Vragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel vanDijk (allen PVV) aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over aan Infrastructuur en Waterstaat gerelateerde kosten van allochtonen (ingezonden 19 juli 2019).

Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 22 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3852.

Vraag 1, 2, 3, 4 en 5

Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van tien jaar geleden (17 juli 2009) over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Neder-land?1 Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?

Kunt u aangeven welk deel van de aan Infrastructuur en Waterstaat gerelateerde kosten toe zijn te rekenen aan (niet-westerse) allochtonen? Hoe verhouden deze kosten zich tot de relatieve omvang van deze groep?

Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van Infrastructuur en Waterstaat?

Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het bovenstaande?

Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognosticeerd) het komende jaar en de komende vijf jaar?

Antwoord 1, 2, 3, 4 en 5

In het antwoord op de vragen van 17 juli 2009 is aangegeven dat Infrastructuur en Waterstaat geen indeling in kosten naar burgers met een (niet-westerse/westerse) migratieachtergrond hanteert. Dat is sinds die tijd niet gewijzigd.

Vraag 6

Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen: wat is hiervan de reden en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de begeleidende brief. (Kamerstuk 30 573, nr. 176)


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3692

Naar boven