Vragen van de leden Amhaouch en Palland (beiden CDA) aan de Minister en de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «VDL Groep verliest busorder aan
Chinees bedrijf» (ingezonden 11 december 2019).
Mededeling van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
19 maart 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «VDL Groep verliest busorder aan Chinees bedrijf»?1
Vraag 2
Wat is BYD Auto voor bedrijf? Welke reputatie heeft het? Wie zijn de aandeelhouders?
Heeft BYD Auto banden met de Chinese overheid?
Vraag 3
Wat vindt u van het mislopen van deze order door de VDL Groep? Welke gevolgen heeft
dit voor de werkgelegenheid in Nederland in het algemeen en specifieke provincies
in het bijzonder?
Vraag 4
Waar gaat BYD Auto de bussen produceren? Wie zijn de toeleveranciers voor de diverse
onderdelen en waar zijn deze gevestigd? Liggen hier nog kansen voor Nederlandse bedrijven?
Vraag 5
Hoe duidt u het aanbestedingstraject dat is doorlopen? Was er naar uw mening sprake
van een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie?
Vraag 6
Had deze aanbesteding in uw ogen anders kunnen uitpakken indien de concessieverlener
in het Programma van Eisen aanvullende voorwaarden had opgenomen ten aanzien van de
door de concessiehouder te doorlopen aanbesteding van het busmateriaal, bijvoorbeeld
voor wat betreft de herkomst van de bussen? Waarom is dat nagelaten?
Vraag 7
Welke gunningcriteria heeft de concessiehouder gesteld in de door hem gevoerde aanbesteding
terzake het busmateriaal? Op welke gronden heeft BYD Auto de aanbesteding gewonnen?
Op prijs of op andere criteria?
Vraag 8
Bent u bereid om met provincies en gemeenten, in Interprovinciaal Overleg (IPO)- en
Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)-verband, te bespreken welke ruimte er in aanbestedingen
is om maatschappelijke effecten, op bijvoorbeeld werkgelegenheid, te laten meewegen?
Vraag 9
Is de aanbieding van de winnende inschrijving onderzocht, bijvoorbeeld op het aspect
van een abnormaal lage inschrijving (voor zover daarvan sprake is) vanwege staatssteun
(vgl. art. 2.116 van de Aanbestedingswet 2012, art. 107 en 108 VwEU)?
Vraag 10
Op welke manier heeft de provincie Overijssel getoetst of de aanbesteding van de concessiehouder
maximaal voldoet aan haar wensen?
Vraag 11
Zijn er gegevens of signalen van een toename van deelname van Chinese of anderszins
niet-Europese bedrijven aan aanbestedingen in ons land?
Vraag 12
Rijden de bussen die BYD Auto, na het winnen van eerdere aanbestedingen, in Nederland
heeft geleverd, bijvoorbeeld aan Schiphol, naar tevredenheid en voldoen deze aan de
gestelde eisen?
Vraag 13
Hebben bedrijven als de VDL Groep in China een gelijke positie als BYD Auto in de
Europese Unie (EU)? Met andere woorden: is er sprake van wederkerigheid?
Vraag 14
Zou het recente Nederlandse voorstel om Europese mededingings- en/of aanbestedingsregels
ook te laten gelden voor niet-EU-lidstaten, indien vigerend beleid, mogelijk tot een
andere uitkomst van het aanbestedingstraject hebben geleid?
Vraag 15
Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit voorstel?
Vraag 16
Moeten volgens u het Nederlandse dan wel het Europese industriebeleid nog op andere
punten worden herzien, om oneerlijke concurrentie door niet-EU-lidstaten tegen te
gaan? Wat is hier de inzet van de regering?
Vraag 17
Hoe staat u tegenover een voorkeur voor Europese bedrijven bij openbare aanbestedingen,
waartoe de Franse president eerder dit jaar opriep? Welke mogelijkheden ziet u om
dit te bewerkstelligen?
Mededeling
Op 19 februari 2020 hebben de leden Weverling en Aartsen (beiden VVD) vragen gesteld
over de berichten «VS van plan uit WTO-onderdeel te stappen» en «Chinese bussen kunnen
bij aanbesteding niet worden geweerd» (kenmerk 2020Z03366).
De beantwoording van deze vragen hangt samen met de beantwoording van de vragen van
de leden Amhaouch en Palland (beiden CDA) over het bericht «VDL Groep verliest busorder
aan Chinees bedrijf» van 11 december 2019 (kenmerk 2019Z24801). Vanwege de voor de beantwoording benodigde afstemming over de VDL-vragen zijn de
termijnen daarbij overschreden waardoor ook deze nieuwe vragen, gezien de samenhang,
niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken kunnen worden beantwoord.