Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2013
Zoals u per brief van 4 juli 2013 is toegezegd, informeren wij u hierbij over de voorstellen
voor de intensivering van het toezicht door UWV en SVB en geven u inzicht in de mogelijkheden
hiertoe bij de Inspectie SZW.1 Het gaat hierbij om zogenaamde business cases voor UWV en SVB en de Inspectie SZW.
In deze brief melden wij u welke maatregelen de organisaties zullen nemen en zullen
deze nader voor u beschrijven.
De term business case verwijst naar het Regeerakkoord 2012, waarin het kabinet UWV
en SVB de mogelijkheid heeft geboden een plan te ontwikkelen om door versterking van
het toezicht te besparen op de uitkeringen. Uitgangspunt is dat de besparingen opwegen
tegen de kosten van extra in te zetten capaciteit.
Als uitkeringsgerechtigden zich niet aan de regels houden, betalen anderen daarvoor
de rekening en ondermijnt dat het rechtvaardigheidsgevoel van burgers en bedrijven
die zich wel aan die regels houden. Dit misbruik tast de geloofwaardigheid, houdbaarheid
en het draagvlak van onze wet- en regelgeving aan. We moeten ons daarom maximaal inspannen
om misbruik en fraude te voorkomen. Dat doen we op twee manieren: door preventie en
door strikte handhaving, gekoppeld aan terugvordering en per 1 januari 2013 fors verhoogde
sancties2. Fraude mag niet lonen.
De meeste burgers houden zich aan de regels. Zij zullen de regels niet overtreden
als ze duidelijk zijn en als we er goed over voorlichten. Er zijn ook burgers die
de regels doelbewust overtreden. We kunnen deze burgers steeds beter opsporen en aanpakken.
We hebben meer mogelijkheden bestanden aan elkaar te koppelen en werken intensief
samen met partijen binnen en buiten het sociale zekerheidsdomein.
UWV en SVB zetten zich nu al binnen de bestaande mogelijkheden maximaal in om toe
te zien op het juiste gebruik van sociale voorzieningen. Maar wij zijn van mening
dat we meer kunnen en moeten doen om misbruik te bestrijden en daarmee de uitkeringslasten
terug te dringen.
Het verheugt ons daarom ook dat beide organisaties concrete maatregelen hebben uitgewerkt
die daaraan bijdragen. Zo zal UWV onder meer inzetten op het gericht en in een vroeg
stadium voeren van handhavingsgesprekken met klanten met een verhoogd risico en uitbreiden
van de capaciteit om signalen op te volgen, en zal SVB de vermogensonderzoeken in
het buitenland intensiveren. Het volledige pakket aan maatregelen wordt in de bijlage
per organisatie nog nader toegelicht3.
Bij de Inspectie SZW is het niet mogelijk gebleken om een zelfstandig voorstel te
ontwikkelen waarbij de extra kosten van toezicht worden opgebracht uit de daaruit
voortvloeiende boeteopbrengsten. Door middel van een pilot, gericht op de aanpak van
grootschalige georganiseerde uitkeringsfraude, wordt nog onderzocht of dit wel mogelijk
is als besparingen op uitkeringen worden meegewogen. Ook wordt in het kader van de
beoogde maatregelen de samenwerking van de Inspectie SZW met UWV en SVB verder versterkt.
De genoemde maatregelen treden vanaf 2014 in werking en zullen de komende jaren op
effecten worden gemonitord. De financiële gevolgen worden verwerkt in de voorjaarsnota
2014 (de 1e suppletoire begrotingswet).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma