Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over
het recente arrest van het Europese Hof van Justitie inzake de uitvoering van de Kaderrichtlijn
Water (ingezonden 25 september 2015).
Antwoord van Minister Schultz van Haegen – Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu)
(ontvangen 13 oktober 2015).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het arrest van het Europese Hof van Justitie over de interpretatie
van de Kaderrichtlijn Water?1
Vraag 2
Hoe verhouden de conclusies van het arrest zich tot de Waterwet en het Besluit kwaliteitseisen
en monitoring water 2009, en de daarin opgenomen indirecte toetsing van projecten
aan de waterkwaliteitsnormen uit de Kaderrichtlijn Water?2
Antwoord 2
De conclusies van het arrest ondersteunen de wijze waarop Nederland de Kaderrichtlijn
Water heeft geïmplementeerd in de Waterwet en het Besluit kwaliteitseisen en monitoring
water 2009. Nederland heeft, anders dan de meeste Europese lidstaten, in regelgeving
uitwerking gegeven aan het begrip «geen achteruitgang». Dit is gedaan als houvast
voor de praktijk van de waterbeheerder en om discussie over de interpretatie van het
begrip te voorkomen. Daarbij werkt Nederland al per kwaliteitselement. Dit betekent
bijvoorbeeld dat als er een probleem is met de toestand voor het kwaliteitselement
«vissen», dat geen effect hoeft te hebben over een besluit dat gaat over «kwik».
Het Europese Hof legt een vergelijkbare uitwerking van «geen achteruitgang» nu vast
met het arrest.
Het arrest geeft verder aan dat de doelen van de Kaderrichtlijn Water moeten worden
toegepast op projecten. Het Europese Hof heeft niet vastgesteld hoe deze toetsing precies moet plaatsvinden. Op grond van de Nederlandse wet- en regelgeving
dienen projecten aan de water- en beheerplannen te worden getoetst, waarin de doelen
van de KRW zijn opgenomen.
Het arrest heeft overigens betrekking op een zaak uit Duitsland en doet geen uitspraak
of toepassing van een programmatische aanpak daarbij moet worden uitgesloten.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat de conclusies van het arrest kunnen betekenen voor vergunningverlening
in de Nederlandse praktijk?
Antwoord 3
Op grond van de interpretatie gegeven in antwoord 2, wordt aangenomen dat de conclusies
van het arrest geen gevolgen hebben voor vergunningverlening in de Nederlandse praktijk.
Uiteindelijk zijn rechtelijke uitspraken bepalend of de huidige praktijk voldoet.
Ik volg de ontwikkelingen in het waterrecht daarom nauwlettend.
Vraag 4
Wat betekenen de conclusies van het arrest voor de wijze waarop in de Omgevingswet
de programmatische aanpak is opgenomen?
Antwoord 4
Op grond van de interpretatie gegeven in antwoord 2, wordt aangenomen dat het arrest
geen gevolgen heeft voor de wijze waarop in de Omgevingswet de programmatische aanpak
is opgenomen. Ook hiervoor geldt dat de ontwikkelingen in het waterrecht nauwlettend
worden gevolgd.
Vraag 5
Hoe waardeert u het arrest, gelet op het feit dat Nederland het «afvoerputje» van
Europa is en het daarom niet eenvoudig is om de waterkwaliteit te verbeteren?
Antwoord 5
Het beeld dat Nederland het «afvoerputje» van Europa is, dient genuanceerd te worden.
Voor veel stoffen werkt het relatief schone Rijn-water verdunnend. Daardoor zijn concentraties
in het hoofdwatersysteem voor bijvoorbeeld nutriënten lager dan het regionale watersysteem.
Indien het arrest in bovenstroomse landen zou leiden tot aanscherping van de praktijk,
zou dit positief zijn voor de kwaliteit benedenstrooms.
Vraag 6
Wat gaat u, indien nodig, doen om voor voldoende aansluiting tussen Nederlandse regelgeving
en de Kaderrichtlijn Water en voor voldoende ruimte voor projectontwikkeling te zorgen?
Antwoord 6
Om voldoende ruimte voor projectontwikkeling te verkrijgen is het in de eerste plaats
nodig om een goede waterkwaliteit te behouden of waar nodig te realiseren en daarmee
dus te voldoen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Daarvoor heb ik in de stroomgebiedbeheerplannen
uit 2009 diverse maatregelen opgevoerd en die zijn de afgelopen jaren ook uitgevoerd.
In de stroomgebiedbeheerplannen die dit jaar worden vastgesteld neem ik aanvullende
maatregelen op voor de periode 2016–2021.
De Nederlandse regelgeving sluit goed aan op Kaderrichtlijn Water. Zoals gezegd volg
ik de ontwikkelingen in het waterrecht nauwlettend. Indien daaruit volgt dat aanpassing
nodig is, zal ik u hierover informeren.
X Noot
1HvJ EU, 01 juli 2015, C-461/13, ECLI:EU:C:2015:433, Bund für Umwelt und Naturschutz
Deutschland eV tegen Bundesrepublik Deutschland.