Vragen van lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over het bericht «Fiscus legt ABN Amro forse naheffing op» (ingezonden 7 november 2016).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 29 november 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Fiscus legt ABN Amro forse naheffing op»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat de Belastingdienst ABN AMRO een naheffing oplegt van 142 miljoen euro? Klopt het dat deze naheffing aan ABN AMRO wordt opgelegd omdat de bank twee «structured finance-entiteiten» buiten de boeken heeft gehouden?

Antwoord 2

De Belastingdienst kent een fiscale geheimhoudingsplicht. Derhalve kan ik geen mededelingen doen over de handelingen die de Belastingdienst al dan niet uitvoert ten aanzien van individuele belastingplichtigen.

Vraag 3 t/m 4

Wat wordt bedoeld met de uitspraak uit de prospectus dat ABN AMRO deze entiteiten «niet hoeft te consolideren in zijn cijfers omdat ABN AMRO niet bij machte is de variabele resultaten te beïnvloeden van deze entiteiten?» Klopt het dat een bank in bepaalde gevallen dit soort entiteiten niet hoeft te consolideren in de cijfers?

Hoe kan het dat de prospectus vorig jaar november nog vermeldde dat de zaak een afgesloten hoofdstuk was terwijl nu blijkt dat ABN AMRO alsnog een heffing wordt opgelegd?

Antwoord 3 en 4

ABN AMRO is verantwoordelijk voor de inhoud van het prospectus. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de in het prospectus opgenomen informatie onjuist is. Ik kan u in zijn algemeenheid meedelen dat het kan voorkomen dat een beursgenoteerde onderneming een dochtermaatschappij niet mee hoeft te consolideren in de financiële verslaglegging. Dit hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden. De externe accountant ziet hierop toe.

Het al dan niet mee consolideren staat los van de belastingheffing. Of een dochtermaatschappij moet worden meegeconsolideerd of niet, belasting zal er altijd moeten worden betaald, hetzij door de dochtermaatschappij zelf, hetzij door de moedermaatschappij (over de winsten van de dochtermaatschappij).

Vraag 5 en 6

Klopt het dat bij de Duitse autoriteiten verschillende onderzoeken lopen naar onder meer ABN AMRO? Bent u bekend met andere Nederlandse banken die eveneens onderwerp zijn van deze onderzoeken?

Klopt het dat banken door zogenaamde «cum/ex-trade» in staat zijn tweemaal dividendbelasting terug te vragen? Zijn er ook in Nederland gevallen bekend van cum/ex-trade? Deelt u de mening dat dit soort praktijken ongepast zijn?

Antwoord 5 en 6

Het is mij bekend dat de Duitse autoriteiten onderzoeken of banken in de periode tot 2012 terecht dividendbelasting hebben teruggevorderd met betrekking tot zogenoemde cum/ex transacties. ABN AMRO heeft mij geïnformeerd dat zij met betrekking tot deze kwestie in nauw contact staat met de Duitse autoriteiten en constructief meewerkt aan het onderzoek. Verder merk ik op dat de situatie in Duitsland in de jaren tot 2012 verschilde van de situatie in Nederland. In Nederland waren aan cum/ex transacties andere fiscale gevolgen verbonden dan in Duitsland het geval was. In Nederland heeft zich de problematiek met het tweemaal terugvragen van dividendbelasting, zoals die zich in Duitsland heeft gemanifesteerd, niet voorgedaan.

Vraag 7

Het artikel vermeldt dat ABN AMRO in het geheim zware onderhandelingen heeft gevoerd met de fiscus; wat wordt hiermee bedoeld? In welke mate is zo’n naheffing onderhandelbaar? Deelt u de mening dat belastingplichten niet onderhandelbaar zijn en ook nooit moeten zijn?

Antwoord 7

ABN AMRO heeft mij meegedeeld een open en goed contact met de Belastingdienst te onderhouden, dat erop gericht is eventueel optredende problemen in goed overleg en in een vroeg stadium op te lossen. ABN AMRO heeft laten weten zich niet in het door het FD geschetste beeld te herkennen. Ik deel overigens volledig uw mening dat terecht opgelegde naheffingen of navorderingen niet onderhandelbaar zijn en dat ook nooit moeten zijn. Over de hoogte van de belastingheffing wordt dan ook nooit onderhandeld, deze volgt uit de wet. De Belastingdienst is belast met de uitvoering binnen het kader van de fiscale wet- regelgeving en jurisprudentie. Het kan voorkomen dat er bij fiscale kwesties sprake is van onduidelijkheid over de juiste wetstoepassing of de voor een casus relevante feiten. Indien dat het geval is, kunnen de Belastingdienst en belastingplichtige met elkaar in gesprek gaan over de juiste wetstoepassing of de voor een casus relevante feiten.


X Noot
1

FD, 3 november 2016

Naar boven