Vragen van de leden De Lange en Laan-Geselschap (beiden VVD) aan de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het
bericht «Incidenten verwarde mensen heftiger» (ingezonden 22 februari 2019).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 18 maart 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Incidenten verwarde mensen heftiger»?1
Vraag 2
Wat is uw reactie op dit bericht en de constatering dat het aantal meldingen in acht
jaar tijd is verdubbeld naar 90.000?
Vraag 3
Herkent u zich in het beeld van Henk van Dijk (landelijke programmaleider bij de politie
«mensen verward gedrag») dat het aantal incidenten steeds heftiger wordt? Zo ja, waar
blijkt dat uit en hoe wordt hiermee omgegaan?
Vraag 4
Is inmiddels een «eenduidige verklaring te geven voor het stijgen van de incidenten»,
waarvan u in uw brief van 9 april 2018 beschreef dat deze toen nog niet bestond?2 Wat heeft u de tussentijd gedaan om hier meer zicht op te krijgen?
Vraag 5
Is de aanname die u in dezelfde brief beschreef («volgens publicaties van onder andere
Trimbos-instituut heeft ongeveer 50% van deze mensen psychische klachten») nog steeds
actueel en kunt u een uitsplitsing maken naar aard van de melding?
Vraag 6
Wat is na het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),
waaruit bleek dat 13.000 mensen verantwoordelijk zijn voor een groot gedeelte van
de meldingen van personen met verward gedrag (E33 politiemeldingen), gedaan om zicht
te krijgen op deze groep? Welke acties hebben gemeenten hierin ondernomen? Wat zijn
de resultaten hiervan?
Vraag 7
Kunt u aangegeven waarom u gekozen heeft om aandacht te hebben voor een kleinere groep
(van ongeveer 5.700 unieke personen die verantwoordelijk zijn voor een groot deel
van de 80.000 E33-meldingen)3 en niet voor de hele groep van 13.000 mensen uit het RIVM-onderzoek? Wat is na die
tijd gedaan om zicht te krijgen op deze kleinere groep? Welke acties hebben gemeenten
hierin ondernomen? Wat zijn de resultaten hiervan?
Vraag 8
Op welke manier bent u aan de slag gegaan met de «hoe-zit-je-erbij-toets» bij de groep
van de 13.000 personen, zoals is voorgesteld in het algemeen overleg over GGZ van
6 december 2018? Welke acties hebben gemeenten hierin ondernomen? Wat zijn de resultaten
hiervan en wanneer zijn al deze mensen in beeld?
Vraag 9
Ziet u de omstandigheid dat «driekwart van de gemeenten een aanpakt ontwikkelt in
samenhang met thema’s zoals OGGZ, bemoeizorg, maatschappelijke opvang en/of veiligheid»
als een goede oplossing op het vraagstuk van een steeds complexere samenleving? Kunt
u een overzicht geven van de resultaten hiervan en wat gaat u doen met de gemeenten
die deze aanpak nog niet hebben ontwikkeld?
Vraag 10
Staat u nog steeds achter de uitspraak «een oorzakelijk verband tussen de stijging
van het aantal meldingen en de wachtlijstproblematiek en onderbesteding in de GGZ
is niet aangetoond» en «in tegenstelling tot wat vaak wordt geschreven wordt er niet
minder geld aan de GGZ uitgegeven»? Zo ja, kunt u dit cijfermatig onderbouwen?
Vraag 11
Zijn er op dit moment in de praktijk nog belemmeringen, zoals bijvoorbeeld informatie-uitwisseling,
die een goede samenwerking tussen de politie, gemeenten en de zorgprofessionals in
de weg staan? Zo ja, welke? Kunt u aangeven welke initiatieven het kabinet neemt om
deze op te lossen?
Mededeling
Hierbij bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport dat de schriftelijke vragen van de leden De Lange en Laan-Geselschap (beiden
VVD) over het bericht «Incidenten verwarde mensen heftiger» (ingezonden 22 februari
2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog
niet alle benodigde informatie ontvangen is.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
X Noot
1NRC, 21 februari 2019, «Incidenten verwarde mensen heftiger».