaar zal een beknopte samenvatting van het kwalitatief kader ook worden opgenomen in de dan op te leveren fraudemonitor.

In het kader van de Veiligheidsagenda34, waarin de aanpak van fraude tot één van de zes prioriteiten is benoemd, is tussen politie en OM de resultaatafspraak gemaakt dat er in 2015 door de regionale eenheden 1.500 zaken worden opgepakt. Dit aantal zaken groeit met 50% naar 2.300 zaken in 2018. Uit cijfers van het OM van juli 2015 blijkt dat het resultaatsbereik op schema ligt.

Voor de optimale inzet van het strafrecht wordt ook nadrukkelijk samengewerkt met andere publieke en private partijen. Door bijvoorbeeld regelmatig te overleggen met verschillende brancheorganisaties beschikken politie en OM eerder over de nodige informatie voor een effectieve positionering van het strafrecht voor een bepaald fraudefenomeen. Daardoor kunnen zaken beter worden geselecteerd. Voorbeeld hiervan is het convenant dat met de verzekeringsbranche is afgesloten. Daarbij is het uitgangspunt dat verzekeraars in beginsel zelf de fraude civielrechtelijk aanpakken, maar dat bij bepaalde verzekeringsthema’s strafrecht extra ondersteuning biedt aan die civiele middelen. Een ander voorbeeld is het eerder bij faillissementsfraude aangehaalde fraudespreekuur.

Om beter zicht te krijgen op fraudezaken die strafrechtelijk worden afgedaan, ontwikkelt het OM een fraudemonitor. De monitor zal cijfers en kwalitatieve informatie bevatten over de hoofdthema’s uit de rijksbrede aanpak van fraude en de belangrijkste vormen van fraude tussen burgers en bedrijven, waarover ook kwantitatieve afspraken gemaakt zijn tussen OM en politie. De eerste monitor over het jaar 2015 is vóór de zomer van 2016 gereed. Daarin zal, zoals hiervoor aangegeven, ook een excerpt van het kwalitatief kader voor de inzet van strafrecht in fraudekwesties worden opgenomen.

Overige relevante zaken

Onderzoek synergie fraudemeldpunten en ondersteuning slachtoffers

Tijdens het plenair debat over fraude, dat plaatsvond op 15 mei 2014, heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor het groot aantal fraudemeldpunten (Handelingen II 2013/14, nr. 83, item 10). Naar aanleiding hiervan heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd onderzoek te doen naar de mogelijkheden om tot meer synergie tussen de fraudemeldpunten te komen en om de meldpunten verder te professionaliseren. Het onderzoek is inmiddels samen met de beleidsreactie op 16 november 2015 naar uw Kamer verzonden35.

Op basis van het onderzoek heb ik vastgesteld, dat er voor alle vormen van horizontale fraude meldpunten zijn. De toegang naar de meldpunten sluit aan bij de belevingswereld van burgers en bedrijven en zij weten, al dan niet in de hoedanigheid van slachtoffer van fraude, de weg naar de meldpunten te vinden. Zoals eerder aangegeven is het bij het voorkómen en bestrijden van fraude van belang dat partijen goed samenwerken. Op deze manier wordt de gewenste synergie behaald. De meldpunten en Slachtofferhulp Nederland verwijzen goed naar elkaar door. Bovendien wordt er steeds meer samengewerkt met andere publieke en private partijen. Ik heb dan ook geen aanleiding gezien om de meldpunten samen te voegen of anders in te richten.

In mijn beleidsreactie heb ik ook aangegeven dat slachtoffers van fraude vergelijkbare hulp krijgen als slachtoffers van andere delicten. Slachtofferhulp Nederland onderzoekt de komende maanden of de hulp die slachtoffers van fraude krijgen voldoende toereikend is en voldoet aan de behoeften die deze slachtoffers hebben. Slachtofferhulp Nederland verwacht dit onderzoek begin volgend jaar te hebben afgerond. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden besloten of de hulpverlening aan slachtoffers zal moeten worden aangepast.

Internationaal

Inmiddels wordt ook intensiever internationaal samengewerkt. Zo is op er in het kader van de Benelux samenwerking een coördinatiepunt en Early Warning System ter preventie van oplichting van bedrijven door middel van misleidende handelspraktijken gelanceerd. Door middel van dit coördinatiepunt worden signalen over acquisitiefraude uitgewisseld tussen de fraudemeldpunten in de drie Benelux-landen. Daarnaast wordt door de Benelux-landen bekeken of er een onderzoek, in samenwerking met andere actoren zoals Financial Intelligence Units (FIU’s) en banken, kan worden gedaan naar de geldstromen die voornoemde vorm van fraude ondersteunen.

Tot slot

Fraudeproblematiek is complex en vraagt van vele partijen blijvende alertheid en structurele inzet. De rijksbrede aanpak van fraude draagt bij aan het sneller en via integrale samenwerking wegnemen van de gelegenheden om te frauderen, verbeterde detectie van fraude en meer daadkrachtig en slagkrachtig optreden tegen fraudeurs. Deze sterk geïntensiveerde aanpak werpt zijn vruchten af. Grote vorderingen zijn reeds geboekt.

Onder sturing van de ministeriële commissie fraude zullen ook in 2016 alle inspanningen ter voorkoming en bestrijding van fraude met kracht worden voortgezet.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 17 050, nr. 450.

X Noot
2

Kamerstuk 17 050, nr. 496.

X Noot
3

Met faciliterend wordt bedoeld dat er onderliggende fraudefenomenen zijn, die het mogelijk maken dat misbruik of fraude wordt gepleegd met collectieve voorzieningen, of soms zelfs onmisbaar zijn voor het kunnen plegen van fraude.

X Noot
4

Kamerstuk 17 050, nr. 491.

X Noot
5

Zie http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2015/05/

Verantwoordingsonderzoek_2014/Overzicht_verantwoordingsonderzoek_2014

X Noot
6

Kamerstuk 28 828, nr. 89.

X Noot
7

Kamerstuk 28 828, nr. 93.

X Noot
8

Kamerstuk 24 724, nr. 122.

X Noot
9

Kamerstuk 17 050, nr. 518.

X Noot
10

Zie artikel 18, lid 1, van de Paspoortwet. De procedures inzake weigering en vervallenverklaring van paspoorten zijn vastgelegd in de paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001.

X Noot
11

De procedures betreffende het verzoek een paspoort te signaleren voor het OM zijn vastgelegd in de Aanwijzing paspoortsignalering van het College van procureurs-generaal, die meest recentelijk is gepubliceerd in de Staatscourant van 31 oktober 2011, nr. 19141.

X Noot
12

Kamerstuk 32 761, nr. 79.

X Noot
13

Zie ook een animatie op http://magazine.aanpakadreskwaliteit.nl/nl/magazine/10136/ 791055/facts _figures.html

X Noot
14

Deze daling hangt onder andere samen met de opname van actuele adressen van niet-ingezetenen uit de administratie van de Belastingdienst en de SVB in de BRP.

X Noot
15

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
16

Dit kan sinds 1 januari 2013 op grond van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies, die is gepubliceerd in de Staatsblad, 2012, 527.

X Noot
17

Bij een gekwalificeerde terugmelding wordt dusdanige informatie aangeleverd aan gemeenten, dat een gemeente zelf minder onderzoek hoeft te doen omdat dit al door de afnemer is gedaan.

X Noot
19

Kamerstuk 32 608, nr. 7.

X Noot
20

Kamerstuk 17 050, nr. 450, pp. 6–7.

X Noot
21

Kamerstuk 29 279, nr. 289.

X Noot
22

Kamerstuk 28 828, nr. 93.

X Noot
23

De zeven FEC-partners zijn: Autoriteit Financiële Markten, Belastingdienst, Nederlandsche Bank, Financial Intelligence Unit – Nederland, FIOD, OM en Nationale Politie.

X Noot
24

Partijen die zitting hebben in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing zijn: VNO-NCW, MKB-Nederland, DHN, NVB, VvV, KHN, TLN, Nationale Politie, OM, VNG, VenJ en EZ.

X Noot
25

Handelingen 2014–2015, nr. 97, item 6, datum vergadering 17 juni 2015 over de herziening strafbaarstelling faillissementsfraude.

X Noot
26

Kamerstuk 17 050, nr. 485.

X Noot
27

Kamerstuk 17 050, nr. 523.

X Noot
28

Kamerstuk 26 643, nr. 338.

X Noot
29

De deelnemende partners zijn: Belastingdienst/Belastingen; FIOD; I-SZW; NVWA-IOD; Inspectie Leefomgeving en Transport en OM. Aan de casustafels die binnen het project zijn georganiseerd namen ook andere partijen deel, zoals Nationale Politie, Dienst Justitiële Inrichtingen en de Autoriteit Financiële Markten.

X Noot
30

Kamerstuk 29 911, nr. 114.

X Noot
31

Bepaalde toeslagenschulden kunnen daarbij, gelet op artikel 22 onder c Paspoortwet, worden gekwalificeerd als «een wettelijk op hem rustende verplichting tot betaling van anderszins verstrekte gelden».

X Noot
32

Het betreft hier de stand van zaken tot en met augustus 2015.

X Noot
33

Het betreft hier de stand van zaken tot oktober 2015.

X Noot
34

Kamerstuk 28 684, nr. 412.

X Noot
35

Kamerstuk 17 050, nr. 524

Naar boven