Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 25, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 25, item 3 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2018.
De voorzitter:
Ik heet iedereen van harte welkom: de mensen op de publieke tribune, de Kamerleden en in het bijzonder de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik zie vanochtend nieuwe namen. Ik geef mevrouw Van Weerdenburg nu als eerste spreker het woord.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Mijn partij, de Partij voor de Vrijheid, ziet het als haar taak om de gapende kloof tussen burger en politiek te benoemen en te dichten. Dat doen we al vele jaren. Dat is essentieel om draagvlak voor beleid te houden onder de bevolking; een streven dat elke volksvertegenwoordiger voorop zou moeten stellen.
Ik wil beginnen met het benoemen van de kloof. Aan de ene kant staat de gewone, hardwerkende Nederlander met gezond verstand, aan de andere kant de politiek correcte elitaire bestuurder met het maakbaremondialesamenlevingsideaal. Ontwikkelingshulp is bij uitstek een terrein waar de afstand tussen beide extreem groot is, al is dat niet altijd even duidelijk. Dat laatste zal ik uitleggen aan de hand van een voorbeeld. Om erachter te komen wat de gemiddelde Nederlander precies verstaat onder ontwikkelingshulp, heb ik zomaar wat mensen een aantal “wist u dat”-feiten voorgelegd: “wist u dat er in 2018 maar liefst 2.700 miljoen euro Nederlands belastinggeld naar de derde wereld gaat en dat dit bedrag in de komende jaren nog zal toenemen?”; “wist u dat Nederland alleen al in 2018 400 miljoen per jaar zal uitgeven aan publieke klimaatrelevante uitgaven in ontwikkelingslanden?”; “wist u dat het huidige OS-beleid zich richt op zaken als gendersensitiviteit en genderidentiteit?”; “wist u dat onder de noemer “mensenrechten” projecten worden gefinancierd zoals een radiozender voor Roma in Oekraïne en een inventarisatieproject voor traditionele Tibetaanse muziek in China?”; “wist u dat in Somalië met Nederlands geld rechtbanken worden gefinancierd waar recht zal worden gesproken op basis van de sharia?”; “wist u dat in Ethiopië met Nederlands geld wordt gewerkt aan een soort buienradarapp voor boeren, met bijbehorend 3G-netwerk?”; “wist u dat het Amerikaanse miljardenbedrijf Apple geld krijgt van de Nederlandse overheid om slavenvrij grondstoffen te winnen voor de productie van zijn welkbekende iPhones?”.
De gezichtsuitdrukking van de ondervraagden was er een van verbijstering. Wat blijkt? De gemiddelde Nederlander denkt bij ontwikkelingshulp aan hele andere dingen, bijvoorbeeld aan de distributie van zakken rijst en graan, waterputten aanleggen in de woestijn, malariamedicijnen uitdelen en scholen bouwen in Afrika. Het huidige OS-beleid is voor hem onherkenbaar en onbegrijpelijk. Ik vermoed dat dit debat niet gaat bijdragen aan meer begrip, met de vele afkortingen en Engelse termen, de ingewikkelde financieringsconstructies en de verwachte discussie over indicatoren en nulmetingen: “SDG’s”, “imvo”, “DGGF”, “FMO”, “RVO”; de voertaal had vandaag net zo goed Chinees kunnen zijn. De kijker zal zich afvragen “waar gaat dit over?”, en dan wegzappen. Dat is jammer, want dat is een terechte vraag. En het gaat om ontzettend veel geld, door de belastingbetaler opgebracht.
Ontwikkelingshulp is in de afgelopen jaren verworden tot een complete industrie, waar duizenden ngo’s en honderdduizenden linkse idealisten hun brood mee verdienen. Je kunt je afvragen of die er eigenlijk wel belang bij hebben dat Afrika daadwerkelijk op eigen benen kan gaan staan. In plaats van die vraag te stellen, meet onze regering de effectiviteit van OS-beleid aan de hand van data die juist is aangeleverd door al die belanghebbende ngo’s, die maar wat graag Nederlands belastinggeld willen blijven ontvangen. De OESO heeft begroot dat het totaal aan benodigde investeringen voor ontwikkelingslanden om de SDG’s te verwezenlijken zo’n 3,9 biljoen dollar per jaar bedraagt. 3,9 biljoen, dat is 3.900 miljard per jaar! Een astronomisch hoog bedrag dat elk voorstellingsvermogen te boven gaat.
De afgelopen decennia zijn er ook vele tientallen miljarden aan Nederlands belastinggeld in de bodemloze put van de derde wereld gesmeten. Deze nieuwe regering gaat er onverstoorbaar mee door. Ze trekt er zelfs 1 miljard euro extra voor uit. Het bedrag dat via deze begroting wegvloeit is nog maar een gedeelte, want ook via andere begrotingen, lagere overheden, zoals provincies en gemeenten, en zelfs drinkwaterbedrijven wordt er ontwikkelingsgeld naar Afrika gestuurd. En dat terwijl uit recent opinieonderzoek blijkt dat Nederlanders schoon genoeg hebben van het subsidiecircus in Afrika. Een op de drie is het eens met het standpunt van de PVV dat er geen cent meer naar ontwikkelingshulp moet. Ruim een derde helpt liever eerst mensen in Nederland. Hoe kijkt de minister aan tegen dat gebrek aan draagvlak voor het huidige beleid? Welke consequentie gaat zij daaraan verbinden?
Voorzitter. Moeten we ons niet voorzichtig de vraag stellen of Afrika niet verder was geweest qua ontwikkeling als we het niet zo afhankelijk hadden gemaakt van het westerse subsidie-infuus? Zou de lokale bevolking niet veel meer geneigd zijn geweest om de schouders eronder te zetten als de westerse wereld zich er niet als een helikopterouder of neokolonialist overal mee had bemoeid? Je kan toch moeilijk stellen dat ze zichzelf niet kunnen redden daar als je hen dat nooit hebt laten doen? Ik zou graag van de minister willen horen hoe zij daartegen aankijkt.
Onthullingen over frauduleuze projecten of over zichzelf verrijkende Afrikaanse dictators zijn talrijk. Recent nog kwam aan het licht dat er uitgerekend bij een organisatie van Europarlementariërs 1,6 miljoen euro is verdwenen. De Rechtbank Amsterdam heeft AWEPA een maand geleden officieel failliet verklaard, dus dat geld komt in ieder geval niet meer terug. Hoe staat het met het forensisch onderzoek naar de miljoenenfraude bij AWEPA, zo vraag ik de minister. Wanneer krijgt de Kamer de resultaten daarvan te zien?
Voorzitter. De overheid is niet helemaal doof gebleken voor de groeiende kritiek vanuit de samenleving op het OS-beleid. Ze heeft een stelsel van prestatie-indicatoren opgezet waaraan de effectiviteit van projecten en beleid getoetst kan worden. Een rookgordijn, want zoals eerder gezegd zijn de ruwe data waaraan wordt getoetst afkomstig van zelfrapportages, aangeleverd door belanghebbende internationale organisaties en ngo’s. Verder zet dit kabinet vol in op het nieuwe verdienmodel dat is bedacht om ontwikkelingshulp vorm te geven. Het gaat er nu om, de effecten van de wereldwijde klimaatverandering tegen te gaan. Dat laatste punt noemt het kabinet zelfs een van de grondoorzaken van migratiestromen. Met het verdienmodel hoopt het de kritiek vanuit de samenleving te laten verstommen. Immers, de Nederlandse burger wil er toch geen miljoenen migranten uit Afrika bij, of een zeespiegelstijging van enkele meters? Pure bangmakerij.
De PVV zal met extra aandacht kijken naar de uitwerking van het klimaatakkoord van Parijs, waar ontwikkelingslanden zich voorlopig niet aan hoeven houden. Hierin is bovendien afgesproken dat rijke landen vanaf 2020 met een bedrag van 100 miljard dollar per jaar gaan helpen met klimaatgerelateerde investeringen in ontwikkelingslanden. Inmiddels worden ruim 140 landen, waaronder zelfs grote mogendheden als China en India, aangemerkt als ontwikkelingsland. De rekening voor Parijs moet dus in feite opgebracht worden door een klein aantal, slechts 50, rijke landen. Dat geeft al aan dat Nederland, als een van die rijke landen, zwaar de klos zal zijn. U moet van Rutte III dus niet alleen kromliggen voor windmolenparken in de Noordzee, maar ook voor die in Afrika.
Andere partijen in de Kamer gaan mee in het door de klimaatreligieuzen gecreëerde angstbeeld van de regering. Ondertussen staren zij zich blind op de meetbaarheid en effectiviteit van OS-beleid. De PVV wil juist een serieuze discussie over het bestaansrecht van het huidige OS-beleid. Dat beleid bestaat namelijk uit absurde beleidskeuzes en ontelbare knettergekke projecten waar geen weldenkend mens het nut van kan inzien, ongeacht of die projecten goed zijn uitgevoerd of niet.
Nu de vraag hoe de kloof tussen burger en politiek te dichten. De PVV wil daartoe een totale stop op ontwikkelingshulp van overheidswege. Geen cent belastinggeld meer naar de derde wereld. De Nederlandse bevolking staat bekend als zeer vrijgevig. In liefdadigheidsindexen scoort Nederland al jaren hoog. De Nederlandse burger kan dus heel goed zelf bepalen of, en zo ja aan welk liefdadigheidsdoel, hij zijn zuurverdiende geld uitgeeft. Ook de opbrengst van Giro555 en andere giro-acties geven dat vertrouwen.
Voorzitter, tot slot nog een paar opmerkingen over het handelsbeleid. Het kabinet blijft zich inzetten voor multilaterale handelsverdragen die door de ongekozen Europese Commissie worden uitonderhandeld. Dit omdat Nederland volgens het kabinet te klein en te onbelangrijk is om op eigen houtje handelsakkoorden te sluiten. Tegelijkertijd geeft de minister bij tegenvallende onderhandelingsresultaten zelf nota bene toe dat Nederland niet zijn wil kan opleggen aan de 27 andere lidstaten en de Europese Commissie. Wat een spagaat. En wat een totaal gebrek aan ambitie. Dit kabinet zal, net als het vorige kabinet, zich volledig onderwerpen aan de Brusselse superstaat. Nederland verdient beter, veel beter. Ons land heeft leiders nodig met lef, leiders die de belangen van het Nederlandse volk durven te vertegenwoordigen, die de toorn van Brussel durven te weerstaan, die kiezen voor Nederland en dus voor een nexit.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Weerdenburg. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Becker namens de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Namens de VVD begin ik met een hartelijk welkom aan de minister in onze commissie bij haar eerste grote plenaire debat. Een begrotingsbehandeling lijkt misschien wat snel na haar aantreden maar ik weet sinds donderdag een klein beetje hoe het voelt. Ik heb de eer om namens de VVD het woord te voeren en dat werd mij die donderdag bekend. Gelukkig heb ik met mijn voorganger Yeşilgöz dit debat goed kunnen voorbereiden, zoals wij dat als collega’s altijd al deden vanuit de overtuiging dat hulp en handel hand in hand gaan. En geen beter moment als nieuwe woordvoerder om te beginnen dan bij de begroting en ook een beetje de bespreking van het regeerakkoord.
Laat ik beginnen met buitenlandse handel. Wat dat onderwerp betreft is er, los van enkele zinnen over convenanten met het bedrijfsleven, niet zo heel erg veel opgeschreven in het regeerakkoord, maar dat zie ik dan maar als een kans voor de Kamer. Mijn inbreng begint daarom vandaag met een ode aan de handel. Handel is de afgelopen jaren jammer genoeg af en toe wat naar de achtergrond van onze debatten en naar de laatste pagina’s van de begroting verdwenen, maar mag wat de VVD betreft nooit in de kantlijn van het beleid verdwijnen. Handel verdient prioriteit van deze minister en van deze Kamer, want we zijn een handelsland. We verdienen een groot deel van ons nationaal inkomen ermee, de afgelopen jaren maar liefst 32 cent van elke euro. 2,2 miljoen Nederlandse banen zijn ermee verbonden. Onze innovatieve medische apparaten, onze energieoplossingen, voedselverbeteringen, slimme toepassingen in steden en ga zo maar door, ze zijn niet alleen producten waar wij in Nederland van profiteren, ze zijn ons verdienmodel in de wereld. Nederlandse hoogstaande producten en innovaties leveren ons welvaart op en ook de financiële middelen om de welvaartsstaat te kunnen blijven financieren in de toekomst. Tegelijkertijd maken ze heel vaak de wereld een stukje beter.
Dat klinkt allemaal mooi, maar is niet vanzelfsprekend. Willen we als Nederland onze handelspositie zo houden en liever nog versterken, dan is er werk aan de winkel. Dat zeg ik niet alleen, het Nederlandse bedrijfsleven vraagt daar ook om. In het adviesrapport Team Nederland formuleerden ze het doel om in 2030 40% van het nationaal inkomen met handel te gaan verdienen. De politiek moet daarin wat de VVD betreft een ambitieuze partner zijn. Is deze minister dat met ons eens? De VVD daagt de minister uit om te komen met een proactieve handelsagenda die recht doet aan het belang van het Nederlandse bedrijfsleven. Wil de minister dat oppakken? Is zij ook bereid daarin de ideeën mee te nemen die het bedrijfsleven zelf aanreikt, bijvoorbeeld in een rondetafelgesprek dat de VVD hierover onlangs in de Kamer heeft geïnitieerd? En om de minister wat extra aan te sporen en te inspireren voor zo’n handelsagenda, noem ik kort vijf van de wensen van de bedrijven die zij bij ons als Kamer hebben neergelegd.
Ten eerste: het mkb gaf aan het soms moeilijk te vinden om gebruik te maken van de ondersteunende regelingen voor export, of dat te weinig te kunnen doen, vaak omdat ze die regelingen onvoldoende kennen of ontoegankelijk vinden. Is de minister bereid om de benutting van instrumenten als het Dutch Trade and Investment Fund en het Dutch Good Growth Fund te verbeteren, ook op basis van de evaluatie van het DGGF en het tegenvallende resultaat van het derde spoor daarbinnen?
Ten tweede: kredietverstrekking. De rol van de banken is veranderd. Vroeger waren er veel actieve banken die kapitaal beschikbaar wilden stellen voor exportactiviteiten en projecten in het buitenland. Nu hoorden wij van bedrijven dat banken hen vaak wel willen adviseren, maar lang niet altijd willen financieren. Bedrijven suggereerden de mogelijkheid van meer garantstellingen via onder andere Invest-NL, maar ook het idee van Qredits, namelijk het verstrekken van kleine kredieten aan kleine ondernemers voor de export, werd geopperd. Hoe wil de minister de financieringsmogelijkheden gaan verbeteren?
Ten derde: de voor handel benodigde kennis. Bedrijven, ook weer met name het mkb, hebben soms onvoldoende expertise in huis om markten te verkennen of een vergunningstraject te doorgronden. En, eerlijk is eerlijk, de websites en handboeken van de overheid bieden hierover niet altijd duidelijkheid. Een recent voorbeeld hiervan is de ogenschijnlijk ondoorgrondelijke regelgeving voor export naar Rusland, waarover ik Kamervragen heb gesteld. Wat gaat de minister de komende tijd doen om de informatie over handelsmogelijkheden aan ondernemers, met name het mkb, te verbeteren?
Ten vierde. Bedrijven hielden een pleidooi voor een meer gefocuste landelijke strategie. Veel regio’s gaan momenteel bijvoorbeeld zelf op missie en ontwikkelen een internationaliseringsstrategie. Dat geldt ook voor allerlei initiatieven in verschillende sectoren. Is de minister het met de VVD eens dat de rijksoverheid daar meer lijn en focus in zou kunnen aanbrengen?
Tot slot, ten vijfde: het belang van het beter benutten van handelsakkoorden. Het kabinet heeft al enkele acties in gang gezet nadat ik had gevraagd — ook de collega van het CDA heeft dat gedaan — om ondernemers meer te informeren over en te laten profiteren van handelsakkoorden. Er is bijvoorbeeld een Meldpunt Handelsbelemmeringen ingesteld en er is ook een app ontwikkeld. Hoe blijft de minister hierop inzetten en dit monitoren?
Nou hoop ik natuurlijk dat de minister kort op deze punten wil ingaan, maar ik hoop vooral dat zij ze wil oppakken in een proactieve agenda voor de komende tijd voor ondernemers in Nederland die de wereld veroveren met hun ideeën en innovaties. Ik overweeg hierop een motie. Er zijn natuurlijk ook andere onderwerpen die in zo’n proactieve handelsagenda passen, zoals het belang van het beschermen van vrijhandel in de wereld in een tijd van opkomend protectionisme, de omgang met een onderwerp als de brexit en het hele handelsdefensieve instrumentarium, maar omwille van de tijd, voorzitter, kom ik op deze punten nu niet met een wensenlijstje. We moeten het namelijk ook nog over ontwikkelingssamenwerking hebben, voorzitter.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Hijink het woord geef, zeg ik nog even dat we interrupties in tweeën doen.
De heer Hijink (SP):
Mevrouw Becker heeft een hele wensenlijst voor de manier waarop we het bedrijfsleven ten dienste moeten zijn, maar kan zij aangeven of zij in de internationale handel ook bepaalde verantwoordelijkheden van bedrijven verwacht als het gaat om handel in het buitenland?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, dat wil ik graag aangeven. Zoals de heer Hijink weet, voeren we in de Kamer heel veel debatten over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven. Veel Nederlandse bedrijven doen dat erg goed en pakken die verantwoordelijkheid op. Het mooie vind ik dat ze dat vanuit zichzelf doen, in overleg met elkaar. Daar hebben we bijvoorbeeld de convenantenaanpak voor. Dat vind ik een belangrijk onderdeel, maar daar hebben we het al heel vaak over en ik wil niet vergeten dat het ook moet gaan over de positieve kant van handel en hoe we ervoor kunnen zorgen dat bedrijven meer geld kunnen gaan verdienen in de wereld. Daar vraag ik vandaag aandacht voor, maar zeker, meneer Hijink, het is en-en.
De heer Hijink (SP):
Er gaat natuurlijk heel veel goed; daar zijn we het over eens. Alleen, je kunt niet ontkennen dat er ook in heel veel landen door bedrijven mensen worden uitgebuit, dat er mensenrechtenschendingen zijn. Over bijvoorbeeld de kledingindustrie horen we nog steeds schokkende verhalen. Je kunt niet ontkennen dat de VVD, als we zo’n verhaal hebben gehoord, daar nooit eens bij benoemt dat een bedrijf ook maatschappelijk verantwoord hoort te ondernemen. Het beleid van deze nieuwe minister moet dus niet alleen gaan over het bevorderen van de export. Wat mij betreft moet zij er vooral voor gaan zorgen dat die handel eerlijk en duurzaam wordt.
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, nogmaals, het is en-en, dus de minister moet niet alleen dit doen, maar het is ook nadrukkelijk een taak van deze minister om de handel te bevorderen. Toen het ging over de kwestie in Bangladesh heeft ook de VVD gezegd dat het van belang is dat er een textielconvenant is en dat er wordt gesproken over de manier waarop wordt omgegaan met mensenrechten in de sector. Maar ik vraag vandaag ook aandacht voor al die bedrijven en ondernemers die elke dag keihard werken om met hun idee de wereld te veroveren. Zij verdienen onze steun, en niet alleen onze kritiek als het een keer niet goed gaat.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
Ik was aangekomen bij het onderwerp ontwikkelingssamenwerking. Dat is ook voor de VVD een belangrijk onderwerp, want in tegenstelling tot wat sommigen misschien soms denken, zijn wij niet tegen hulp. Integendeel, we zijn voor hulp. Wij nemen verantwoordelijkheid die verder reikt dan onze landsgrenzen. Ik noem de goede Hollandse diplomatie van realpolitik. Ik noem ook de inzet van onze krijgsmacht waar dat nodig is. Ik noem voorts dat we via onze goede contacten, vaak met handel als eerste voet tussen de deur, stap voor stap bijdragen aan verbeteringen in de wereld en aan het voorkomen en helpen oplossen van conflicten. Als er sprake is van acute noodsituaties, moet er noodhulp zijn. Bij heftige en bloedige conflicten, als mensen vluchten voor oorlog en geweld — zoals we gezien hebben en nog steeds zien in Syrië — moet er goede opvang zijn, bij voorkeur in de regio. Door hulp te bieden krijgen mensen in moeilijke situaties weer perspectief op een veilig en zelfredzaam bestaan. Door hulp te bieden voorkomen we dat mensen hun eigen land willen verlaten voor een beter leven, met onhoudbare migratiestromen tot gevolg. Dus nee, de VVD is niet tegen hulp, maar we willen wel steeds kijken of die hulp effectief is en goed terechtkomt. Laten we niet vergeten dat we als Nederland de zevende donor zijn op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, met 5,6 miljard naar OS in 2018. De VVD wil ervoor zorgen dat dit geld goed besteed wordt.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Mevrouw Becker geeft aan dat zij niet tegen hulp is. Sterker nog: ze zegt dat ze ervoor is. Ik vind dat eigenlijk weinig ambitieus van de VVD, vooral gezien het feit dat mevrouw Becker net een vrij uitgebreid verhaal hield over de handelspolitiek. Ik zou juist denken dat de VVD kansen ziet om die hulp, die handel en die ontwikkeling vanuit Nederlandse bedrijven extra vorm te geven. Hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik denk dat mevrouw Diks op haar wenken zal worden bediend, want ik ga nog uitgebreid in op hoe we volgens de VVD op een effectieve manier het geld voor ontwikkelingssamenwerking en de hulp die we inzetten ook kunnen richten op de gebieden waar economische kansen liggen. Daarmee kunnen we ook daadwerkelijk bijdragen aan perspectief voor mensen in hun eigen land.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik verheug me daarop, want ik kom straks zelf ook met een vrij uitgebreid voorstel op dit punt. Ik schrok alleen even, omdat ik het gevoel kreeg dat u een beetje de charitasrichting op ging, en dat zou ik zeker niet verwachten van de VVD.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik ben een beetje benieuwd. Nu ik mevrouw Becker zo’n hosannaverhaal hoor houden over hulp en handel, vraag ik me af wat zij van de voorbeelden vindt die ik heb aangegeven? Ik noem een inventarisatieproject van traditionele Tibetaanse muziek in China of een priester-imamuitwisselingsproject in Egypte. Ik noem ook de subsidie van 6 miljoen euro Nederlands belastinggeld aan een bedrijf als Apple. Dat is toch niet een mkb-waardig bedrijf, dacht ik zo. Ik ben dus benieuwd wat ze daarvan vindt.
Mevrouw Becker (VVD):
We kennen de voorbeelden van de PVV; de projectjes die dan worden aangehaald en een beetje belachelijk worden gemaakt. Ik heb ooit bij een debat gezeten waarin de PVV het inzetten van een weerapp voor de landbouw in een ontwikkelingsland als nutteloos zag, terwijl het, om bij te dragen aan perspectief voor mensen daar, juist ontzettend belangrijk is dat zij op een goede, productieve manier aan landbouw kunnen doen. Eigenlijk zit hier natuurlijk achter dat de PVV gewoon tegen ontwikkelingssamenwerking is. Er wordt steeds één puntje uitgehaald en belachelijk gemaakt, maar ik zou weleens aan de PVV willen vragen: hoe zouden wij als Nederland onze verantwoordelijkheid moeten nemen voor perspectief voor mensen in delen van de wereld waar het minder goed gaat, ook om ervoor te zorgen dat we die enorme migratiestromen waar de PVV zo tegen is, kunnen indammen en om ervoor te zorgen dat we de grondoorzaken daarvan daadwerkelijk kunnen aanpakken?
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Die voorbeelden zijn niet zomaar voorbeelden. Als u ook eens een keertje kijkt op de website www.openaid.nl, waar de vorige minister ook vaak toe opgeroepen heeft, dan ziet u projecten die door de overheid zijn gepubliceerd. Alle data is te vinden. Het zou goed zijn als mevrouw Becker daar eens een halfuurtje doorheen scrolt. Bovendien kwam de minister zelf met de Buienradar-app, naar aanleiding van een vraag van ons. Ik weet dat uw collega Yeşilgöz toen ook een beetje stekelig reageerde, maar de minister kwam zelf vol trots met dat onderwerp. We hebben dat niet nutteloos genoemd, maar we vragen ons af waarom dat met Nederlands belastinggeld gefinancierd moet worden. Onze boeren hebben het namelijk ook jarenlang zonder gedaan. Die gebruikten dan de Enkhuizer Almanak of die keken naar wolkenpatronen. Dat is meer wat de PVV geprobeerd heeft te doen: de schaal en sowieso de noodzaak van dit soort projecten bevragen. Mevrouw Becker kan me die niet goed duidelijk maken, dus misschien kan ze nog één poging doen.
Mevrouw Becker (VVD):
Misschien kan ik mevrouw Van Weerdenburg geruststellen, dat zij ons haar zijde vindt als het gaat om de mening dat we kritisch moeten kijken of geld dat we besteden in het kader van ontwikkelingssamenwerking, goed terechtkomt en effectief wordt besteed. We moeten kijken of het niet in een bundeling van allerlei projectjes terechtkomt die uiteindelijk slechts een druppel op een gloeiende plaat zijn.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Becker (VVD):
Daar ga ik verderop in mijn betoog ook uitgebreid op in.
Voorzitter. Ik was aanbeland bij de opmerking dat we niet moeten vergeten dat we als Nederland met 5,6 miljard naar OS in 2018 de zevende donor zijn op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en dat wij ervoor willen zorgen dat dit goed besteed wordt. Het is en moet meer zijn dan een verzameling goede bedoelingen. Het moet mensen daadwerkelijk in staat stellen hun eigen leven en de welvaart in hun land zelf te verbeteren. Ik zei dat eerder ook al. Als het perspectief in arme landen niet verbetert, blijven mensen een afhankelijk bestaan leiden. Dan zullen ze de gevaarlijke oversteek blijven wagen voor een beter leven in Europa.
In het regeerakkoord is daarom terecht afgesproken dat het kabinet de begroting voor OS aanpast, zodat de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering bestreden worden. Het akkoord richt zich op hulp die echt werkt en oog heeft voor economische kansen en het richt zich op goede opvang in de regio. Ook is er terecht een focus op landen waarvoor Nederland van echte meerwaarde kan zijn, en die van grote invloed zijn op de veiligheid en stabiliteit in de ring rond Europa. Aanvullende uitgaven dienen zich te richten op de oorzaken en gevolgen van migratie, waaronder opvang in de regio.
De minister is begonnen met de uitvoering door een eerste nota van wijziging met 190 miljoen voor noodhulp en opvang in de regio naar de Kamer te sturen. Ik wil de minister vragen wanneer zij de concreet voorgestelde besteding per doel en organisatie naar de Kamer kan sturen. Lukt dit nog voor 1 december, zodat de Kamer zich hier nog over kan buigen? Wanneer ontvangt de Kamer een voorstel voor de besteding van de overige regeerakkoordmiddelen?
Ik zal nu niet verder vooruitlopen op de concrete besteding, maar ik heb wel alvast een vraag over het onderwerp noodhulp en de mate waarin de bijdrage van Nederland uit de pas lijkt te lopen met die van andere landen. Dan heb ik het specifiek over het mechanisme binnen de VN om gezamenlijk bij humanitaire noodsituaties in de wereld snel te kunnen optreden: het CERF. Nederland gaf aan dit mechanisme in 2017 ruim 71 miljoen dollar op een totaal budget van 447 miljoen dollar. Daarmee staan we als klein landje mondiaal op een tweede positie, terwijl landen als China en Rusland maar ook bijvoorbeeld ons buurland België en Italië daaraan nog geen fractie daarvan bijdragen. Het gevolg is dat de pot snel leeg is, er bij verschillende acute situaties met de pet wordt rondgegaan en Nederland opnieuw braaf extra betaalt. Mijn collega Ten Broeke heeft hier eerder ook aandacht voor gevraagd bij voorgangers van deze minister. De VVD wil deze minister vandaag vragen om haar invloed in de VN-gremia te gebruiken om andere landen aan te sporen ook hun verantwoordelijkheid te nemen en het noodfonds van de VN beter te kapitaliseren, zodat Nederland hierin niet alleen vooroploopt en de gaten moet dichten die andere landen laten vallen. Is de minister hiertoe bereid?
Voorzitter. Ik zei zojuist dat ik niet vooruit wil lopen op de concrete invulling van de regeerakkoordmiddelen. De minister moet immers zelf nog met plannen komen. Maar ik wil haar wel vragen hoe zij zal omgaan met een aantal belangrijke ijkpunten voor de VVD. Is de minister bij de voorgestelde verdeling van OS-middelen bereid om steeds kritisch te kijken naar de definitie van goed beleid? Wat is bijvoorbeeld goede opvang in de regio? Het lijkt ons verstandig om eerst goed te bekijken wat er nu al gebeurt en wat hier het effect van is, om te kunnen bepalen welke intensivering werkelijk bijdraagt aan goede opvang in de regio. Is de minister dat met de VVD eens? Hoe gaat de minister het effect meten van haar beleid in brede zin? Komt zij bijvoorbeeld met nieuwe indicatoren die de Kamer meer inzicht geven in het effect van OS-beleid? En is zij bereid ook steeds te kijken naar een horizon van haar beleid? Hoe zorgen we ervoor dat eenmaal begrote middelen niet jarenlang een automatisme zijn?
Ik vraag dit niet zomaar. Ik vraag dit ook omdat de Algemene Rekenkamer onlangs concludeerde dat beleidsconclusies op het gebied van OS regelmatig ontbreken. Hoe gaat deze minister dat verbeteren en ervoor zorgen dat we echte keuzes kunnen maken, in wat werkt maar ook in wat niet werkt? En hoe zorgt de minister ervoor dat OS-middelen niet alleen het gewenste effect hebben maar ook, waar nodig, aan voorwaarden worden verbonden? De VVD vindt bijvoorbeeld dat bij geld voor derde landen ook een afspraak hoort over opvang en terugkeer. Wij zien graag concrete plannen en een verantwoording hierover. Hoe gaat de minister dit doen?
Dan over het landenbeleid. De keuze voor de nieuwe focuslanden is goed. Jordanië, Libanon en Irak — met name de eerste twee — zijn zeer belangrijk in het kader van opvang in de regio en het beheersbaar houden van migratiestromen. Onze inzet is daar het meest effectief. Het kabinet geeft aan nog te bezien welke Afrikaanse en andere landen als focuslanden kunnen worden toegevoegd en ook met welke landen de OS-relatie kan worden beëindigd. Hoe gaat de minister dit aanpakken? De VVD heeft behoefte aan een strakke analyse van de reeds aanwezige hulp in de focuslanden en vervolgens aan plannen hoe Nederlandse intensiveringen echt gaan bijdragen aan perspectief voor mensen daar. Is de minister bereid dit te doen en wanneer kan de Kamer een verdere uitwerking van deze focuslanden tegemoetzien?
Voorzitter. Tot slot ...
De voorzitter:
Maak even uw zin af. U was met uw afronding bezig.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ga naar een laatste nieuw onderwerp.
De heer Hijink (SP):
Ik heb een vraag over de uitbreiding van die focuslanden. Het is natuurlijk heel makkelijk om landen toe te voegen aan een lijstje waarop je wilt focussen, maar hoe langer zo’n lijst wordt, hoe minder focus er is. Ik ben heel benieuwd hoe de VVD en mevrouw Becker zelf aankijken tegen deze lijst van landen. Het lijkt mij dat als je landen toevoegt, dat automatisch betekent dat er elders dus minder budget beschikbaar is. Naar welke landen vindt u dan dat er minder geld heen moet?
Mevrouw Becker (VVD):
Daar ga ik op dit moment niet op vooruitlopen. Ik heb niet voor niets een vraag aan de minister gesteld en daar wil ik een serieus antwoord op van de minister. Hoe zij dit gaat aanpakken, met wat voor analyse zij ook gaat komen om te kijken in wat voor landen Nederland actief is. Zijn we daar effectief en hoe zou je de keuze kunnen maken om inderdaad ook een aantal landen niet meer als focusland aan te merken? Dan ga ik niet het werk van de minister doen. Ik vraag als Kamerlid aan de minister om die analyse te maken en als we die hebben ontvangen, ga ik graag nog een keer het debat met de heer Hijink hierover aan.
De heer Hijink (SP):
Het probleem is natuurlijk dat in het regeerakkoord is opgeschreven dat we de grondoorzaken van migratie moeten gaan aanpakken. Opvang in de regio, staat letterlijk in het regeerakkoord, is een van de grondoorzaken van migratie. Dat vond ik een heel rare zin. Als dat het doel is, minder migratie en als er daarom extra geld naar het Midden-Oosten gaat, dan betekent dat dus dat je de echte grondoorzaken — belastingontwijking, ongelijkheid, klimaatverandering — waarvan we juist het meeste zien in Afrikaanse landen ...
De voorzitter:
Ik ga hier echt een beetje doorheen praten, want u moet gewoon kort zijn, net als iedereen. Geen analyses, gewoon een korte opmerking of een vraag.
De heer Hijink (SP):
Dat valt toch nog best wel mee? Ik ben nog geen 30 seconden aan het woord.
De voorzitter:
Nou nee, u begint nu een beetje uit te weiden.
De heer Hijink (SP):
Je kunt niet aan de ene kant zeggen: we gaan de grondoorzaken van migratie wegnemen door de opvang in de regio te versterken en aan de andere kant ook nog oog hebben om de echte oorzaken van ongelijkheid aan te pakken. Dat is met name in Afrikaanse landen. Dus mijn vraag blijft: hoe gaat u dan voorkomen dat er daar straks geen middelen meer voor zijn?
Mevrouw Becker (VVD):
Het antwoord op de focuslanden heb ik net gegeven. Voor de rest hebben we afgesproken in het regeerakkoord dat we de grondoorzaken van migratie willen aanpakken, maar ook van armoede, van terreur en van klimaatverandering. Daar ga ik ook zo meteen wat over vragen aan de minister, want ik vind inderdaad dat ook daar een taak ligt voor deze minister om samen met haar collega’s aan die grondoorzaken te werken. Dat is niet alleen het beleid van de focuslanden, dat is ook diplomatie. Dat zit op tal van terreinen.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik had nog een vraag over de opmerking die u maakte over de koppeling tussen de opvang die in de regio wordt georganiseerd en de eventuele ontwikkelingslanden die dat geld zouden kunnen ontvangen. In hoeverre vindt u het acceptabel dat die koppeling überhaupt wordt gelegd?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb net aangegeven dat ik dat acceptabel vind.
De voorzitter:
Kort antwoord. Mevrouw Diks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik vroeg in hoeverre u dit acceptabel vindt.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik vind het acceptabel dat, als wij geld uitgeven aan hulp in een land en daarover afspraken met dat land maken, als er ook sprake is van terugkeer, terwijl dat land niet bereid is om bijvoorbeeld uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen, wij dan zeggen: dat geld is geen cadeautje, daar kunnen wij afspraken aan verbinden. Ik vind dat heel redelijk.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank, voorzitter.
Tot slot. Ontwikkelingsbeleid valt niet los te zien — we hadden het er net al even over — van ander buitenlandbeleid. Om effectief de grondoorzaken van migratie, armoede, terreur en klimaatverandering aan te pakken, is de samenwerking met bijvoorbeeld de staatssecretaris voor Immigratie, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie en de minister van Economische Zaken en Klimaat cruciaal wat de VVD betreft. Hoe gaat de minister deze integraliteit met haar collega’s vormgeven? Hoe gaat zij haar rol op het gebied van de ODA-middelen en het klimaatbeleid invullen, samen met haar collega Wiebes? Hoe wordt dit zichtbaar in haar beleidsplannen, haar effectmetingen en haar evaluaties?
Dat was mijn laatste vraag. Wij kijken uit naar het antwoord van de minister en naar een vruchtbare samenwerking, vooral naar een proactieve inzet van deze minister op hulp, maar ook op handel.
De heer Hijink (SP):
Er is nog één prioriteit van de VVD blijven liggen. Dat is een gezamenlijk amendement dat onze voorgangers in 2015 hebben ingediend. Dat gaat over de bestrijding van, zoals het chique heet, wildlife crime, dus de stroperij in Afrikaanse landen. Het gaat om een klein bedrag, twee miljoen. Wij zouden dat project heel graag willen voortzetten. Is de VVD bereid om daar opnieuw aan mee te doen?
Mevrouw Becker (VVD):
We hebben daar in het verleden inderdaad onze steun aan verleend omdat wij het van belang vonden om bij te dragen aan het opzetten van de bestrijding van wildlife crime in de landen daar, met als doel dat zij dat uiteindelijk zelf op een effectieve manier zouden kunnen doen. Toen de middelen daarvoor werden toegekend, is daar de voorwaarde aan verbonden dat de minister zou bezien hoe dat heeft uitgepakt en of wij deze kwestie inmiddels kunnen overlaten aan de landen zelf.
De voorzitter:
En nu het antwoord.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik wil voorkomen dat wij nu weer zeggen: laten wij er nog maar een keer twee miljoen naar toe doen, zonder dat wij weten of de eerdere hulp effect heeft gehad. Ik vraag de minister of zij daarop kan ingaan. Ik wacht het amendement van de heer Hijink wel af.
De voorzitter:
De heer Hijink, tot slot.
De heer Hijink (SP):
Oké, bij dezen dus de vraag aan de minister of dit project in haar ogen zinvol is geweest en nog steeds zinvol is. Dan staat mevrouw Becker ervoor open om dat te verlengen?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb zojuist al gezegd dat Ontwikkelingssamenwerking wat de VVD betreft geen verzameling is van losse projectjes en goede bedoelingen. Ik ga nu niet van één projectje zeggen: laten wij er maar twee miljoen bij doen. Dat geld moet ook weer ergens vandaan komen. Ik wacht eerst het antwoord van de minister af.
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan is het woord aan mevrouw Diks namens GroenLinks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Voorzitter. Dank u wel. GroenLinks is blij te constateren dat er meer geld voor Ontwikkelingssamenwerking op de begroting staat. In de tamelijk summiere nota’s van wijziging maakt de minister alvast 44 miljoen voor komend jaar vrij en reserveert ze alvast 190 miljoen voor opvang in de regio en noodhulp. Uit de stukken blijkt echter nog niet duidelijk genoeg waar en hoe dit geld concreet besteed gaat worden. De collega van de VVD had het hier ook al over. Wanneer komt de minister met wat mij betreft vooral beleidscoherente plannen hiervoor?
Moeten wij deze nota nu lezen als het slechts terugdraaien van ingeboekte bezuinigingen, of worden er ook daadwerkelijk andere beleidskeuzen gemaakt? Wat wordt er bijvoorbeeld in het regeerakkoord bedoeld met focuslanden? Welke landen worden dit en wat betekent dit? Belangrijker nog, op grond waarvan worden die keuzen dan gemaakt? Heeft de minister in ieder geval enig idee van hoe zij tot de uitwerking daarvan wil komen en vooral hoe zij de Kamercommissie hierbij wil gaan betrekken? Het is goed dat de gaten die het vorige kabinet in de begroting Ontwikkelingssamenwerking heeft geslagen, worden gerepareerd en er enig extra geld vrijkomt. GroenLinks vindt het wel jammer dat er is gekozen voor incidenteel in plaats van structureel geld. Zijn deze extra dotaties dan niet meer dan een eenmalige correctie op de vorige greep met de kasschuiven?
Bij de vorige begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is een motie van GroenLinks-Kamerlid Grashoff aangenomen waarin de Kamer heeft uitgesproken dat het ontwikkelingssamenwerkingsbudget de komende jaren weer naar 0,7% van het bruto nationaal inkomen moet groeien. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking voor de komende periode wordt 0,7% min 1,4 miljard. De eerste vraag — dat is een beetje een flauwe vraag — is natuurlijk: is de hoogte van dat bedrag toeval, in de zin dat alles tegenwoordig 1,4 miljard schijnt te kosten? Waarom is er door het kabinet voor gekozen om die 1,4 miljard bij ontwikkelingssamenwerking weg te halen en in plaats daarvan aan buitenlandse beleggers te geven? GroenLinks ziet die 1,4 miljard liever bij de allerarmsten in de wereld terechtkomen dan bij de allerrijksten.
Het vergroenen van de Sahara. Een van de grootste problemen in Afrika, nu en in de nabije toekomst, is oprukkende droogte door klimaatverandering. De woestijn vreet jaarlijks een strook van zo’n 50 kilometer landbouwgrond op. Dit heeft voedselschaarste, economische teruggang, instabiliteit en daarmee geweld tot gevolg. De milieuorganisatie van de Verenigde Naties stelt dat de helft van de Afrikaanse landbouwgronden over ongeveer tien jaar door klimaatverandering als verloren kan worden beschouwd. Veel jongeren verlaten nu deze gebieden omdat zij daar én geen handelingsperspectief én geen toekomstperspectief meer zien. Zij raken op drift, verlaten huis en haard en stromen naar Europa, waar zij terecht of onterecht wel toekomst zien. Ook de Afrikaanse Unie ziet dit probleem. Zij is vorig jaar een project gestart om de Grote Groene Muur aan te leggen: een 15 kilometer brede en 8.000 kilometer lange strook van bomen, dwars door het continent, van Senegal naar Djibouti.
GroenLinks wil dat Nederland het initiatief neemt om zich waar mogelijk met partnerlanden, partnerorganisaties en plaatselijke gemeenschappen in te zetten voor grootschalige projecten en samenwerking, om gronden in de Sahelregio terug te veroveren op de Sahara, om verwoestijning tegen te gaan en om gedegradeerde landbouwgronden om te zetten in vruchtbare landbouwgronden. Juist als Nederlandse organisaties en het Nederlandse bedrijfsleven aantakken bij deze projecten, slaan we in ieder geval twee vliegen en misschien wel acht vliegen in één klap, door sterkere rurale economieën, meer stabiliteit, meer voedselzekerheid enzovoort, enzovoort. In ieder geval nemen we hiermee een deel van de grondoorzaken van migratie weg. Naar aanleiding van dit voorstel heb ik enkele vragen. Is de minister bereid om zich hierover met haar collega’s van Landbouw en Economische Zaken en Klimaat te verstaan? Is de minister bereid om zich met partnerlanden en partnerorganisaties in te zetten voor grootschalige vergroeningsprojecten in de Sahara? En als adoptiemoeder van ontwikkelingsdoel 5, SDG 5, gendergelijkheid vraag ik aan de minister of zij ook bereid is om zich er hard voor te maken dat die teruggewonnen landbouwgronden vooral aan vrouwen worden toegekend, om zo langjarig en duurzaam het economisch perspectief van hen en hun familie te verbeteren, bijvoorbeeld door een intensivering van het Green Climate Fund.
Nationaal en internationaal klimaatbeleid kunnen in dit voorstel op een geweldige manier aan buitenlands handelsbeleid worden gekoppeld en bieden zo grote economische kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat enorm veel kennis en expertise in huis heeft op dit gebied. President Macron heeft tijdens de COP23 in Bonn voorgesteld om klimaatverandering te integreren in de Europese handelspolitiek. Sterker nog, hij gaf aan dat Europa eigenlijk niet zou moeten onderhandelen over vrijhandel met landen die minder ambitieus zijn dan de Europese Unie, omdat dit onze gezamenlijke Europese doelstelling naar beneden zou halen. Hoe ziet de minister deze uitspraak van president Macron in relatie tot de Nederlandse handelspolitiek?
Over klimaat gesproken: in het klimaatakkoord van Parijs hebben rijke landen toegezegd dat er vanaf 2020 100 miljard dollar per jaar beschikbaar moet zijn om ontwikkelingslanden te helpen klimaatverandering te voorkomen of te mitigeren. De afspraak was dat dit additionele middelen zouden zijn en niet reeds bestaand OS-geld. In de beantwoording van de schriftelijke vragen lezen we echter dat Nederland deze bijdrage wil financieren uit ODA, dus bestaand OS-geld. Breekt het kabinet nu met deze eerdere belofte en, zo ja, waarom?
Voorzitter. De OS-paragraaf van het regeerakkoord is doorspekt met repressief asielbeleid, al komen er nu wel extra middelen voor opvang in de kampen in de regio. Tegelijkertijd lijkt het alsof het kabinet zich niet realiseert dat het daarmee gevolgen bestrijdt maar oorzaken juist in stand houdt. Juist door steun aan opvang in de regio en nieuwe migratiedeals te financieren met ontwikkelingssamenwerkingsgeld, wordt OS-geld weggehaald bij de bestrijding van de grondoorzaken: klimaatverandering met als gevolg armoede, geweld en onveiligheid. Zo wordt het migratiebeleid van dit kabinet een slang die in zijn eigen staart bijt, een vicieuze cirkel. Ik ben er zojuist uitgebreid op ingegaan.
Het kabinet wil OS-geld besteden aan het creëren van nieuwe veilige derde landen. Onduidelijk is welke landen dit moet gaan betreffen. Voor zover mij bekend, zijn er geen stabiele landen in Noord-Afrika met een werkend asielsysteem en garanties dat teruggestuurde migranten goed zullen worden behandeld. Sterker nog, vorige week kwam naar buiten dat in Libië weer slavenhandel voorkomt. Slaven, minister! Het is godgeklaagd!
De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, goedemorgen. Voor u was het ook een lange nacht, maar u staat hier weer fris en fruitig in de zaal.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Niet geknipt, maar wel geschoren, voorzitter. Dank u wel.
Voorzitter, ik heb tot nu toe het verhaal van mevrouw Diks met veel plezier aangehoord. Ik moet wel zeggen dat het wat zuinigjes is als het gaat om de kentering van het beleid op Ontwikkelingssamenwerking. Ik hoor er één zin over dat er meer geld bijkomt. Daar hebben we beiden, met andere partijen, in de afgelopen jaren hier voor gestreden. Maar ik zou mevrouw Diks wel de volgende vraag willen stellen. In het regeerakkoord staan ook duidelijk de vier speerpunten genoemd van de afgelopen jaren als het gaat om armoedebestrijding. Daar wordt ook extra geld voor uitgetrokken.
De voorzitter:
Ja. En uw vraag is?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Heeft mevrouw Diks dat ook opgemerkt?
De voorzitter:
Mevrouw Diks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik ben volgens mij mijn bijdrage begonnen met aan te geven dat ik heel positief ben over het feit dat er meer geld op de begroting staat. Maar wat je natuurlijk zou willen, of wat GroenLinks zou willen, is dat dat structureel geld zou zijn. We zien dat dit geld slechts voor vier jaar beschikbaar wordt gesteld. In die zin zie ik het toch nog steeds als eenmalig. Laat ik het wat ruw zeggen: ik zie dit dan een beetje als stoplappen voor het feit dat in de afgelopen jaren zulke grote grepen in het OS-geld zijn gedaan. U bent in die zin eigenlijk een beetje te vroeg, want ik kom dadelijk nog met een bijdrage waarom ik echt bezwaar maak tegen het feit dat al die asielkosten ook uit het OS-geld worden betaald.
Ik kijk gewoon niet te veel naar rechts, naar de gebaren van de voorzitter.
De voorzitter:
Nee, maar ik wel naar links. De heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Over de verdeling van de asielgelden komen we nog te spreken. Ik constateer met mevrouw Diks dat er 1,8 miljard bij komt in de komende jaren. Dat is hard geld. En wat er daarna gebeurt? Over vier jaar is mevrouw Diks misschien weer aan zet, als er weer nieuwe verkiezingen zijn. Dan wens ik haar weer veel succes om dit beleid van een groei naar de 0,7% voort te zetten. In de intensivering, dus in die 450 miljoen per jaar, zit wel degelijk ook een hele brok geld voor bestrijding van de grondoorzaken van armoede. Mijn vraag was of mevrouw Diks ook erkent dat er behalve aan de opvang in de regio, waar mevrouw Diks ook voor is, wel degelijk ook aan de bestrijding van de grondoorzaken van armoede wordt gewerkt.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ja, dat doen we. Maar ik heb volgens mij heel uitgebreid aangegeven hoe het volgens mij nog veel beter zou kunnen. Als je de opvang in de regio vormgeeft zoals het kabinet nu voor ogen heeft, houden we, ik zal maar zeggen “het systeem” daaromtrent in stand. Daardoor verandert er niet fundamenteel en wezenlijk iets waardoor mensen gewoon niet het besluit nemen om deze kant op te komen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
OS dreigt steeds meer een outsourcekantoor van ons asielbeleid te worden. Wat ons betreft moet er een maximum komen op wat er aan ODA onttrokken mag worden voor de financiering van de eerstejaarsopvang. Ik overweeg een motie op dit punt. Want voor het komend jaar wordt de ODA-kas weer voor ruim een half miljard geplunderd om asielopvang in eigen land te financieren. Wat vindt de minister van deze greep in haar budget om andere doelen van het kabinet op het gebied van asiel en migratie te bereiken?
En dan nog wat. Wat als deals uiteindelijk niet gesloten worden omdat er geen veilige landen in Noord-Afrika te vinden zijn? Bestaat dan het risico van onderbenutting, en uiteindelijk het wegvloeien van geld van de OS-begroting? Hoe bewaakt de minister dat?
De Europese Unie heeft het voornemen om een multilateraal investeringshof, het MIC, in het leven te roepen, dat als geschillenbeslechtingsorgaan voor toekomstige handelsverdragen moet fungeren. Onderzoek laat zien dat de Europese Commissie op wonderlijke wijze is omgegaan met de resultaten van een publieke consultatie omtrent dit nieuwe hof, en het publieke en maatschappelijke draagvlak bij ngo’s daarvoor. GroenLinks ziet helemaal niets in dit soort arbitragehoven, zeker niet omdat grote multinationals daar kunnen klagen terwijl dit hof vooralsnog niet voor burgers met klachten openstaat. Mijn vragen aan de minister zijn: is de minister bereid om bij de Europese Unie te pleiten voor een bredere openstelling van dergelijke hoven, dus ook voor burgers? De nationale rechtsgang wordt in dit soort hoven gepasseerd. Is de minister bereid om, indien een MIC onontkoombaar is, op z’n minst te pleiten voor het doorlopen van de hele nationale rechtsgang voordat er toegang ontstaat tot een arbitragehof? Welke actie gaat de minister bij de Europese Commissie ondernemen naar aanleiding van het onderzoek? En welke reactie verbindt zij aan het vreemde handelen van de Europese Commissie?
Voorzitter. Voormalig minister Ploumen heeft hard gewerkt om convenanten in het kader van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen af te sluiten met de branches zelf. Convenanten zijn prima, mits we resultaten boeken. Bij twee sectoren hebben we daarover twijfel: voedsel en kleding. Voor wat betreft voedsel zijn de zes betrokken ngo’s onlangs uit de onderhandelingen gestapt, omdat alleen brancheorganisaties gebonden zouden worden door het convenant en individuele supermarkten niet. Dit is niet het soort convenant dat GroenLinks voor ogen heeft. Gaat de minister op dit punt zelf nog actie ondernemen om alsnog tot een deugdelijk voedselconvenant te komen?
Naast SDG 5 heb ik ook SDG 12 geadopteerd: eerlijke handel en productie. Zoals Arjen Lubach onlangs ook opviel, is nog steeds ondoorzichtig onder welke omstandigheden onze kleding wordt gemaakt. Modeketens moeten wat GroenLinks betreft inzichtelijk maken waar hun kleding vandaan komt en moeten ook verantwoordelijk zijn voor het controleren of de productie ook daadwerkelijk plaatsvindt onder de juiste arbeidsomstandigheden. Momenteel is de enige straf voor ketens als ze zich daar niet voldoende voor inzetten, dat ze uit het convenant worden gezet. Dat is GroenLinks veel te vriendelijk. De vorige minister heeft prima wortels gemaakt maar er ontbreken wat GroenLinks betreft nog stokken. Is de minister bereid in Europees verband te pleiten voor bindende voorschriften voor maatschappelijk verantwoorde kledingproductie? Is de minister bereid om er bij haar collega’s voor te pleiten om bij wetsvoorstellen in de memorie van toelichting een SDG- en mvo-toets op te nemen, om zo ook de voortgang van de implementatie van de SDG’s en mvo-beleid in Nederland te volgen?
Voorzitter. De Kamer heeft in de aangenomen motie-Asscher/Ploumen de regering opgedragen het SheDecides-initiatief verder voort te zetten. Wat GroenLinks betreft zou daar zelfs nog wel een schep bovenop kunnen. Nu de Verenigde Staten zich hebben teruggetrokken uit de strijd voor betere reproductieve rechten voor vrouwen in ontwikkelingslanden, is veel geld nodig om dat gat te vullen. Hoe gaat de minister SheDecides precies voortzetten en komt een deel van het gerepareerde OS-budget hier ook aan ten goede?
Naast SheDecides is het ook belangrijk om algemene basisgezondheidszorg en kennis over hygiëne over te dragen en te bevorderen, want hiv/aids, tuberculose en andere ziektes komen nog veel te vaak voor en hebben desastreuze invloed op de verdere ontwikkeling van mensen. Wat is de minister wat basisgezondheidszorg en hygiëne betreft van plan? En is zij bereid om hierover contact op te nemen met haar collega van VWS om te bezien wat zij in samenwerking voor dit onderwerp kunnen bereiken? Het zou een mooie stap zijn als de minister dit zou doen, omdat zij daarmee ook veel meer aandacht zou kunnen besteden aan de beleidscoherentie, die echt nog heel duidelijk ontbreekt op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diks. Ik geef nu het woord aan mevrouw Kuik namens het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Ik had acht minuten spreektijd staan, maar hier staat zes minuten op het scherm.
De voorzitter:
Ja, zes minuten voor de eerste termijn en twee voor de tweede termijn. Maar als u acht minuten wilt, is dat ook prima. Wat u wilt.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ja, van acht was ik uitgegaan.
De voorzitter:
Prima, doen we!
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik begin met het OS-gedeelte en het tweede deel, over handel, zal worden overgenomen door mijn collega Amhaouch.
Voorzitter. Dit kabinet zet anders dan voorgaande jaren in op een verhoging van de ontwikkelingssamenwerkingsgelden. We zien een trendbreuk en daar zijn we als CDA blij mee. We moeten alleen niet lichtzinnig omgaan met deze gelden, maar weloverwegen, met oog voor effectief beleid, onze keuzes maken hoe we deze extra middelen gaan inzetten. Het aanpakken van de grondoorzaken van migratie, noodhulp aan vergeten crises en het bieden van economisch perspectief hebben bij ons hierbij prioriteit. De inzet van het bieden van perspectief is zowel in het belang van Europa als in het belang van mensen in ontwikkelingsgebieden. Het Nederlandse OS-beleid zal zich moeten focussen. De demografische groei van Afrika is de komende decennia gigantisch. Er zullen mensen blijven komen, vooral economische migranten. En economische migranten moeten beter worden voorgelicht over de gevaren van de reis over de Middellandse Zee. En ze moeten een reëel beeld krijgen van de toekomst die hen in Europa wacht. De controle aan de Europese buitengrenzen zal bovendien verbeteren de komende jaren. Maar tegenhouden is niet genoeg. We richten ons ook op de oorzaken van vertrek. Velen vertrekken vanwege het gebrek aan perspectief op werk. En met de huidige bevolkingsgroei in Afrika zullen ze nog veel meer banen nodig hebben. Dus moeten we daar inzetten op het bieden van perspectief voor jonge Afrikanen.
Humanitaire vluchtelingen verdienen onze hulp. En natuurlijk is opvang dicht bij huis het beste. We kijken hierbij eerst naar de opvang in de regio. Daarnaast moeten we ook meer overleg zoeken met buurlanden van Europa, en met de EU moeten we gezamenlijk beleid voeren, waarmee we intensief en strategisch gaan samenwerken met deze landen. Het CDA ontvangt graag zo spoedig mogelijk een strategische agenda van de minister, waarin ze uiteenzet hoe we die partnerschappen vorm gaan geven.
Volgens het CDA moeten de volgende beleidskeuzes in 2018 gemaakt worden. Het regeerakkoord noemt drie focuslanden: Jordanië, Libanon en Irak, en daarnaast wordt Afrika genoemd. Met spoed moet onderzocht worden waar het Nederlandse geld in deze gebieden het meeste effect heeft. Kern van de Nederlandse inzet is het bieden van perspectief aan bevolkingen. We denken dan bijvoorbeeld aan het stimuleren van economische activiteit door middel van leningen en microkredieten. Daarnaast vinden wij ondersteuning in vluchtelingenkampen van belang om met name kinderen een toekomst te bieden. En we moeten niet vergeten oog te hebben voor de draagkracht van de lokale bevolking in de opvangregio’s. In Libanon zien we bijvoorbeeld dat het grote aantal vluchtelingen het de Libanese bevolking bemoeilijkt in werkgelegenheid, sociale voorzieningen en gezondheidszorg. Het ondersteunen en behouden van voorzieningen voor de lokale bevolking maakt een belangrijk onderdeel uit van opvang in de regio. Concreet stelt het CDA voor om helder te hebben welke criteria we hanteren aangaande focuslanden. Welke landen dragen de grootste lasten? Waar heeft Nederlandse ondersteuning het meeste effect? Welke relatie is er al met landen? Welke steun is volgens de lokale bevolking en de vluchtelingen zelf het meest nodig en effectief? Nemen we hun perspectief ook mee? Ook moet er natuurlijk aandacht zijn voor de rol van maatschappelijke organisaties in samenwerking met bedrijven. Hoe wil de minister dit gaan doen?
In 2018 zet de minister extra geld in voor opvang in de regio en aanpak van oorzaken van migratie. Ik wil graag van de minister weten of dit ook bedoeld is voor het verhogen van het ARC-fonds. ARC staat voor Adressing Root Causes. Hiermee worden immers de grondoorzaken van migratie aangepakt. Ik zou niet willen pleiten voor nieuwe fondsen, maar ik zou willen pleiten voor het opplussen van het ARC-fonds. Graag ook hierop een reactie.
Naast de focuslanden wil het CDA enkele specifieke zaken de aandacht geven. De positie van vrouwen in het algemeen wil ik versterken. Vrouwen betalen vaak de hoogste rekening door trauma’s, seksueel geweld of simpelweg door het wegvallen van familie. Maar tegelijkertijd zijn het ook de vrouwen die een belangrijke bijdrage leveren aan de economie en ontwikkeling. Vorige week hebben de commissie en de minister een gesprek gehad met Belinda Gates over het GFF, een fonds met een multipliereffect dat zich specifiek inzet voor vrouwen en kinderen. Mijn vraag aan de minister zou zijn: zou dit fonds een effectief middel kunnen zijn om als Nederland zich in te zetten voor de bescherming en de positie van vrouwen? Ik wil de minister daarnaast vragen, in een brief aan te geven hoe er een tandje bij kan worden gezet in het bestrijden van mensenhandel en prostitutie en hierbij specifiek te kijken hoe vrouwen en kinderen op de vlucht beter beschermd kunnen worden. Nederland doet veel op het gebied van gender, maar we zijn onlangs wel op de vingers getikt. Een consistent, overkoepelend genderbeleid ontbreekt nog. We vragen de minister dan ook hier goed naar te kijken en gender te integreren in beleidsthema’s, zoals veiligheid, handel en mvo en ook te kijken naar een eenduidige toepassing van monitoring, analyse en evaluatie.
Tot slot wil het CDA aandacht vragen voor enkele vergeten crises, waaronder de oorlog en de cholera-epidemie in Jemen en het uitbreken van de pest op Madagaskar. De door de minister voorgestelde verhoging van noodhulp kan ook worden gebruikt om deze specifieke stille rampen aan te pakken. Graag een reactie van de minister op de vraag op basis van welke criteria het extra geld voor noodhulp wordt uitgegeven. Vallen deze stille crises daar ook onder?
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik heb nog een vraag over het vorige blokje. Mevrouw Kuik breekt hier een lans voor vrouwen — prachtig — en ze zegt dat hulp perspectief moet bieden aan de lokale bevolking. Ik kan dat echter moeilijk rijmen met het feit dat het CDA tegen de motie heeft gestemd om de financiering voor de shariarechtbank in Somalië te stoppen. Welke perspectief biedt die financiering Somalische vrouwen, zodat ze in rechtbanken waar de sharia van kracht is, in officiële rechtbanken gestenigd kunnen worden in plaats van door Al-Shabaab-rechtbanken? Dat zou ik graag willen horen van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik denk dat het heel helder is dat we hier met zijn allen in de Kamer ons inzetten voor de rechten van vrouwen. Ik vind het belangrijk dat we daar ook een integraal beleid op zetten en kijken wat het meest effectief is. Daar zullen we ook richting de minister aandacht voor vragen. U geeft een specifiek voorbeeld. We kunnen wel specifieke voorbeelden eruit pakken, maar we kunnen ook kijken wat het meest effectief is om vrouwen te helpen. Dan zien we bijvoorbeeld dat het SheDecides-beleid dat is ingezet, echt effectief is op allerlei verschillende gebieden en de rechten van vrouwen bewaakt.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Is mevrouw Kuik op de hoogte van het feit dat vrouwenrechten in onze definitie, namelijk die van de universele rechten van de mens, een heel andere is dan de rechten die vrouwen in de islam hebben?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik denk dat we niet alleen met een blik vanuit hier naar die landen moeten kijken, maar dat we ook oog moeten hebben voor de culturen die er daar zijn en hoe we daarmee omgaan om de rechten van vrouwen te verbeteren. Alleen onze visie opleggen, dat gaat niet werken. Je moet ook kijken wat het perspectief daar is en hoe we dat zo effectief mogelijk kunnen verbeteren.
Voorzitter. Mijn laatste punt. Ik wil nog stilstaan bij de inzet van diplomatie. Hier ligt een kans voor Nederland als lid van de VN-Veiligheidsraad in 2018. In het regeerakkoord is 10 miljoen gereserveerd om het postennetwerk te versterken. Onze voorkeur gaat uit naar het versterken van een economisch netwerk. Ik krijg graag een reactie van de minister op de vraag hoe het postennetwerk wordt uitgebreid.
Ik draag nu graag het woord over aan mijn collega, die het over handel gaat. hebben.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Amhaouch namens het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Ik zal maar met de deur in huis vallen. Het CDA is van mening dat in Afrika en minder ontwikkelde landen handel moet worden ingezet als ontwikkelingsinstrument. Hierbij moeten er keuzes gemaakt worden over welke landen het meeste potentieel en de meeste behoeften hebben. Het gaat dan om het openstellen van de markt, om het toegankelijk maken van de markt voor de regio en om regionale producten te laten bijdragen aan de regionale economie. Ik denk hierbij onder andere aan de ECOWAS-samenwerking in West-Afrika, waar vijftien landen samenwerken om een economisch gebied verder te ontwikkelen. Wij vragen de regering een overzicht te maken met welke landen de handel geïntensiveerd moet worden en waar handel gestimuleerd kan worden. Een belangrijke vraag daarbij is welke criteria we hanteren. We willen graag zo snel mogelijk een overzicht van de minister ontvangen, waarin ze aangeeft welke landen het beste middels handel gestimuleerd kunnen worden in hun economische ontwikkeling. Hierbij krijgen we tevens graag een overzicht van de criteria die de minister hanteert.
Voorzitter. Nederland heeft veel kennis in de agrofoodsector en aangaande water. Dat is ook een van onze belangrijke topsectoren. Er wordt vanuit het bedrijfsleven, ook in samenwerking met maatschappelijke organisaties en kennisinstituten zoals de universiteit van Wageningen, volop gewerkt aan innovatieve technologieën in opkomende landen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van geodata, maar denk ook aan de innovaties in de enorm grote zaadveredeling die wij in Nederland hebben en waarmee wij eigenlijk de hele wereld proberen te voeden. Dit zijn zeer belangrijke onderwerpen voor het behalen van de SDG’s — bijvoorbeeld SDG 8, die ikzelf geadopteerd heb en die gaat over de duurzame inclusieve economische ontwikkelingen — en zij spelen een rol in het aanpakken van de grondoorzaak van migratie maar ook in het aanpakken van de klimaatveranderingen en de bestrijding van de negatieve effecten daarvan. De collega van GroenLinks had het daar zojuist ook over. Ik denk dat ik bij GroenLinks een beleidswijziging zie: ook grootschalige projecten ondersteunen in plaats van alleen de kleine.
Het CDA zal er specifiek voor gaan pleiten om in de internationale handel extra aandacht en prioritering te geven aan water- en voedselveiligheid. De grondgedachte hierbij is: landen meer zelfvoorzienend maken en succes voor Nederlandse bedrijven.
De voorzitter:
Ja, dit is vragen om een reactie van mevrouw Diks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Precies, u neemt mij niet kwalijk dat ik hier toch even op reageer, want ik vond het eerlijk gezegd wel een beetje flauw, meneer Amhaouch, dat u het zo bracht. Volgens mij heb ik zojuist heel nadrukkelijk gesproken over “uitgestoken handen” en heb ik u aangegeven hoe GroenLinks voor ogen heeft hoe aan die grondoorzaak van migratie het een en ander gedaan kan worden, hoe we dat grootschalig kunnen doen, hoe we daar met z’n allen misschien ook geld aan kunnen verdienen en hoe we die verbetering tot stand kunnen brengen. Dan vind ik het een beetje flauw dat u op deze manier reageert.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt, maar meneer Amhaouch, het is ook de bedoeling dat u mevrouw Diks interrumpeert en niet vanaf het katheder mevrouw Diks uitlokt.
De heer Amhaouch (CDA):
Mag ik hierop reageren, voorzitter?
De voorzitter:
Nou ...
De heer Amhaouch (CDA):
Ik denk inderdaad dat die handreiking een heel goede is, want op het gebied van agro en water kunnen we Afrika ook middels grotere projecten helpen. Het was dus niet flauw bedoeld, voorzitter.
De voorzitter:
Oké, gaat u verder.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik ga verder met mijn inleiding. Nederlandse handel en investeringen in het Nederlandse voedselzekerheidsbeleid zullen ook bijdragen aan het versterken van lokale voedselsystemen en lokale waardeketens. Zo kan Nederland heel concreet toegevoegde waarde creëren. Met name door export van kennis en productiesystemen kan Nederland een grote onderscheidende bijdrage leveren. Enerzijds gaat het dan om het ondersteunen van kleine boeren in lage-inkomenslanden, maar we moeten ook de volgende stap zetten door middelgrote bedrijven in lage- en middeninkomenslanden te faciliteren in het opzetten van corporaties. Dat draagt bij aan het bevorderen van de innovatieve kracht van de lokale en regionale landbouw- en voedselverwerkende industrieën. Voedselzekerheid garanderen en werkgelegenheid creëren lukken alleen als we zowel de kleine boeren als de middelgrote boeren blijven ondersteunen. Graag een reactie van de minister op de vraag hoe de waardeketen kan worden versterkt.
In ons werkbezoek aan Libanon hebben we kunnen zien dat met Nederlandse ondersteuning start-ups met veel jonge enthousiaste ondernemers succesvol kunnen zijn, met relatief weinig financiële middelen maar wel met een grote toegevoegde waarde door de kennisdeling met bijvoorbeeld Wageningen. Zulke initiatieven zouden we op meerdere plekken willen zien ontstaan.
Nu wil ik de handelsakkoorden bespreken die nu op tafel liggen. Hoe gaat de minister de onderhandelingen over handelsakkoorden met onder andere Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Indonesië succesvol tot een goed einde brengen? Exporterend Nederland snakt naar het wegnemen van bestaande belemmeringen en omarmt een gelijk speelveld. Welke geleerde lessen uit de evaluaties van bestaande handelsakkoorden gaat de minister zo spoedig mogelijk implementeren, zodat we als Nederland meer uit bestaande en ook deze nieuwe handelsakkoorden kunnen halen? Ik heb hier eerder al een punt van gemaakt inzake de analyse van het handelsverdrag met Zuid-Korea. Graag een brede uiteenzetting van de minister over hoe we implementatie en resultaten van handelsverdragen kunnen verbeteren.
Ten slotte: kan de minister bovendien reflecteren op — en een doorkijk maken naar — hoe Invest-NL past in beide genoemde blokken met betrekking tot de internationale handelscontext? Het gaat over Invest-NL ten opzichte van DGGF, DTIF en de FMO.
Ten slotte: het CDA gaat voor een eerlijke economie, die is gericht op de lange termijn, op kwaliteit en op een eerlijke prijs. Dat is een keuze voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzaamheid en innovatie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hijink, namens de SP.
De heer Hijink (SP):
Voorzitter, dank u wel. We hebben een nieuwe minister. In een eerder debat heb ik al tegen deze nieuwe minister gezegd dat de verwachtingen hooggespannen zijn, gezien haar staat van dienst als pleitbezorger van de mensenrechten. Wij zijn heel benieuwd of zij er in de komende tijd in gaat slagen om de mensenrechten boven de handelsbelangen te gaan zetten, en of zij de ruimte krijgt, maar vooral ook of zij die ruimte zal nemen, om de ongelijkheid in de wereld te bestrijden en de handel eerlijker te maken.
Voor de SP is het cruciaal dat wij de mensen duidelijk kunnen maken dat het geld dat wordt uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking goed besteed geld is. Het gaat immers om flinke bedragen en het is allemaal belastinggeld, dus mensen mogen verwachten dat het geld op de goede plek terechtkomt. Maar komt dat geld ook goed terecht? Mijn voorganger Eric Smaling heeft vorig jaar hier benadrukt dat dat niet altijd het geval is. Hij noemde een voorbeeld in Burundi, waar het hulpgeld uiteindelijk is stopgezet nadat Nederlands geld was ingezet om een gewelddadig politiekorps te leren hoe het beter moest schieten. We zien ook dat de regering geld voor ontwikkelingssamenwerking gebruikt voor de opvang van vluchtelingen in hun eigen land, of dat geld bedoeld voor de ontwikkeling van lokale economieën via belastingparadijzen wordt weggesluisd. Dat lijkt ons toch niet de bedoeling.
De regering zegt in het regeerakkoord — we hadden het er daarstraks al over — in te zetten op extra geld naar opvang in de regio, omdat die de grondoorzaken van migratie zou aanpakken. Dat is toch wel een hele rare redenering. Opvang in de regio is een gevólg van de bloedige strijd die nu al jaren woedt in Syrië en Irak; de opvang zelf is natuurlijk niet de grondoorzaak. Jazeker, op sommige plekken is de opvang niet goed geregeld. Wij waren vorige maand met de commissie in Libanon, waar we de kampen hebben bezocht. Daar was een gezin met zes kinderen dat één matras had om te delen. Als zij daar slapen in een tochtige tent terwijl de winter eraan komt, dan snap ik wel dat de opvang daar niet goed is geregeld. Dan snap ik ook wel dat een deel van die mensen overweegt om naar Europa te trekken. Maar dat is wat anders dan de grondoorzaak, want de échte grondoorzaak is de oorlog, dat is de terreur, dat zijn de conflicten en dat is het gebrek aan perspectief voor mensen. Als we die grondoorzaken willen wegnemen, is een veel bredere blik nodig dan alleen het leveren van hulp voor opvang in de regio.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ziet de SP ook dat het belangrijk is om bij opvang in de regio goede hulp aan te bieden en om daarvoor geld in te zetten? Want dat doen we natuurlijk ook.
De heer Hijink (SP):
Natuurlijk, en dat is volstrekt logisch. Ik zei net dat ik het zelf heb gezien, dus dat daarvoor meer geld nodig is, spreekt voor zich. Dat hoeft natuurlijk niet alleen vanuit Nederland te komen; andere landen kunnen daar ook aan bijdragen. Maar het spreekt voor zich dat dat heel belangrijk is. Alleen moeten we straks uitkijken voor waarvan dat ten koste gaat.
Mevrouw Kuik (CDA):
Daarom staat er in het regeerakkoord dat we kijken naar die opvang in de regio en dat we mensen niet laten zitten in een situatie die onwenselijk is — of onmenselijk, zou je bijna kunnen zeggen — maar dat we ook inzetten op die grondoorzaken. Dat is wel wat er staat. Volgens mij moet u het daarmee eens zijn.
De heer Hijink (SP):
Ja, maar ik val over dat ene zinnetje waarin wordt gezegd dat we met opvang in de regio, als we dat allemaal oplossen, de grondoorzaak van migratie te pakken hebben. Dat lijkt me echt de verkeerde weg. Mevrouw Diks maakte dat punt ook, en terecht.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Hijink (SP):
Voorzitter. Als je de grondoorzaken wilt aanpakken, moet je jongeren een betere toekomst gunnen in het land waar ze wonen. Daar is eerlijke handel voor nodig, zodat jonge Afrikaanse boeren kunnen denken aan groei en meer afzet. Dat is heel wat anders dan wat in 2016 gebeurde, toen op de lokale markten in Ghana Nederlandse kippenpoten werden gedumpt, waardoor lokale boeren volledig uit hun eigen markt werden geprijsd. Als het handelsbeleid niet deugt, dan heeft ontwikkelingssamenwerking niet veel zin. Als je de grondoorzaken wilt aanpakken, moet je conflicten voorkomen en oorlogen zien te beëindigen. Dan bedanken wij voor nieuwe oorlogsmissies en investeren wij in diplomatie, in samenwerking en in het voorkomen van conflicten, in plaats van eraan bij te dragen. Als je de grondoorzaken wilt aanpakken, dan zorg je dat landen in Afrika niet vele miljarden aan belastinginkomsten mislopen door belastingontwijking. Hoe reageert de minister op het nieuws uit Nigeria, waar de ontwikkelingsbank FMO, die grotendeels in handen is van de overheid, de bouw steunde van een private energiecentrale voor 40 miljoen dollar? Die centrale, die eigendom moest worden van consultants en bankiers, parkeerde haar inkomsten vervolgens in een belastingparadijs. Dat is toch niet uit te leggen? Dat is om je voor te schamen. Hoe kan Nederlands geld op zo’n foute manier worden besteed? Ik hoor heel graag hoe de minister daarnaar kijkt.
Voorzitter. Bij de grondoorzaken aanpakken denk je aan klimaatverandering, die ervoor zorgt dat landbouw in steeds meer gebieden in Afrika onmogelijk wordt. Dan denk je aan de aanpak van gebrekkig onderwijs, hoge jeugdwerkloosheid en corrupte overheden die vooral zichzelf verrijken en niet bijzonder veel geven om hun eigen bevolking. Als we deze grondoorzaken van migratie samen gaan aanpakken, heeft dit kabinet er in de SP een bondgenoot bij, maar dan moet er nog wel heel veel gebeuren.
In Afrika zullen veel landen nog deze eeuw een deel van hun landbouwproductie verliezen als gevolg van klimaatverandering. Mevrouw Diks had het er ook al over. Dat komt hard aan op een continent waar de bevolking de komende 30 jaar gaat verdubbelen. Willen we de grondoorzaken van migratie aanpakken, dan is daar een flinke klus te klaren.
Voorzitter. Het kabinet wil de bestaande OS-relaties herzien om zich meer te richten op opvang in de regio.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik hoorde dat het blokje ging wijzigen, daarom heb ik een vraag. We hebben het net met GroenLinks al gehad over de klimaatveranderingen in Afrika. GroenLinks had het over de groene zone. Nederland kan ook een onderscheid maken door goede veredelde zaden daarnaartoe te sturen, zodat er weer groei is in de landbouw. Ondersteunt de SP de inzet van Nederland om het verschil te maken op agro, food en water, om zo werkgelegenheid te creëren — daar is de SP altijd voor — en om ook de klimaatverandering te beperken? Ondersteunt de SP deze projecten?
De heer Hijink (SP):
Dat lijkt me heel verstandig. Ik probeer wel altijd een onderscheid te maken: aan welke kant wordt er het meeste geprofiteerd? Ik vind het heel goed, zeker als de Universiteit Wageningen zich ermee bemoeit, om te bekijken hoe de productie effectiever kan worden en hoe we ervoor kunnen zorgen dat schrale landbouwgronden beter benut worden. Maar dat is wat anders dan te veel inzetten op de export van Nederlandse landbouwbedrijven als die enkel gericht is op dumpen. “Dumpen” is het verkeerde woord, want dat is niet het hoofddoel, maar soms wel een gevolg. Het doel moet nooit zijn om zo veel mogelijk landbouwproducten vanuit Nederland op de Afrikaanse markt te brengen. Het doel moet altijd zijn: hoe kunnen wij lokale boeren ondersteunen, eventueel met Nederlandse middelen, om zelfvoorzienend te worden en hun eigen productie te verhogen? Daar zou ik erg voor zijn.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Amhaouch (CDA):
Heeft u er ook bezwaar tegen als Nederland een win-winsituatie kan behalen en dus niet alleen voedsel die kant op exporteert, maar wel kennis en productiesystemen of innovatieve ideeën? Dan kunnen boeren zich daar ontwikkelen en wordt de Nederlandse handel er beter van.
De heer Hijink (SP):
Prima, maar dat laatste moet niet het eerste doel zijn.
De voorzitter:
Ook goedemorgen, meneer Dijkgraaf.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ook goedemorgen, mevrouw de voorzitter. Het ging over de wet-Hillen?
De voorzitter:
Nog één keer!
De heer Dijkgraaf (SGP):
Nog één keer. Het is wel een belangrijk punt, dat zo ook in mijn bijdrage zal zitten, namelijk de samenwerking tussen OS en Landbouw. We zijn de tweede exporteur van de wereld. Dan kunnen we een hele discussie voeren over de export van producten, maar dat doen we wel bij de commissie Landbouw. Ik snap het punt wel, maar we zitten er wat anders in. Maar nu even die samenwerking op het gebied van kennis. Vindt u ook dat wij er wat aan hebben, maar dat Afrika er ook zeker wat aan heeft als OS en Landbouw beter samenwerken en die kennis exporteren?
De heer Hijink (SP):
Dat is volgens mij dezelfde vraag die ik net heb beantwoord. Kennis exporteren is prima en het versterken van de lokale economie daar is helemaal prima, maar wat we tussen de regels door vaak in het huidige beleid lezen, is dat het primaire doel is dat ons bedrijfsleven ervan moet profiteren. Als dat een bijkomend gevolg is op de lange termijn, vind ik dat prima, zeker als we op termijn gelijkwaardige handelspartners worden, maar het hoofddoel van OS-geld lijkt mij het versterken van de lokale economieën van in dit geval Afrika.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Maar ik probeerde in mijn vraag nog net iets verder te gaan. Het is prima dat dit vanuit OS gestimuleerd wordt. Daar ben ik ook voor, maar ik constateer dat wij een landbouwsector hebben waarin dit mondjesmaat gebeurt. Onze bedrijven doen wel iets en het ministerie doet wel iets, maar volgens mij is er meer synergie te bereiken als OS en Landbouw op het punt waar u op doelt, meer samenwerken.
De heer Hijink (SP):
Dat zou kunnen. Daar moeten we dan naar kijken. Maar ik waak ook voor de situatie die we heel veel hebben gezien waarin westerse grote bedrijven zaden en gepatenteerde producten op de markt brengen, waar boeren vervolgens één jaar mee kunnen produceren, waarna ze wederom bij dat westerse bedrijf moeten aankloppen. Dat is heel goed voor dat bedrijf, maar daar zijn de boeren niet mee geholpen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Hijink (SP):
Ik had het over de OS-relaties. Het kabinet wil ze herzien, mar wat betekent dit dan precies? Welke Afrikaanse landen gaan van de lijst af? Wat doet de minister om de internationale bijdrage aan opvang in de regio te verhogen? De tekorten zijn namelijk groot, zoals ik ze zo-even al heb benoemd. Het mag niet betekenen dat we de allerarmsten elders in de steek laten.
Mevrouw Becker (VVD):
Even een korte vraag, want de heer Hijink vroeg mij zojuist aan te geven welke landen van de lijst afgaan. Heeft hij daar zelf een idee bij?
De heer Hijink (SP):
Nee. Wat betreft de keuze die het kabinet maakt, weet ik nog helemaal niet of dat nou zo’n goed idee is. Dat zal echt van de uitwerking afhangen. Terecht wordt er door verschillende mensen op gewezen dat het uitbreiden van die lijst zal betekenen dat we landen in Afrika in de steek gaan laten om de opvang in de regio en deels ons eigen migratiebeleid te gaan subsidiëren. Ik ben daar dus nog helemaal niet zo van overtuigd.
Mevrouw Becker (VVD):
Het is goed te horen dat de SP het in ieder geval met de opstelling van de VVD eens is dat we daar de minister eerst zelf de gelegenheid voor moeten geven voordat we hier als Kamer zelf landen gaan noemen. Dus dank u wel.
De heer Hijink (SP):
Maar dat is een beetje gek. Ik stel niet voor om een aantal landen aan die lijst toe te voegen. Dat is wat het kabinet en uzelf voorstellen. Dus dan moet u het verwijt niet gaan omdraaien.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Hijink (SP):
Als je wilt dat minder mensen in de boot naar Europa stappen, dan moet je jongeren redenen geven om in hun eigen land een toekomst op te bouwen. Dat betekent investeren in onderwijs, gezondheidszorg en meer banen met een loon waar je van kunt leven. Dan moet je geen voedsel tegen dumpprijzen op de markt brengen omdat juist dan lokale markten inzakken en economieën gefrustreerd raken. Wat wel kan werken, is betere samenwerking tussen bedrijven in Nederland en kleine ondernemers in Afrika. Beiden kunnen profiteren van elkaars kennis en afzetmarkten maar dan wel op basis van gelijkwaardigheid en tot wederzijds voordeel. De SP heeft vorig jaar voorgesteld om hierin te investeren. Wij zullen daar dit jaar opnieuw een voorstel voor doen en ik hoor graag van de minister of zij bereid is om deze richting te ondersteunen.
Voorzitter. Eerlijke en duurzame handel gaat uit van bedrijven en overheden die fatsoenlijk met elkaar omgaan, zodat je als Turkse textielarbeider geen noodkreten in kleding behoeft te naaien omdat de ZARA je al drie maanden niet heeft willen uitbetalen. Veel producenten, ook in de kledingindustrie, kunnen nog altijd niet aangeven waar hun kleren precies gemaakt worden en of daar door kinderhanden aan is gewerkt. Ik vraag mij af hoe dat kan. Zouden we accepteren dat de bakker op de hoek ons niet kan uitleggen wat er in het brood zit? Volgens mij niet. En waar komt dat rare idee vandaan dat bedrijven geen verantwoordelijkheid hoeven te dragen voor de spullen die ze op de markt brengen? Volgens mij is dat niet langer uit te leggen in deze tijd. Heeft iemand deze producenten misschien verplicht om goedkope onderaannemers te zoeken om mensen uit te buiten en mensen in dienst te nemen die ze helemaal niet kennen? Nee natuurlijk niet, dat zijn bedrijfseconomische keuzes en die kun je dus ook anders maken.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Hijink noemt hier een voorbeeld over oneerlijke handel maar noemt dan, denk ik, het verkeerde voorbeeld van de textiel. We hebben als Kamer al een paar keer flinke uitspraken gedaan over wat er plaatsvindt in de textielfabrieken in Azië, maar we hebben in de vorige kabinetsperiode via imvo-convenanten en met de SER en ons bedrijfsleven ...
De voorzitter:
En nu de vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
Is de heer Hijink ervan overtuigd dat met de imvo-convenanten die we nu nog verder willen inzetten, deze problemen opgelost worden, en dat er niet alleen maar een zwart beeld geschetst moet worden van de textielindustrie alsof die geen eigen verantwoordelijkheid zou nemen?
De heer Hijink (SP):
Nee. Er wordt al heel lang over gediscussieeerd en er zijn al jarenlang evaluaties aangekondigd en nu in het regeerakkoord ook weer, maar waar het aan ontbreekt zijn harde maatregelen om bedrijven aan afspraken te houden. Er wordt heel veel gesproken maar heel weinig gedaan. Het voorbeeld dat ik noemde van Turkse werknemers die nota bene in kleding briefjes naaien met de noodkreet erop dat ze al drie maanden niet uitbetaald zijn, lijkt mij een mooi voorbeeld waaruit blijkt dat het nog lang niet op orde is.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat het nog lang niet op orde is, geloof ik, maar mijn vraag is of de heer Hijink ervan overtuigd is dat de textielindustrie niet ook zelf een eigen verantwoordelijkheid neemt en verbetering aanbrengt? Of zegt u: ze doen niks?
De heer Hijink (SP):
Niet genoeg. Ze doen niet niks. Het punt dat ik maak is het volgende. Hoe kan het nu dat een kledingproducent nog steeds onderaannemers in dienst heeft die niet kunnen aangeven hoe kleren worden gemaakt? Dat is toch een bedrijfseconomische beslissing? Je kunt er toch ook voor kiezen om het zelf te doen of om in een land te gaan zitten waar het wel voor elkaar is of om, als je in een ontwikkelingsland gaat produceren, een bedrijf te kiezen dat de producten wel op een fatsoenlijke wijze kan maken? Ik begrijp gewoon niet dat wij het als een soort natuurverschijnsel aannemen dat er elders op de wereld mensen in fabrieken werken die worden uitgebuit en misbruikt. Ik snap niet dat ook in deze zaal mensen denken: dat gaan we met een convenant te lijf. Kom op, dat is toch gewoon een basale afspraak?
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Hijink (SP):
Het gaat dus niet vanzelf, voorzitter. Dat is de reden dat wij voorstander zijn van het bindend VN-verdrag over mensenrechten en bedrijven. Dit verdrag, waarover binnen de VN wordt gesproken, moet afdwingbare eisen gaan opleggen aan bedrijven om schendingen van mensenrechten te voorkomen. Is de minister bereid om alles op alles te zetten om deze onderhandelingen tot een succes te maken? Wij hoeven niet te wachten. Ons land kan zelf een wet maken als we dat willen, zoals ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben gedaan. Zij stellen bedrijven verantwoordelijk voor wat er bij hun leveranciers gebeurt. Pas als we dat doen, kunnen consumenten er echt van op aan dat de kleding die zij in de winkel kopen, daadwerkelijk schoon is. Pas dan zetten wij een eerste stap om onze handel eerlijker en duurzamer te maken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hijink.
Voordat ik de heer Bouali het woord geef, wil ik voor twee minuten schorsen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik geef de heer Bouali namens D66 het woord.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Een flinke carrière in de VN, zes talen vloeiend sprekend, werkzaam geweest over nagenoeg de gehele wereld, onderhandelingen gevoerd met de meest uiteenlopende mensen en wereldleiders onder de speed dial op je mobiele telefoon hebben: onze nieuwe minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft het allemaal. Nederland kan trots zijn dat zo iemand dit ambt voor ons wil vervullen. Hiermee kunnen we voor de dag komen. Ik kijk dus ook uit naar een goede samenwerking met deze minister.
Voorzitter. De wereld was nog nooit zo welvarend en ontwikkeld als nu. Extreme armoede en honger worden teruggedrongen en steeds meer kinderen gaan naar school. Tegelijkertijd zien we ook veel uitdagingen. Wereldwijd zijn er meer dan 65 miljoen mensen op de vlucht. De aarde is aan het opwarmen. Er zijn veel crises die onze aandacht vragen. Ontwikkelingssamenwerking is dus hard nodig. Het is daarom heel goed dat dit kabinet de trend van bezuinigingen keert en voor het eerst sinds 2010 weer investeert in ontwikkelingssamenwerking.
Voorzitter. D66 staat voor een open wereld, waarin vrijheid en handel hand in hand gaan. Een open en transparant handelsbeleid is meer dan ooit noodzakelijk. Het is ook in ons eigen belang: maar liefst een derde van ons bruto nationaal product komt uit export. Dat levert ook nog eens 2,2 miljoen banen op in Nederland. Dankzij handel betalen wij grote delen van onze gezondheidszorg, het onderwijs en onze sociale voorzieningen. De komende decennia zal 90% van de economische groei buiten Europa plaatsvinden. Om van die groei te kunnen profiteren en onze hoge kwaliteitsstandaarden voor dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden en het klimaat te kunnen waarborgen, is het goed dat we vrijhandelsverdragen sluiten. Nederland is nu immers de zeventiende economie in de wereld. Daar mag nog wel een tandje bij, wat mijn partij betreft.
Voorzitter. Ik ga naar ontwikkelingssamenwerking. Hoewel Nederland altijd boven zijn gewicht bokst, kunnen we helaas niet de hele wereld helpen. Mijn fractie is daarom blij met de keuzes die in het regeerakkoord zijn gemaakt. Ik ben ook benieuwd hoe het extra geld besteed gaat worden. Ik kijk uit naar de beleidsnotitie van de minister, met daarin de prioriteiten en de verdere financiële invulling. Een aantal van mijn collega’s heeft dat hier ook al opgebracht.
D66 wil aan deze nieuwe minister graag alvast wat gedachten en richting meegeven. Allereerst de geografische focus op de ring rondom Europa. Mijn fractie vindt het zeer positief dat Jordanië, Libanon en Irak nieuwe focuslanden worden. Graag hoor ik van deze minister wanneer er een verdere inhoudelijke uiteenzetting komt van wat dit nu precies gaat inhouden.
In andere landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn vele uitdagingen. Neem bijvoorbeeld Marokko. Afgelopen zomer waren er veel demonstraties in het noorden van Marokko. Velen zijn de enorme achterstellingen meer dan beu. Op mijn initiatief stemde bijna de gehele Kamer in met een motie om de hulp- en handelagenda voor Marokko uit te gaan werken. Ik hoor van deze minister graag hoe dit loopt en hoe we Marokko nog verder kunnen helpen. Overigens zou ik het niet onaardig vinden als u het land waar ik geboren ben, snel met een bezoekje vereert. Uw inzet zal daar ook zeker effect sorteren.
Voorzitter. D66 wil graag dat Nederlandse hulp en handel zich gaan richten op de regio Midden-Oosten en Noord-Afrika. We kunnen de bedrijvigheid en het ondernemerschap stimuleren door bijvoorbeeld start-ups in die regio te ondersteunen. Mijn collega Amhaouch had het er zojuist al over. Dat levert lokaal banen op, waarmee we grote jeugdwerkloosheid kunnen terugdringen. We kunnen de kennis en kunde vanuit bijvoorbeeld onze start-up DELTA daar naartoe brengen, hen bijstaan om die start-ups op te richten en we kunnen daar ook de mogelijke financiële steun voor leveren. Zou de minister hierop kunnen reageren en ernaar willen kijken?
Een andere expliciete prioriteit van D66 bij ontwikkelingssamenwerking is de strijd voor gelijke rechten. Daarom wordt het Mensenrechtenfonds ook opgehoogd. D66 zet zich daar al jaren voor in, en in het bijzonder ook voor vrouwenrechten. Nederland heeft internationaal een uitstekende reputatie als het gaat om de bevordering van vrouwenrechten en SRGR. Dat willen we graag voortzetten. De vorige minister voor BuHa-OS heeft daar mooi werk verzet. Ik ga ervan uit dat deze minister dat voortzet. Vanuit de Kamer wil ik haar graag nog een extra zetje in de rug geven. Vrouwen hebben immers zelf het recht om te kiezen of zij kinderen willen krijgen en wanneer zij die willen krijgen. Iedereen heeft het recht om te houden van wie ze willen. Dus extra inzet van deze minister op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidsrechten zou ik dus zeer verwelkomen. Het is immers gewoon een basisrecht. Ik hoor graag wat deze minister daarvan vindt.
Wereldwijd gezien heeft het bevolkingsfonds van de VN, beter bekend als UNFPA, een heel belangrijke rol bij het thema SRGR, maar juist de bijdrage van Nederland aan die VN-organisatie is de afgelopen jaren flink afgenomen. Ziet de minister een mogelijkheid om ook deze trend te keren? Dat zou mij een lief ding waard zijn.
Voorzitter. Een ander punt uit het regeerakkoord waar mijn fractie heel blij mee is, is onderwijs voor vluchtelingen. Iedereen heeft het recht op onderwijs, ongeacht je afkomst of status. Goed onderwijs brengt het beste in mensen naar boven, voorkomt en verkleint achterstanden en helpt talenten zich optimaal te ontwikkelen. D66 is benieuw hoe de minister de concrete opdracht van onderwijs aan vluchtelingen uit het regeerakkoord gaat oppakken en of zij bereid is hier de Kamer regelmatig over te informeren. Dan kom ik bij handel. Voor D66 is handel een essentieel onderdeel van onze blik naar buiten. Denk en handel internationaal is een van onze richtingwijzers. Voor Nederland is handel van oudsher van levensbelang. Nog steeds vergroot het onze vrijheid en onze welvaart.
De vraag is vervolgens hoe je handel drijft. D66 hanteert daarbij de volgende kaders. Handel vanuit een open houding, vanuit Europa, naar de rest van de wereld, in plaats van het opportunistische protectionisme dat wij helaas steeds vaker zien. Handel waar onze economie van profiteert, maar die ook ten dienste staat van duurzaamheid en sociale gelijkheid. Handel die volop ruimte biedt aan ondernemerschap en innovatie waarbij Europa de standaard zet op het gebied van privacy en gegevensbescherming. Ten slotte, handel waarbinnen D66 graag ook nog speciale aandacht ziet voor de ring rondom Europa, de MENA-regio — ik had het er al eerder over — maar ook Oost-Europa en de buurlanden van het Koninkrijk, een land als Colombia bijvoorbeeld.
Kortom, binnen deze kaders wil D66 het internationale handelsklimaat bevorderen en niet inperken. Wij weten dat de groei in de komende jaren vooral van buiten Europa komt. We zullen er dus voor moeten zorgen dat onze bedrijven daar goed op kunnen inspelen.
Wat is daar nu voor nodig? Allereerst geeft het bedrijfsleven aan dat wij onze economische missies, onze handelsreizen, nog strategischer en strakker kunnen organiseren. Is de minister bekend met deze signalen uit het bedrijfsleven? En is de minister bereid de huidige systematiek te verbeteren?
Dan als tweede, het handelsinstrumentarium zelf. Het bedrijfsleven wordt om de oren geslagen met allerlei vouchers, websites en een ingewikkelde brei aan allerlei vormen van dienstverlening. Herkent de minister dit beleid en wat kan zij doen om dat allemaal nog een tikkeltje strakker te maken en effectiever in te richten? Graag een reactie.
Ten derde het belang van duurzaamheid en klimaat in ons handelsbeleid. Ik ben er trots op dat in het regeerakkoord staat dat er een nationaal klimaatfonds komt. Hoe is de minister van plan dit klimaatfonds vorm te geven, ook in relatie tot haar handelsagenda? Wanneer kan de Kamer de invulling hiervan verwachten?
Daarnaast heeft mijn fractie nog niet zo lang geleden een motie ingediend die het kabinet over de volle breedte oproept om zich hard te maken voor het versterken van handel in goede producten en technologieën. Ik hoor graag dat ook deze minister voortvarend aan de slag gaat met de uitvoering van deze motie.
In dat kader vind ik het heel spijtig dat de onderhandelingen over de Environmental Goods Agreement zijn vastgelopen. Wat kunnen wij als Nederland doen om die onderhandelingen weer nieuw leven in te blazen? Wil de minister zich daarvoor inzetten?
Ik ga afronden. Wat D66 betreft, is het nut en noodzaak van ontwikkelingssamenwerking glashelder. We kunnen armoede bestrijden, honger uitbannen, oorzaken van migratie aanpakken en mensenrechten bevorderen. Mijn fractie is dan ook heel blij dat er na jarenlang bezuinigen nu flinke investeringen zijn van dit kabinet. Dat mag je terecht een trendbreuk noemen. Ook op de handelsportefeuille heeft D66 die open, progressieve houding. Open grenzen en handel zijn in ons voordeel zolang we maar de juiste voorwaarden stellen.
Voorzitter. Ik kijk uit naar de constructieve samenwerking met deze nieuwe minister, die dankzij haar internationale netwerk en ervaring veel kan betekenen voor ons land als handelsland en voor een land dat oog heeft voor de ontwikkelingsuitdagingen in de wereld.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, we hebben afgesproken dat de interrupties in tweeën en kort moeten zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil aan de CD ... De D66-fractie — een freudiaanse verspreking, excuses! — voorleggen dat dit kabinet weliswaar ambitieuze klimaatdoelen heeft maar ook vertelt: het moet allemaal nog worden ingevuld, dus vertrouwt u er maar op dat het goed komt, terwijl de D66-fractie ook pleit voor het doorgaan met de vrijhandelsonderhandelingen. Zou daar een risico in kunnen zitten, als we nog niet weten hoe we de klimaatdoelen gaan halen maar ons al wel steeds meer vastleggen op die vrijhandel?
De heer Bouali (D66):
Volgens mij was dit niet uw eerste freudiaanse verspreking in mijn richting! Zoals ik al vaker tegen u heb gezegd, voor ons is het echt en-en. Ik weet dat u het liefst helemaal niks met handel doet en dat u die banen allemaal maar links laat liggen. Wij gaan daar niet voor. Wij willen gewoon dat Nederland die banen heeft, dat de werkgelegenheid gestimuleerd wordt. Maar wij willen ook, samen met u, een goede balans vinden en inzetten op klimaat, milieu, duurzaamheid en sociale waarborgen.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, tot slot.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeker, maar dan herhaal ik de vraag waar ik dus geen antwoord op kreeg. Ziet D66 ook dat het misschien een risico kan zijn dat, als je je klimaatdoelen nog concreet moet maken en je nog niet weet hoe die precies kunnen worden gehaald, als je vrijhandelsverdragen blijft sluiten, daarmee het halen van de klimaatdoelen — daar wordt ook voor gewaarschuwd — niet dichterbij komt? Laat ik het voorzichtig zeggen.
De heer Bouali (D66):
Ik ga niet in herhaling treden, maar ik geef u wel mee — en dat weet u ook — dat inmiddels in alle handelsverdragen verwijzingen naar klimaatdoelstellingen zijn opgenomen. Dat moet toch ook voor u winst zijn, mevrouw Ouwehand?
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan geef ik nu mevrouw Van den Hul namens de PvdA-fractie het woord.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Ik wil vandaag beginnen met mijn afschuw uit te spreken over het humanitaire drama dat zich op dit moment afspeelt in Jemen. 27 miljoen mensen, onder wie veel vrouwen en kinderen, hebben dringend hulp nodig. Een van hen is Amal Bascha. Ze werd op haar achtste uitgehuwelijkt, scheidde op haar twaalfde en is nu een belangrijk voorvechtster van vrouwenrechten, mensenrechten en democratie. Dat blijft helaas niet zonder gevolgen. Amal en haar kinderen worden bedreigd, aangevallen en zelfs ontvoerd. De remmen van haar auto werden onklaar gemaakt en er zijn geregeld invallen in haar kantoor. Amal — dat hoef ik de minister noch de voorzitter te vertellen — betekent hoop in het Arabisch. Amal doet haar naam eer aan, want zij geeft niet op. Mede dankzij het door haar verzamelde bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen kwam het tot een Nederlandse resolutie in de VN-Veiligheidsraad over onafhankelijk onderzoek in Jemen. Juist daarom verdienen heldinnen als Amal onze steun. Als mede-adoptiemoeder van duurzaam ontwikkelingsdoel nr. 5, vrouwen en mannen gelijk, SDG 5 voor intimi, zal het niemand verbazen dat ik hier een lans breek voor het investeren in de ontwikkeling van en kansen voor meisjes en vrouwen, niet omdat het moet, maar omdat het werkt. In veel landen hebben vrouwen geen toegang tot anticonceptie, seksuele voorlichting of veilige abortus. Gelukkig staan wereldwijd steeds meer mensen op voor vrouwenrechten. Kijk maar naar #MeToo en kijk naar de enorme steun voor She Decides, ook hier in de Kamer. Om dat ook financieel te verankeren, hebben wij een amendement ingediend.
Maar er is nog volop werk aan de winkel. Wereldwijd wordt een op de drie meisjes en vrouwen slachtoffer van geweld, een op de drie. Elke drie seconden wordt er in de wereld een meisje uitgehuwelijkt, elke drie seconden. Vorige week nog stelden parlementsleden in Irak voor de huwbare leeftijd van meisjes te verlagen tot negen jaar. Wat gaat de minister doen om kindhuwelijken tegen te gaan en wat betekent dit voor het terugkeerbeleid voor jonge meisjes? Komt er nog een herziene versie van het landenbeleid?
Vrouwenrechtenverdedigers als Amal, grassrootsorganisaties en vakbonden spelen een belangrijke rol bij het bereiken van de meest kwetsbaren. Helaas krijgen deze organisaties wereldwijd minder ruimte. De toegang tot financiering wordt lastiger, ook in Nederland. Bovendien staat de veiligheid van activisten en hun gezin vaak onder druk, zoals het voorbeeld van Amal in Jemen liet zien. Op welke manier gaat de minister deze vaak kleine, lokale, maar zeer belangrijke organisaties ondersteunen? Hoe zorgt zij ervoor dat zij kunnen rekenen op de steun van onze ambassades en het ministerie? Maar daarmee zijn wij er niet, want aandacht voor gender is overal belangrijk, niet alleen voor deze minister, maar voor al haar collega’s. Dat zie ik nog te weinig terug. Daarom wil de PvdA graag dat er kabinetsbreed wordt gewerkt aan wat in vakjargon “gender mainstreaming” heet, het in het hele proces van beleid, uitvoering en evaluatie aandacht geven aan de gevolgen voor en de positieve impact voor vrouwen en meisjes. Dus geen poppetjes tellen, maar mannen en vrouwen en daarbij wat mij betreft gewoon streven naar fiftyfifty.
Ontwikkelingssamenwerking is er om mensen te helpen bouwen aan een beter bestaan. Noodhulp is er voor mensen in crisissituaties. Beide zijn helaas harder nodig dan ooit. We zijn dan ook blij om te lezen in de tweede nota van wijziging dat de minister 140 miljoen beschikbaar maakt voor noodhulp. Voor ons is het hierbij van groot belang dat die noodhulp daadwerkelijk de meest kwetsbare mensen bereikt. De crisis in Jemen laat zien hoe belangrijk het is dat hulporganisaties die toegang ook echt krijgen. Is de minister het met ons eens dat de criteria voor de financiering van noodhulp, zoals effectiviteit, lokaal netwerk en capaciteit, behouden moeten blijven om die toegang optimaal te kunnen waarborgen? En begrijp ik het goed dat, ondanks positieve evaluaties, het Dutch Relief Fund ophoudt te bestaan? Was dat niet juist een goede manier om in te kunnen spelen op noden in de wereld?
In het regeerakkoord lezen wij: “Nederland zal de grondoorzaken van migratie bestrijden door de gerichte aanpak voor verbetering van de opvang in de regio.” Maar opvang in de regio is een doel op zich, en geen oplossing voor de grondoorzaken van migratie. Daarvoor is meer nodig. Wat betreft ontwikkelingssamenwerking zou ik de minister daarom graag willen meegeven dat onderwijs niet alleen belangrijk is voor vluchtelingen, zoals in het regeerakkoord staat, maar voor iedereen, en zeker voor vrouwen en meisjes. Daarvoor zijn goed opgeleide leraren nodig, maar ook toegankelijke en veilige scholen. Is de minister dat met ons eens en is zij bereid om dit een plek te geven in het bredere, inclusieve ontwikkelingsbeleid?
Over de toekomst van onze focuslanden is al het nodige gezegd, maar ik vraag mij af op basis waarvan deze worden herzien. En wat gaan we doen met landen die van het lijstje worden geschrapt? Hoe ziet de minister de rol van Nederland waar het gaat om vergeten crises, zoals die in Libië, CAR en Zuid-Sudan? Daarbij zien wij ook een belangrijke rol voor de diaspora in Nederland. Is de minister dat met ons eens en, zo ja, hoe zou zij die samenwerking vormgeven?
Eerlijk werk werkt wereldwijd. Overheid en bedrijfsleven hebben hierbij een gedeelde verantwoordelijkheid. Vandaar ook onze initiatiefwet Zorgplicht kinderarbeid die vorig jaar door de Kamer is aangenomen en volgende maand wordt behandeld in de Eerste Kamer. Die gedeelde verantwoordelijkheid vormt de basis voor de hulp-en-handelagenda. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat bedrijven, maar ook de overheid zelf, daadwerkelijk hun verantwoordelijkheid nakomen, en dat de OESO- en ILO-richtlijnen ook echt worden geïmplementeerd?
Tot slot kom ik op de duurzame ontwikkelingsdoelen, die nu eigenlijk alleen bij deze minister op de agenda staan. Wat gaat zij doen om er ook buiten haar eigen ministerie voor te zorgen dat de werelddoelen de aandacht krijgen die ze verdienen? En wat is hierbij de rol van het maatschappelijk middenveld? Hoe geven we hun genoeg ruimte om een bijdrage te leveren?
Een ding is zeker: een eerlijkere wereld maken we samen. De PvdA-fractie kijkt dan ook uit naar een constructieve en inclusieve samenwerking met deze minister, en wenst haar daarbij heel veel succes.
Dank u wel.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik hoor een prachtig pleidooi van mevrouw Van den Hul voor gelijke rechten voor vrouwen en meisjes. Dan is het haar toch zeker een doorn in het oog dat wij met Nederlands belastinggeld shariarechtbanken financieren? Want vrouwen hebben onder de sharia geen gelijke rechten.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik neem aan dat mevrouw Van Weerdenburg hierbij weer doelt op de eerder besproken motie. Ik ben zelf niet bekend met deze motie. Maar ik denk dat het heel belangrijk is om juist alles op alles te zetten om vrouwen weerbaar te maken. En dat begint met investeren in de organisaties van vrouwen zelf. Daarom breek ik hier ook een lans voor grassrootsorganisaties, die in de huidige wereld, met de Trumpen en de Poetins van deze wereld, steeds meer onder druk staan. Mevrouw Van Weerdenburg weet misschien dat ik vrouwenvertegenwoordiger ben geweest bij de Verenigde Naties. Toen ik daar was, werd er aan alle kanten getornd aan vooruitgang die jarenlang is geboekt bij de VN. Sterker nog, er werd onderhandeld om te behouden wat er in die verdragen staat. En juist daarom vind ik dat we moeten staan voor vrouwenorganisaties. Niet dat wij hier, vanuit onze luie stoel bepalen wat goed is voor vrouwen. Vrouwenorganisaties in het zuiden moeten zelf aan het roer kunnen staan.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dit klinkt heel mooi. Maar in de praktijk heeft ook uw partij tegen die motie gestemd. En ja, ik kom weer met die motie. Ik blijf net zo lang met die motie komen totdat iedereen hier inziet dat het belachelijk is dat met Nederlands geld dit soort praktijken wordt gefinancierd. Maar ik heb goed nieuws voor mevrouw Van den Hul. Ik zal de motie morgen weer indienen. En ik kom bij haar langs. Misschien wil ze de motie wel meeondertekenen dit keer.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dan zal ik ook zeker de weg naar de PVV weten te vinden als ik weer met een motie kom die gaat over het versterken van vrouwenrechten wereldwijd.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik heet deze nieuwe minister van harte welkom in de plenaire zaal en ik zie uit naar een goede en vruchtbare samenwerking met haar.
Voorzitter. Net voor de zomer was ik in Libanon en bezocht ik vijftien gezinnen, vluchtelingengezinnen uit Syrië in mensonterende situaties, met nog kleine kinderen. Onder hen was Mehmed, een jongetje van 11 jaar oud, die mij via de tolk vertelde dat hij nog nooit op school had gezeten. Zijn ouders moesten elke keer weer vluchten voor de oorlog en waren ook een aantal keer verhuisd binnen Libanon zelf. Een paar weken later mocht de ChristenUnie alsnog aanschuiven bij de onderhandelingen. Dit verhaal bleef in mijn hoofd hangen. Wat konden we doen voor hem, voor zijn broertjes, zijn zusjes, zijn ouders en de vele andere vluchtelingen met hem?
Met Mehmed zijn er vandaag de dag ongeveer 65 miljoen mensen op de vlucht of ontheemd, veel van hen slachtoffers in conflictgebieden, zoals Jemen, Zuid-Sudan, Burundi en natuurlijk ook de 5 miljoen Syriërs in Syrië zelf. De Royinghavluchtelingen zijn ook bekend; 30.000 kinderen onder hen. Daarom is het goed dat dit kabinet investeert in ontwikkelingssamenwerking, niet alleen in de noodhulp, zoals uitgebreid in het regeerakkoord staat, maar ook, en dat vergeten sommige collega’s misschien, in armoedebestrijding. Naar structurele armoedebestrijding gaat 1,8 miljard de komende jaren. Na jaren van bezuinigingen is de trend eindelijk gekeerd en gaan we investeren in het tegengaan van extreme armoede, in noodhulp, menswaardige opvang in de regio, het beschermen van kinderrechten en het opvangen van de schokken van klimaatveranderingen. Terechte prioriteiten. Ik heb onlangs SDG 1 en SDG 8 geadopteerd en ik zet me in het bijzonder in voor het bestrijden van extreme armoede, met name als het gaat om vluchtelingen en vluchtelingenkinderen.
Voorzitter. We hebben inmiddels de nota van wijziging van de minister gehad. We hebben daarin gezien dat er extra investeringen komen: allereerst 140 miljoen naar noodhulp, maar ook nog 50 miljoen naar de opvang in de regio. Dat is hard nodig, omdat de omstandigheden daar echt verbeterd moeten worden. Ik vraag in deze context dan ook aan de minister of de Dutch Relief Alliance, het Nederlandse noodhulpcluster, inderdaad feitelijk wordt voortgezet de komende jaren. Graag daar een reactie op van de minister.
Is de minister ook bereid om te investeren in vluchtelingenkinderen, zoals in Libanon en Jordanië? Zij hebben vaak geen perspectief op onderwijs, zeker de meisjes zijn kwetsbaar. Het Global Partnership for Education zet zich met name in voor onderwijs in deze situaties, evenals UNICEF. Kan de minister toelichten waar en op welke manier er in hen wordt geïnvesteerd? Ik wil ook graag aandacht vragen voor de psychosociale hulp en de traumaverwerking in de noodhulpprogramma’s. Is de minister bereid ook hier specifiek aandacht aan te geven binnen het noodhulpbudget?
Voorzitter. Wij krijgen weer de winter. Met name op de Griekse eilanden hebben we vorig jaar gezien hoe schrijnend de situatie daar kan zijn als het echt weer gaat vriezen. We weten dat er vorig jaar ook echt mensen aan die vrieskou zijn overleden. Wat kan de Nederlandse overheid, natuurlijk in samenwerking met de andere EU-lidstaten en de Europese Commissie, doen om deze schrijnende situaties te voorkomen, om mensen uit die tenten te halen op de Griekse eilanden en ze natuurlijk het liefst naar het vasteland te brengen voor een humane opvang? Ik hoor graag een reactie van de minister.
Dan het tweede deel: de grondoorzaken. Wij moeten niet alleen kijken naar noodhulp maar ook echt de grondoorzaken in Afrika aanpakken. Ruim de helft van de kinderen die wereldwijd in extreme armoede leven, woont in sub-Sahara Afrika. Veel jongeren hebben geen toegang tot beroepsopleidingen, de arbeidsmarkt en ondernemerschap. Juist deze jongeren hebben perspectieven nodig. Ik vraag net als CDA-collega Kuik om te bekijken wat er nog meer mogelijk is via het Addressing Root Causes Fund. Kunnen we vanuit dat fonds misschien nog meer doen of het fonds uitbreiden zodat het breder toegankelijk wordt, niet alleen voor de ngo’s maar misschien ook voor samenwerking tussen het bedrijfsleven, de ngo’s en kennisinstellingen, om tot een effectievere besteding van die middelen te komen, en mogelijk ook een ophoging van het ARC-fonds? Ik hoor graag een reactie op dat punt.
Dan met betrekking tot de meest kwetsbaren. Social protection, sociale vangnetten, de ChristenUnie heeft de afgelopen jaren steeds gevraagd hier in de Kamer of kan worden gekeken of we die extreme armoede onder kinderen kunnen tegengaan via de programma’s die door met name UNICEF worden verzorgd en of tot sociale vangnetten gekomen kan worden. Is de minister ook bereid, die financiering die in 2018 af gaat lopen, langjarig voort te zetten? Dat heeft namelijk goede resultaten opgeleverd in de afgelopen jaren.
Dan zegt het regeerakkoord het een en ander over het belang van maatschappelijke organisaties, met name vanwege hun specifieke expertise en hun bereik. Op welke manier wil de minister de kennis en expertise van deze maatschappelijke organisaties inzetten? Het was hier in de Kamer een gewoonte om 25% van de begroting via maatschappelijke organisaties in te zetten. Gaat de minister diezelfde ambitie ook omzetten in daadwerkelijke bestedingen van die expertise en dat bereik van die maatschappelijke organisaties?
Dan eerlijke handel. De collega’s hebben er al over gesproken. Naast SDG 1 heb ik dus ook SDG 8 omarmd: eerlijk werk en bestrijden van kinderarbeid. Moderne slavernij en uitbuiten komen nog te vaak voor. Daar hebben we natuurlijk de convenanten voor. Collega Hijink heeft daar eerder over gesproken. Dat loopt al een aantal jaren, daar moeten we vooral mee doorgaan, maar het regeerakkoord schrijft ook voor dat, als dat niet goed gaat en als er in de komende twee jaar te weinig resultaten komen, er toch echt zal moeten worden gekeken naar een wettelijke ondergrens. Is de minister daar ook van overtuigd? Is de minister ook bereid om zich als Nederland actief in te zetten in dat VN-verdrag, wat een uitwerking moet geven van het VN-implementatieakkoord als het gaat om het bestrijden van dwangarbeid, kinderarbeid et cetera?
De heer Hijink (SP):
De heer Voordewind zegt terecht: we hebben die convenantenaanpak nu al een tijd. Ik noemde straks een paar voorbeelden dat het nog lang niet overal goed gaat met het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Mijn vraag is eigenlijk: wanneer is voor de heer Voordewind het punt bereikt dat hij het tijd vindt worden voor hardere, wettelijke maatregelen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het regeerakkoord, waar onze handtekening onder staat, zegt dat we de IMVO-convenanten nog twee jaar de tijd geven. Maar dat is niet vrijblijvend, daar staat wel degelijk de zin achter dat, als er niet tot voldoende resultaten gekomen kan worden — dat moet dan blijken uit een evaluatie — er wel degelijk moet worden overgegaan tot dwingende maatregelen. U en ik weten dat dwingende maatregelen wettelijke maatregelen zijn.
De heer Hijink (SP):
Nou ja, kijk, het resultaat van een evaluatie kan natuurlijk heel verschillend beoordeeld worden. Wat de een heel positief zal stemmen, zal de ander juist heel negatief stemmen. Dus wat moet in uw ogen het resultaat van de convenantenaanpak zijn? Op welk moment zegt u: nu is het moment daar voor hardere maatregelen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De VN is bezig om die grenzen aan te geven. Die grenzen zijn eigenlijk bekend: dat is de implementatie van het Ruggie-framework, oftewel de due diligence om te zien of aan de ILO-arbeidsvoorwaarden wordt voldaan. Onze maatstaf zal zijn: voldoen de IMVO-maatstaven nu daadwerkelijk en concreet genoeg aan de afrekenbare doelstellingen die de VN ook van ons vraagt? Als dat verdrag er komt, ga ik er zomaar vanuit dat ook dit kabinet dat verdrag zal willen ondertekenen en dan zullen we natuurlijk gaan kijken hoe de IMVO-convenanten daarmee in overstemming zijn. Nou, mocht alles geïmplementeerd zijn zoals het verdrag ons voorschrijft, ja, prachtig. Zo niet, dan moeten we dat eerlijk bekijken via de evaluatie en dan zullen we ook echt moeten gaan kijken naar een wettelijke ondergrens.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ja, dat gaat over de IMVO-convenanten. Nou, ik heb in de interrupties daarover inmiddels genoeg gezegd.
Dan kom ik tot het Kinderarbeidsfonds. We zijn blij dat het Kinderarbeidsfonds, dat op initiatief van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie in de vorige kabinetsperiode in het leven is geroepen, ook voor 2018 in de financiering staat. Ik zou ook de minister willen vragen om dat gewoon voort te zetten in de komende jaren. De ChristenUnie zou onder meer het geld willen inzetten voor kinderarbeidsvrije zones, een succesvolle aanpak van de coalitie Stop kinderarbeid. Is de minister daar ook toe bereid, gezien de succesvolle resultaten daarvan? Dan het nationale klimaatfonds. De rekening van klimaatverandering ligt op dit moment vooral bij de allerarmsten in de wereld. Het Parijsakkoord vereist forse investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmigratie. We moeten de kwetsbare landen weerbaar maken tegen overstromingen, droogte en voedseltekorten. Dat kan onder meer door te investeren in ecosystemen, in bomen, wetlands, moerasgebieden, bodemvruchtbaarheid, voedselzekerheid. Daarom investeren we in de kwaliteit van de leefomgeving, in biodiversiteit, in voedselzekerheid. Wetlands zijn in de uitdrogende sub-Sahara letterlijk van levensbelang. Is de minister bereid om een gecombineerde aanpak van klimaat en ontwikkeling te financieren vanuit het klimaatfonds, bijvoorbeeld voor het behoud van ecosystemen in de Sahel en de sub-Sahara in Afrika? Ik hoor graag haar reactie op dat punt.
Tot slot. Gelukkig besteedt de actie Serious Request dit jaar, op initiatief van het Rode Kruis, ook aandacht aan de vluchtelingenkinderen waarover het regeerakkoord zo uitgebreid spreekt. Ik begon mijn inleiding al met Mehmed, als voorbeeld. Zij zetten in op financiering en het weer bijeen krijgen van zoekgeraakte vluchtelingenkinderen. Ik roep vanaf dit spreekgestoelte iedereen op om de komende decembermaand weer ruimhartig aan deze actie te geven. Laten we kinderen als Mehmed niet vergeten: 11 jaar, nog nooit naar school geweest. Dit moet en kan anders! Daarom heeft de ChristenUnie ook ja gezegd tegen een op dit punt ambitieus regeerakkoord.
Ik wens de minister bij de uitvoering ervan heel veel wijsheid en Gods zegen toe. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Voordewind. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Dank u wel. Elk individu heeft recht op maximale vrijheid om invulling te geven aan het eigen leven. Daarbij mag hij gebruikmaken van een gedeelte van de natuur. Hij mag zelfs een gedeelte van de natuur opeisen, mits hij genoeg van dezelfde kwaliteit overlaat voor anderen. Niemand mag meer aanspraak maken op de natuur dan een ander, want de mogelijkheden die de natuur ons biedt zijn niemands persoonlijke verdienste. Is dat een mooie gedachte van de Partij voor de Dieren? Nee, van John Locke, een van de grondleggers van het liberalisme. Ik dacht, laat ik wat verbinding zoeken vandaag.
Voorzitter. Voedselveiligheid en voedselzekerheid worden door internationale onzekerheid een grotere uitdaging. Daarom moeten we inzetten op een situatie waarin we zelfvoorzienend zijn. Nederland moet niet allerlei grondstoffen uit andere landen halen, maar ervoor zorgen dat we zelf voedsel kunnen produceren voor onze eigen bevolking. Dat waren wijze woorden van de heer Buma van het CDA. Bij D66 dacht ik: even kijken waar we verbinding kunnen vinden. Ik had iets meer moeite om daar wat grondbeginselen te vinden, maar wat bij D66 altijd wel bovenaan staat, is het geluid “wat er ook op ons afkomt, we moeten het gewoon slim aanpakken”. Daar ben ik erg voor. Als je de uitgangspunten van deze drie partijen loslaat op de situatie van de wereld — we zitten in de zesde uitstervingsgolf, omdat we onze plant- en diersoorten, de biodiversiteiten waar we met z’n allen afhankelijk van zijn, massaal aan het verliezen zijn — dan lijkt het alsof we toch niet zo goed handelen in onze eigen geest.
Dat is vervelend. In Nederland hebben wij het nog wel goed. Wij zullen de laatsten of een van de laatsten zijn die daar de harde klappen van zullen ervaren, maar met name de mensen die leven in gebieden waar het toch al ongelooflijk moeilijk is om op een normale manier in het levensonderhoud te voorzien en om niet kapot te gaan van de honger, hebben de grootste last van onze vernietiging van de aarde. Daar komt het op neer. Deze minister — hartelijk welkom nogmaals; we hebben elkaar al even gesproken in een algemeen overleg — heeft als geen ander, denk ik, de blik op onze internationale verantwoordelijkheid. We staan voor mondiale uitdagingen en de begroting die voorligt, spreekt daar ook nadrukkelijk over: Nederland neemt verantwoordelijkheid in het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen, wereldwijd en in eigen land. Maar dat betekent wel dat we dat ook concreet moeten maken: armoede en honger bestrijden, ongelijkheid aanpakken, verlies van ecosystemen — waarvan de kwetsbaarste mensen op deze aarde rechtstreeks afhankelijk zijn — tegengaan en klimaatverandering echt stoppen. Want die droogte en overstromingen, de ontwrichting van de toch al kwetsbare leefgebieden van deze mensen slaat enorme kraters in de mogelijkheden om uit die armoede te komen.
Voorzitter. Waarom gebeurt dat dan niet? Het antwoord lijkt toch te liggen in een van de pijlers die ik bij de ChristenUnie vond, namelijk Petrus, die zei: “Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.” Ik denk dat daar de crux ligt. De crux ligt in de vraag of wij daadwerkelijk bereid zijn om ons eigen aandeel in de mondiale crisis te adresseren en aan te pakken. Dan moeten we constateren ... Ik zie dat er wat interrupties zijn, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie het ook, mevrouw Ouwehand, maar misschien kunt u eerst uw zin afmaken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik denk dat deze interruptie ...
De voorzitter:
Nee, ik denk dat het goed is als u eerst even uw zin afmaakt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Misschien wordt de interruptie dan nog feller. Ik wilde namelijk de volgende zin uitspreken. We kunnen niet anders dan constateren dat Nederland een handelsland is, wat ons rijk heeft gemaakt en nog steeds heel rijk maakt, maar dat die handel een ongelofelijk hoge prijs heeft. We zijn maar niet bereid om de doelen waar we op papier wel achter staan, namelijk het bestrijden van hoger, armoede, klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit, daadwerkelijk leidend te laten zijn boven onze enorme handelsdrift.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ken mevrouw Ouwehand als een goed citeerder van de Bijbel. Ze kent die goed, maar ze weet volgens mij ook heel goed wat daar bedoeld wordt. Het is niet een soort goedpraten van het kwade doen, maar juist een oproep om het goede te doen. Dat is zij toch ook met mij eens?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Jazeker. Ik ben christelijk opgevoed en inmiddels niet meer gelovig, maar ik denk dat veel mensen in de Bijbel dingen hebben gezegd waar we wat van kunnen leren. Ik vond dit citaat zo interessant omdat ik denk dat het inzicht geeft in de psychologie van de mens. We willen wel degelijk. Niemand twijfelt daaraan, maar er trekken krachten aan ons die ervoor zorgen dat we dat toch niet doen. Als je het vertaalt naar de moderne tijd, zou een van die krachten kunnen zijn dat we wel heel erg gehecht zijn aan onze manier van leven en van handeldrijven. Dat is nou eenmaal onze gewoonte, terwijl we ...
De voorzitter:
U mag daarop reageren, meneer Dijkgraaf, maar niet te veel van het onderwerp afdwalen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Volgens mij is dit juist de kern van het OS-beleid. De vraag is: zijn we dan ook bereid om in de spiegel te kijken en om keuzes te maken die ten gunste zijn van mensen in Afrika? Is mevrouw Ouwehand dat met mij eens?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Jazeker, maar ik moet daar bij de SGP, met alle respect, nog wel wat meer bewijzen van zien. Ik moet echt zien dat de SGP daartoe bereid is.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De vrije vertaling van die tekst van Petrus is: de geest is gewillig, maar het vlees is zwak. Ik wilde dat net tegen de Partij van de Dieren zeggen, maar toen bedacht ik me dat die vertaling ook weer niet helemaal zou landen.
(Hilariteit)
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dus ja, daar gaat de vergelijking weer. Maar ik begrijp de intentie van mevrouw Ouwehand. De vraag is natuurlijk detzelfde. Met betrekking tot de klimaatdoelen heeft het kabinet vooral ingezet op sub-Sahara-Afrika. Ik heb dat net ook aan de minister gevraagd. Ik neem toch aan dat dit ook de steun van de Partij van de Dieren heeft.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Jazeker, zeker, absoluut. Volgens mij ben ik redelijk aardig begonnen — jullie zijn dat niet zo van mij gewend — maar wat ik hier wilde uitspreken, is dat ik best geloof in de wil, maar dat het dus meer vraagt. Daarom heb ik dit citaat ook aangehaald. Het vraagt ook van ons dat wij onze eigen gewoontes en patronen overwinnen. Niks is makkelijker dan de dingen te blijven doen zoals we gewend zijn en te kijken naar het handelsoverschot dat het is ons oplevert. Dat is hartstikke mooi, maar we moeten ook kijken naar de gevolgen daarvan. Die gevolgen willen we eigenlijk aanpakken, maar dat doen we niet omdat we in onze oude gewoonten blijven hangen. Daar wil ik vanaf.
De voorzitter:
De heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Maar dan zal mevrouw Ouwehand toch ook zien dat we in de handelsverdragen ook klimaatverwijzingen hebben? Dan zal zij toch ook zien dat we natuurlijk met elkaar om tafel moeten, ook met het maatschappelijk middenveld, om de klimaatdoelen te kunnen realiseren? Wat ons betreft moeten we ook inzetten op de allerarmsten, juist om klimaatvluchtelingen in de toekomst te kunnen voorkomen.
De voorzitter:
Dat was geen vraag, maar ...
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Absoluut, maar daar is nog meer voor nodig. Het pleidooi voor investering in sub-Sahara Afrika is me natuurlijk uit het hart gegrepen, maar we moeten er ook voor zorgen — en dat is veel moeilijker — dat het de mensen in die regio’s niet nog moeilijker wordt gemaakt dan het nu al is. Dat betekent dat we de morele plicht hebben om die klimaatverandering echt te stoppen. Alleen maar verwijzingen naar het klimaatakkoord en een regeerakkoord dat zegt “vertrouwt u ons maar; we komen nog met de invulling” zijn dan onvoldoende.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil kijken of we de Partij van de Dieren een handreiking kunnen doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wie weet.
De voorzitter:
Het is de Partij voor de Dieren en niet van de Dieren.
De heer Amhaouch (CDA):
Excuus, Ik moet daarop oefenen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het komt vast goed.
De heer Amhaouch (CDA):
U noemde het zelf al: we zijn een rijk land. We zijn goed in handel. Volgens mij zijn wij kampioen handel. We zijn kampioen als tweede wereldexporteur op het gebied van agro en food. Hoe kunnen wij samen optrekken om die kampioenschappen bijvoorbeeld in Afrika in te zetten om de klimaatveranderingen tegen te gaan of om de voedselzekerheid beter te garanderen? Ziet u een mogelijkheid voor samenwerking tussen de Partij voor de Dieren en het CDA op dat gebied?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Die mogelijkheid ligt er zeker, maar dat betekent wel dat het CDA de stap moet zetten naar kiezen voor een benadering van voedsel als een mensenrecht en niet primair als handelswaar. Het is prachtig als we ergens kampioen in kunnen zijn, maar dan eerst, op de allereerste plaats — wat ons betreft op plaats één tot en met plaats tien — kampioen in het beschermen van de kwetsbaren wereldwijd. Dat betekent — ik zeg het nogmaals — dat we voedsel primair moeten zien als een mensenrecht dat we niet kunnen aantasten, terwijl dat kampioenschap van Nederland in de export toch echt gebaseerd is op voedsel als handelswaar. Dat zou geen probleem zijn als het gevolg daarvan niet was dat mensen honger hebben, dat er klimaatverandering is en dat we natuur kwijtraken.
De voorzitter:
De heer Amhaouch, tot slot.
De heer Amhaouch (CDA):
Voedsel als mensenrecht; ik denk dat dit misschien het begin is van een goede samenwerking met de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kijk er zeer naar uit.
De voorzitter:
Gaat u verder, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De pijnlijke conclusie is dus dat we wel goede ambities hebben en daar ook echt achter staan met z’n allen, maar dat er ook iets moet veranderen in onze centrale manier van leven en denken. Dan ontkom je er niet aan om de handelspolitiek van Nederland gewoon simpelweg ter discussie te stellen. Ja, we worden er rijk van, maar is het de prijs wel waard? De Partij voor de Dieren denkt van niet. Gelet op de ambities van het kabinet, hinkt het kabinet eigenlijk ook op twee gedachten: ja, we willen echt de klimaatverandering wel aanpakken en armoede bestrijden, maar we willen dat kampioenschap van Nederland als tweede exporteur van landbouwproducten in de wereld niet opgeven. Wij denken dat dat niet kan en dat we toe moeten naar een andere benadering, maar ik heb ook oplossingen. In de Verenigde Naties is een Speciaal Rapporteur voor de mensenrechten aangewezen om die hele voedseldiscussie, die wereldwijd heftig gevoerd wordt, van een mensenrechtencomponent te voorzien: Hilal Elver. Haar voorganger was Olivier De Schutter. Deze rapporteurs over het recht op voedsel kijken onafhankelijk naar alle beschikbare wetenschappelijke studies over hoe je de landbouw wereldwijd zou moeten inrichten om ervoor te zorgen dat mensen overal te eten hebben; voedsel als een mensenrecht en niet primair als handelswaar. Kunnen we met elkaar afspreken dat we die benadering kiezen, dus dat voedsel een mensenrecht is, en dat we vanuit dat startpunt kijken hoe we onze landbouw moeten organiseren? Dan heeft Nederland veel te bieden in de kennis over de veredeling. Ik noem Rijk Zwaan als een van de bedrijven die daar zeer goed in zijn en echt een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling in kwetsbare gebieden van een regionale eigen landbouweconomie. Maar de keerzijde is ook dat we moeten toegeven dat industriële landbouw meer nadelen dan voordelen kent en dat de vleesconsumptie in het rijke Westen — hier in Nederland niet in de laatste plaats — de wereldwijde ambitie om iedereen te eten te geven, rechtstreeks bedreigt. Kunnen we volwassen genoeg zijn om dat toe te geven en ook te zoeken naar verandering?
Voorzitter. Kijkend naar de rest van de handel, even los van het voedsel, is het ook echt de vraag of het zo slim is om verder te gaan met die handelsagenda, waarvan we zien dat er — laat ik het voorzichtig zeggen — grote risico’s zijn voor het klimaat, zonder dat we nog maar een idee hebben hoe we zelf die klimaatdoelen gaan realiseren. Ja, de ambities zijn er wel, maar als je je in de tussentijd vastlegt op nog meer vrijhandel, waarvan we misschien over een jaar of over twee jaar moeten concluderen dat dit het halen van ons klimaatdoel ingewikkeld maakt, hoe kunnen we dan nog terug? Een van de meest pregnante voorbeelden daarvan is het CETA-verdrag tussen de Europese Unie en Canada, dat alom wordt geprezen als een verdrag waarin aan alle belangen recht wordt gedaan, maar in Canada wordt teerzandolie gewonnen, waarvan we weten dat dat een van de meest vervuilende fossiele brandstoffen ter wereld is. Deze Kamer vond eerder dat het met het oog op mensenrechten, biodiversiteit en klimaat eigenlijk beter zou zijn om die teerzandolie helemaal niet meer te importeren naar de Europese Unie. Dat wilden we heel graag. Daar heeft de voormalig staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over gesproken in Europa. Het antwoord was: dat kan eigenlijk niet, want we zijn ook in overleg met Canada over een vrijhandelsverdrag. We weten nu dat die teerzandolie 23 keer vervuilender en gevaarlijker is voor het klimaat dan gemiddeld qua fossiele brandstoffen en dat we de invoertarieven hebben opgeheven. Dan moeten we toch vaststellen dat dat het niet makkelijker maakt om de klimaatdoelstellingen te halen, dat dat het niet makkelijker maakt om mensenrechtenschendingen en het verlies van kwetsbare ecosystemen wereldwijd aan te pakken, want dat gaat allemaal gepaard met die teerzandolie. Dat is ook mijn pleidooi: kijk nou eerst naar de doelen waar je achter staat, en beslis dan pas of het wel zo verstandig is om een deal te sluiten met, in dit geval, Canada.
De heer Bouali (D66):
Ik zal maar niet ingaan op de handschoen die mevrouw Ouwehand mij toewierp. Ik vind het altijd heel sympathieke voorstellen die de Partij voor de Dieren op tafel gooit, maar het glas is bij u altijd halfleeg. En u kiest net CETA als voorbeeld uit.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja.
De heer Bouali (D66):
Bent u het met mij eens dat, doordat we het CETA-akkoord met Canada sluiten, in ieder geval de milieustandaarden van de Europese Unie nu gelden, die hoger zijn?
De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Ouwehand, want deze discussie is gevoerd.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik doe dat niet voor niks, want ik ben me er zeer van bewust dat CETA wordt verkocht als die groene handelsdeal waar de hele wereld beter van wordt. Ik durf het er juist uit te pikken, omdat ik denk dat dat niet waar is. Hoe kun je klimaatdoelstellingen serieus vorm gaan geven als je de meest vervuilende brandstof ter wereld, die teerzandolie, niet uit Europese tanks weet te houden vanwege die deal met Canada?
De heer Bouali (D66):
Mevrouw Ouwehand geeft geen antwoord op mijn vraag, dus ik stel hem nog een keer. De normen die we in de Europese Unie hebben, zijn hoog; dat weet u ook. Klopt het dat juist door CETA een land als Canada zich moet houden aan die hoge normen van de Europese Unie?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, dat klopt, maar de heer Bouali weet ook — tenminste, dat hoop ik — dat we de afspraken die we hebben gemaakt om klimaatverandering te stoppen, en trouwens ook om het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan, wat niet in zo’n juridisch afdwingbaar akkoord zit, nog nooit hebben gehaald, evenmin dus als de doelen die we hebben afgesproken binnen het Biodiversiteitverdrag. Dan kan D66 toch niet anders dan toegeven dat de normen in Europa, welke we ook mogen hebben, omhoog moeten? En fors omhoog, want de klimaatverandering is een groot probleem, en het verlies aan biodiversiteit is een groot probleem. En dan houd ik de mensenrechten nog even buiten de discussie.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik rond mijn betoog af, voorzitter. Je weet dus dat de normen omhoog moeten omdat we die doelen moeten zien te halen. Het staat bijna letterlijk in het regeerakkoord: we weten nog niet hoe, maar we gaan het doen. Is het dan slim, zo vraag ik niet alleen aan D66 maar aan de hele Kamer, en uiteraard aan de minister en aan het kabinet in zijn geheel, om verder in te zetten op de stimulering van nog meer vrijhandel, en van voedselproducten waarvan je je kunt afvragen of het goed is om die over de hele wereld heen te slepen, gelet op de enorme uitstoot die daarmee gepaard gaat? Een onderzoeksbureau heeft al een aantal jaren geleden becijferd dat de hoeveelheid energie die is gemoeid met de teelt van de soja voor Nederland en de import door Nederland van soja, onder andere om onze eigen veestapel te voeren, voldoende is om vijf miljoen Nederlandse huishoudens van energie te voorzien. Zou het dan slim zijn om die energie te besparen en om in het licht van de klimaatverandering een einde te maken aan die soja-importen, of zou het slim zijn om te blijven inzetten op het gesleep met voedsel over de hele wereld? Het mag geen verbazing wekken dat dit de Partij voor de Dieren niet zo slim lijkt. Zij roept deze minister op om de mooie ambities op het gebied van het klimaat, het bestrijden van armoede en het bestrijden van honger ook daadwerkelijk te toetsen aan het dagelijkse handelen van het Nederlandse kabinet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Ik geef nu het woord aan de heer Dijkgraaf namens de SGP.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter, en een hartelijk welkom aan de minister.
Volgens mij is iedereen het er wel over eens, er zijn vele uitdagingen: armoede, honger, oorlogen, terreur, droogte, instabiele landen. Deze minister heeft nogal een uitdaging. Ik denk niet dat zij de ambitie zal hebben om dit allemaal even op te lossen, want dat is natuurlijk onmogelijk. Maar het is mooi om daar een bijdrage aan te kunnen leveren.
Volgens mij is de centrale vraag in het regeerakkoord hoe het kabinet het gat wil dichten tussen enerzijds minder geld op de lange termijn, en anderzijds de noodzaak om internationale uitdagingen het hoofd te bieden. Ik poets daarmee niet weg dat er op korte termijn juist meer geld is. Dat is mooi, maar OS is ook iets van de lange termijn. En daar ligt volgens mij wel een uitdaging, ook als je naar het draagvlak in de Nederlandse samenleving kijkt. Ik maak me er eerlijk gezegd best een beetje zorgen over. Een van de antwoorden zou kunnen zijn dat er een betere combinatie is tussen wat de overheid doet en wat het private bedrijfsleven doet. Kan de minister aangeven of ze een en ander wil integreren? Zou daarbij bijvoorbeeld een extra belastingaftrek een rol kunnen spelen, om private bedrijven aan te moedigen om samen met de overheid in ontwikkelingslanden dingen te doen? Hoe kijkt zij aan tegen een verbeterde toegang tot financiering? Is de minister bereid om te onderzoeken wat de mogelijkheden hiervoor zijn?
Voorzitter. Vele collega’s hebben het al gehad over de aanpak van de grondoorzaken van migratie. Ik maak we wel een beetje zorgen over de excessieve aandacht die uitgaat naar de opvang in de regio. Die opvang is goed. Die moet. Die opvang is eigenlijk veel te weinig gebeurd, maar moet het budget niet opeten. Laten we beginnen bij de bron, bij de fundamentele redenen waarom mensen besluiten van huis en haard weg te gaan. Dat doen ze niet graag. We moeten voorkomen dat er nog meer geld nodig is voor opvang en asiel. Laten we het die mensen gunnen dat ze daar een toekomst hebben.
Twee concrete suggesties. Eén: geef de bestaande, zorgvuldig opgebouwde relatie met Afrikaanse partnerlanden niet zomaar op, maar investeer er juist in. Er is net al even discussie over geweest. Ik zou de minister graag haar voornemens in dezen zien etaleren. We hebben al het aantal landen enorm beperkt en ik zou het betreuren als dat nog verder beperkt wordt omdat er nu eenmaal geld nodig is voor de opvang. Dat kunnen we toch eigenlijk niet doen. Twee: besteed het toegevoegde budget niet alleen aan opvang in de regio, maar maak een prioriteit van investeren in projecten en organisaties die inzetten op onderwijs, werkgelegenheid en ondernemerschap. Juist die zaken kunnen Afrikaanse jongeren langdurig perspectief bieden. Hoe gaat de minister haar beleid op dit punt invullen?
Mevrouw de voorzitter. Investeren in handel raakt ook aan onze betrekkingen met Israël. Alleen al de vele start-ups en de ontziltingsprojecten laten zien dat er in de samenwerking met Israël veel economische kansen liggen. Eerder gaf de regering aan dat zij een samenwerking met Israël op het terrein van innovatie ziet als speerpunt binnen het Nederlandse beleid. Ik vraag de minister of zij dit speerpunt onder meer wil invullen door het aanstellen van een speciale handelscoördinator. Dat kan volgens ons enorm helpen.
Voorzitter. Het mooie van een kleine fractie is dat je meerdere portefeuilles hebt. Ik zei net in een interruptie al dat ik ook Landbouw doe. Ik heb ook SDG 2 geadopteerd, over honger en ondervoeding. Ik zou het zo mooi vinden als er wat wordt gedaan met die geweldige landbouwkennis die er is. We zijn de tweede exporteur van de wereld. Dan kun je allerlei discussies hebben — en die hebben we ook met mevrouw Ouwehand en anderen — over of dit allemaal moet. Maar over één ding zijn we het volgens mij eens, namelijk dat we heel veel kennis hebben en dat we die kunnen benutten ten behoeve van honger en ondervoeding in andere landen. Ik zie nog heel weinig linken tussen het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking aan de ene kant en het ministerie van Landbouw aan de andere kant. Nu zit daar een minister van ChristenUnie-huize en die hebben altijd een warm hart voor OS, dus wat dat betreft is er geen enkel probleem. Ik zie de heer Voordewind al enthousiast worden. Kan de minister die link leggen? Is zij bereid om dat te doen? Is de minister bereid om samen met haar collega van Landbouw concrete voorstellen te doen op dit vlak, met als doel om te komen tot beter beleid om voedselzekerheid te bieden voor de allerarmsten in deze wereld?
Mevrouw Diks (GroenLinks):
In dat verband ben ik heel benieuwd naar en heel geïnteresseerd in de oproep die u aan de minister doet. Ik heb eerder een eigenlijk heel vergelijkbaar voorstel gedaan, namelijk om te bekijken of we gedegradeerde landbouwgronden kunnen terugwinnen en kunnen terugbrengen naar vruchtbare landbouwgronden, en om daarover contact te zoeken met de minister van Landbouw. Ik ben benieuwd of u zich in het voorstel van GroenLinks herkent.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ja, ik zat toen in de auto. Ik was wat later. Ik zal niet op de oorzaak ingaan.
De voorzitter:
Nee, doe maar niet.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Maar ik heb uw bijdrage gevolgd en die sprak mij zeer aan. Wat mij betreft is het ook heel breed.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ja, natuurlijk. Ik heb heel nadrukkelijk aangegeven dat we de grondoorzaken van migratie kunnen wegnemen als we met elkaar, echt gezamenlijk, met andere ministeries, partijen, maatschappelijke organisaties enzovoorts bekijken of we grootschalig — ik weet niet of het woord bestaat, maar “megaschalig” — kunnen investeren op dit soort onderwerpen.
De voorzitter:
Jullie zijn het eens.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ja, dus mijn boodschap zou zijn, wat volgens mij ook de boodschap van mevrouw Diks is: ontwikkelingssamenwerking moet geen hobby van één ministerie zijn maar moet integraal beleid van de overheid zijn, inclusief de handelsverdragen waar mevrouw Ouwehand zo meteen een vraag over gaat stellen.
De voorzitter:
Hoe weet u dat?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Toevallig niet. Gek genoeg zitten de SGP-fractie en de fractie van de Partij voor de Dieren redelijk op een lijn wat die handelsverdragen betreft. Het gaat over de investeringen in de landbouweconomieën in de ontwikkelingslanden. Ik ben het zeer eens met de oproep van de SGP zojuist in de richting van het kabinet. Maar kunnen we dan ook met de SGP afspreken dat we voedsel in de eerste plaats zien als een mensenrecht en niet in de eerste plaats als handelswaar?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Wel in de volgende zin. Als je kijkt hoe de bescherming van de burger tegenover het bedrijfsleven tot stand is gekomen in Europa, dan is dat vaak door voedselrellen, omdat handelaren het voedsel opkochten, de steden lieten uithongeren en dan gigantische prijzen vroegen. Ik denk dat mevrouw Ouwehand ook in die richting zit te zoeken. Natuurlijk kan het via handel, prima, maar het moet geen misbruik van de situatie zijn. Het moeten eerlijke en betaalbare prijzen zijn en voedsel moet toegankelijk zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeker. En wat er ook bij hoort, is dat als we voedsel als mensenrecht durven zien, we ook kritisch moeten durven kijken naar plekken waar heel veel voedsel, waaronder vlees, wordt geconsumeerd, zoals Nederland, en wat dat betekent voor een eerlijke verdeling van voedsel over de wereld. Zou de SGP daartoe bereid zijn?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Gisteren hadden we een residentiepauzedienst. Dat is heel mooi en hier vlakbij in een kerk met verschillende kerken bij elkaar en dan denken we na over wat de Bijbel betekent voor het staan in de samenleving. Gisteren ging het over matigheid. Dat is iets heel moois en iedereen maakt daar zijn eigen keuzes in, maar daarvan kan onze westerse samenleving nog wel een lesje leren. Als ik terugkom uit Afrika schaam ik mij wel eens. Laat ik maar gewoon in mijn eigen spiegel kijken. Dat is altijd gemakkelijker dan naar anderen te wijzen. Dus daar zit een punt.
Mevrouw de voorzitter. Ik had het over SDG 2 maar ik zou het breder willen trekken. Eerder heeft mijn fractie de regering in een motie gevraagd de voor- en nadelen van een SDG-toets in kaart te brengen. Dat was bij de vorige regering. Ik ben in de verwachting dat deze regering dat gewoon gaat doen. Is dat ook zo? Wij zijn namelijk van mening dat de voordelen zwaarder wegen dan de eventuele nadelen. Ik vraag de minister dan ook of zij bereid is met een voorstel te komen voor de concrete vormgeving van een SDG-toets; mevrouw Diks had het er ook over.
Voorzitter. In het kader van de SDG’s wil ik ook aandacht vragen voor de wrede praktijken in landen als China, India en Albanië op het gebied van gendercide tegen met name pas- en ongeboren meisjes. Het tegengaan van geweld tegen meisjes en vrouwen is belangrijk, niet alleen als onderdeel van de SDG’s maar ook als beleidsprioriteit van het vorige kabinet. Is het kabinet voornemens om deze lijn ook door te zetten en zo ook op te komen voor de meest kwetsbare on- en pasgeboren kinderen?
Voorzitter, tot slot. Als je de mediatred van deze minister bekijkt — dat doen Kamerleden natuurlijk altijd om gelijk een beeld te krijgen met wie je te maken hebt — dan lijkt zij te beschikken over een flinke portie doorzettingsvermogen en koelbloedigheid. Dat zijn volgens mij heel mooie eigenschappen om deze uitdaging ook aan te gaan. Dus ik zie dat ook graag terug in haar beleid. Ik wil haar dan ook Gods zegen wensen op haar werk en haar veel wijsheid toewensen.
De heer Bouali (D66):
Goed te horen dat u de SDG’s en de toets zo prominent op de agenda wilt zetten. Vindt u alle SDG’s even belangrijk?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Nee, in het leven is nooit alles even belangrijk. Dat kan niet. Als D66 alles even belangrijk vindt, dan is de heer Bouali in ieder geval even het spoor bijster.
De heer Bouali (D66):
Dan neem ik u mee aan de hand. Dan gaan we naar SDG 5. U had het zo-even over de toets. Bij SDG 5 gaat het over rechten voor vrouwen en meisjes. Hoe kijkt u aan tegen het SRGR-element onder dat SDG?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Er zijn vragen gesteld over gendercide in bijvoorbeeld China. Ik maak mij er zorgen over dat juist dit gebruikt wordt voor de andere kant, voor het weghalen van meisjes omdat ze een jongen willen. Dat was het punt dat ik wilde maken. De vorige regering ging daar, met steun van D66 overigens, dwars tegen in. Ik hoop dat deze regering, met dezelfde steun van D66, dat opnieuw doet.
Mevrouw Becker (VVD):
We zijn bijna aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De heer Dijkgraaf heeft hopelijk in de auto de bijdrage van de VVD kunnen horen, de ode aan de handel. Nou hoorde ik de heer Dijkgraaf zeggen dat hij het van belang vindt dat het kabinet zich inzet voor financiering van ondernemers. Hij opperde het idee van een soort speciale coördinator voor de handel. Wat vindt hij van het idee van de VVD om aan deze minister een proactieve handelsagenda te vragen? Er staat niet zo heel veel over in het regeerakkoord, maar ik sprak over de ambitie van het bedrijfsleven om 40% van het bbp met handel te gaan verdienen. Kan hij zich vinden in die oproep van de VVD?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Zeker. Toen ik met dit werk begon, was ik daar eigenlijk een beetje negatief over, alsof het een soort schaamlap zou zijn. Sinds ik in Afrika kom, zie ik wat het bedrijfsleven daar doet, althans, als het verbonden is met die doelen, zoals de zorg voor de allerarmsten en zo. Dan zie je prachtige dingen en merk je dat regeringen daar juist vragen: ga daar alsjeblieft mee door. Dat komt onder andere doordat zij weten dat, als het bedrijfsleven daar zit, dat vaak voor een heel lange periode is, terwijl zij, als zij afhankelijk van projecten zijn, nog weleens na een paar jaar de klos zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dijkgraaf. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dank u wel.
We hebben een nieuwe minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik wil mevrouw Kaag graag complimenteren met haar verdiensten tot nu toe en ik wil haar vooral heel veel wijsheid toewensen, want aan het begin van haar ministerschap heeft zij een belangrijke keuze te maken: gaat zij straks de boeken in als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of als minister voor Migratiebeperking? Want in het regeerakkoord lezen we dat ontwikkelingshulp vooral draait om de oorzaken en gevolgen van migratie. Daar maken wij ons toch wel enigszins zorgen over, want ontwikkelingssamenwerking moet geen verkapt instrument voor onze grensbewaking en ons eigenbelang zijn. Ontwikkelingshulp moet dienen om het perspectief van heel mensen die het minder hebben dan wij te verbeteren. Geen Nederland als bewaker van fort Europa, maar een Nederland als bewaker van internationale rechtvaardigheid en solidariteit, want er zijn zo veel uitdagingen waar wij in onze wereld voor staan. Gelijke rechten voor vrouwen — dat punt is vandaag vaak genoeg benadrukt — klimaat en duurzaamheid, voedsel en water: ons blindstaren op het thema “migratie” doet daar geen recht aan. Graag horen wij een reactie van de minister hierop.
Ook hopen wij dat de minister de voorvrouw wordt van een trendbreuk, want op ontwikkelingssamenwerking is in de afgelopen tijd heel veel bezuinigd. In 2005 gaven we nog 0,8% van ons inkomen uit aan ontwikkelingssamenwerking. Nu is dat slechts 0,6%. Op de allerarmsten in de wereld is keihard bespaard. Dit kabinet verandert daar helaas niks aan. De vreselijke bezuiniging van 1,4 miljard euro van het kabinet-Rutte/Asscher in de vorige periode loopt door en investeringen zijn vooral incidenteel. Daardoor daalt het deel van ons inkomen dat naar ontwikkelingshulp gaat gestaag. In 2021 komen we 1,4 miljard euro tekort om ons te houden aan de internationale afspraak om 0,7% van ons inkomen uit te geven aan ontwikkelingshulp. Zelfs 0,7 cent per euro is ons te veel voor de allerarmsten. Is dat eigenlijk geen aanfluiting voor een rijk land als Nederland?
Is het ook geen aanfluiting dat er wel 1,5 miljard euro extra gaat naar Defensie om de NAVO-norm van 2% te halen, terwijl we al jarenlang onvoldoende bijdragen aan hulp voor de allerarmsten? Wel geld voor bommen, geen geld voor brood. Wel geld voor gevechtsvliegtuigen, geen geld voor medicijnen. Wel geld voor onderzeeboten, geen geld voor schoolboeken.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Mag ik de heer Kuzu uit de droom helpen? Nederland gaat ook de NAVO-norm van 2% niet halen, maar constateert hij met mij dat er wel 1,8 miljard extra geïnvesteerd wordt in ontwikkelingssamenwerking de komende vier jaar?
De heer Kuzu (DENK):
Ja. Ik heb gezegd: ik hoop dat de minister kan zorgen voor een trendbreuk. We zijn er blij mee, maar zien in de begroting wel dat het incidenteel is. U bent in de afgelopen periode, in de afgelopen jaren een voorvechter van ontwikkelingssamenwerking geweest, dus ik hoop dat u zich er met de ChristenUnie ook nu voor inzet om ervoor te zorgen dat dit geborgd blijft. Tegelijkertijd hoor ik heel veel geluiden in deze Kamer dat we die NAVO-norm van 2% voor defensie moeten halen. Ik zou graag willen zien dat de hele Kamer dezelfde ambitie toont om die 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking ook te halen. Dat is mijn oproep.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat hopen wij samen met de heer Kuzu. We zien dat de trend is gekeerd, maar erkent de heer Kuzu ook dat ontwikkeling zonder veiligheid — dus zonder de extra investeringen die voor Defensie nodig zijn, waar we vanmiddag over komen te spreken — geen duurzame ontwikkeling oplevert?
De heer Kuzu (DENK):
Uiteraard gaat het hand in hand. Mijn oproep is om hetzelfde ambitieniveau uit te spreken voor beide onderwerpen. Het gaat inderdaad hand in hand, waarbij wij als DENK veel meer de nadruk leggen op conflictpreventie dan op investeren in onderzeeboten. Maar goed, de begroting van Defensie doen we straks.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Kuzu (DENK):
DENK is met 2,1 miljard in het verkiezingsprogramma samen met GroenLinks kampioen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Wij staan pal voor een rechtvaardige wereld. Wij roepen de minister dan ook op de aangenomen motie-Grashoff c.s. uit te voeren. Laat ons budget voor ontwikkelingssamenwerking stijgen tot 0,7% van ons inkomen. Graag horen wij of de minister bereid is om dit te doen.
Voorzitter. Het geld dat er wel is, moet goed terechtkomen. Te veel van het geld dat eigenlijk naar andere landen moet gaan, wordt nu uitgegeven in Nederland. Een half miljard gaat naar de eerste twaalf maanden van opvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden. Is dat niet krom, vraag ik de minister. Mensen vluchten voor oorlog en uitzichtloosheid. Het geld dat we kunnen gebruiken om deze problemen op te lossen, zetten we niet in om die problemen op te lossen, maar om de mensen in ons eigen land op te vangen. Dat is hetzelfde als voor een lekkende kraan geen loodgieter bellen, maar constant emmers kopen om het lekkende water op te vangen. Moeten we daar niet gewoon mee stoppen? Ik heb hier een motie over in beraad.
Dan kort een tweetal andere belangrijke punten. “Geen water, geen stroom, Gaza is al onbewoonbaar” zo luidde een krantenkop dit jaar. In Gaza vindt op dit moment een humanitaire ramp plaats. Er gaat weliswaar 1,6 miljoen euro extra naar de Palestijnse gebieden, maar dat is niet genoeg. Deelt de minister deze mening, zet zij zich in voor een hogere bijdrage en komt dit geld dan ook daadwerkelijk in Gaza terecht?
Dan mijn tweede punt, de Rohingya. Ik wil graag aan de minister vragen of de hulporganisaties, de Verenigde Naties en de fact-finding mission al toegang hebben tot Rakhine? Hoeveel extra middelen zal de minister inzetten om de Rohingya te helpen? Ik heb hier samen met collega Van der Hul een amendement over ingediend. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Tot slot een algemeen punt. Door sommige politieke partijen wordt vaak een valse tegenstelling gecreëerd tussen Nederland en de wereld. Geld zou niet moeten gaan naar Afrika, maar naar onze ouderen. Geld zou niet moeten gaan naar vluchtelingen, maar naar belastingverlaging. Dit is vals, dit is gemeen, dit is oneerlijk en het riekt naar volksmennerij. Er is geen tegenstelling tussen mensen hier en mensen daar. We delen dezelfde aarde, dezelfde dromen en dezelfde behoeften. We roepen deze minister dan ook op om zich altijd — maar dan ook altijd! — te blijven verzetten tegen deze valse tegenstelling.
Wij vragen haar zich ervoor in te zetten het draagvlak voor een rechtvaardig ontwikkelingsbeleid te vergroten. Wij rekenen erop dat zij hierbij allianties sluit met maatschappelijke organisaties, die veelal fantastisch werk doen voor onze wereld en de mensen hierover voorlichten. Op dat gebied maakt DENK zich wel enige zorgen. Volgend jaar wordt bijna 70% van het budget voor voorlichting over ontwikkelingssamenwerking wegbezuinigd. We zaten in 2011 op 5 miljoen euro, meen ik. De komende jaren gaan we naar €250.000. Dat loopt vervolgens nog verder terug. Daarom willen we de minister als laatste meegeven: durf het nut van ontwikkelingssamenwerking te verkondigen. Is zij bereid om hier meer op in te zetten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Morgen gaan we verder met de eerste termijn van de zijde van de regering.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot 14.05 uur.
De vergadering wordt van 13.34 uur tot 14.04 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-25-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.