Vragen van de leden Marcouch en Yücel (beiden PvdA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de betrokkenheid van jihadisten bij onderwijsorganisaties (ingezonden 16 september 2014).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie (ontvangen 7 november 2014).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jihadist Jermaine W. leidde een onderwijsorganisatie»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op dit bericht? Kunt u ingaan op de in het artikel genoemde bevindingen van het dagblad de NRC over de stichting Educatief Instituut Arabische Taal en Cultuur?

Antwoord 2

Eenieder heeft in Nederland recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. En dit geldt ook voor het volgen van lessen over de Arabische taal en cultuur, leren over de Koran en vergroten van kennis over de Islam.

Ik acht het echter zeer onwenselijk als er onder het mom van een culturele stichting een extremistische boodschap wordt verkondigd. Het is niet wenselijk dat jongeren afgezonderd van de Nederlandse samenleving opgroeien of op enige wijze worden weggehouden van de bredere samenleving waarin zij zich later moeten kunnen handhaven. In Nederland is ruimte voor verschillende ideologieën, denkbeelden en levensovertuigingen. De vrijheden van de rechtsstaat mogen echter niet worden misbruikt om het voortbestaan ervan tegen te werken.

Over onderzoeksgegevens over specifieke personen of organisaties worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.

Vraag 3

Wat is de verklaring voor het feit dat een voormalig lid van de Hofstadgroep nadrukkelijk betrokken kan zijn bij een organisatie die religieonderwijs geeft aan kinderen, zonder dat de overheid daar kennis van heeft en ingrijpt?

Antwoord 3

Het is onaanvaardbaar wanneer kinderen worden blootgesteld aan personen die een extremistische boodschap uitdragen.

Deze stichting, die ook onderwijs verzorgt, is een privaat initiatief en wordt niet als onderwijsinstelling erkend door het Rijk. Het onderwijstoezicht door de Inspectie van het Onderwijs is vastgelegd in de Wet op het Onderwijstoezicht. Private initiatieven zoals deze stichting vallen daar niet onder. Dit niet erkende onderwijs is dus niet onderhevig aan inspectie door de onderwijsinspectie. Dat neemt niet weg dat wij zullen ingrijpen wanneer er tekenen zijn van praktijken die niet door de beugel kunnen.

Over onderzoeksgegevens over specifieke personen of organisaties worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.

Vraag 4

Klopt het dat er in het Gooi meerdere onderwijsorganisaties zijn waarbij mensen met jihadistische sympathieën zijn betrokken? Zo ja, welke? Hoe typeert u deze organisaties? Bent u bereid zo snel mogelijk uitgebreid onderzoek te doen naar het bestaan, het functioneren en het pedagogische klimaat van deze organisaties?

Antwoord 4

In het openbaar kunnen geen mededelingen worden gedaan over operationele aangelegenheden.

In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme van augustus 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 253) wordt o.a. aandacht aan het functioneren en pedagogisch klimaat van door u genoemde stichtingen besteed. Het doel van het actieprogramma is drieledig: beschermen van de democratische rechtsstaat, bestrijden en verzwakken van de jihadistische beweging in Nederland, en het wegnemen van de voedingsbodem voor radicalisering. De modernisering van informeel onderwijs, o.a. het vergroten van transparantie en het verbeteren van het pedagogisch klimaat, is onderdeel van dit actieprogramma. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal hierover in gesprek gaan met mensen uit de islamitische gemeenschappen.

Vraag 5, 6 en 8

In welke mate zijn deze organisaties en hun activiteiten bekend bij de Nederlandse lokale en landelijke overheid en mogelijk bij uw veiligheidsdiensten?

Zijn er aanwijzingen dat deze onderwijsorganisaties mede worden gebruikt om moslims te enthousiasmeren, te werven en klaar te stomen voor de jihadistische strijd? Zo ja, welke? Waarom is niet ingegrepen tegen bijvoorbeeld de oprichter van de organisatie in het Gooi, een bekende radicale prediker?

Welke vergelijkbare onderwijsorganisaties zijn er naast die in het Gooi ook elders in Nederland aanwezig?

Antwoord 5, 6 en 8

Over onderzoeksgegevens over specifieke personen of organisaties worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.

Vraag 7

Op welke wijze worden de ouders van de kinderen die les volgen aan deze onderwijsorganisaties actief geïnformeerd over de praktijken die er gaande zijn? Wat is er bekend over de motieven van de ouders die hun kinderen via deze organisaties Koranlessen laten volgen?

Antwoord 7

Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het informeren naar de inhoud van de lessen van de stichting. Motieven voor ouders om hun kind(eren) koranlessen te laten volgen zijn onder andere het leren van de Arabische taal en cultuur en het verdiepen in de religie door het leren over en lezen van de Koran.

Vraag 9

Welke gegevens heeft u over de financiering van deze onderwijsorganisaties? Vindt deze financiering deels vanuit het buitenland plaats? Vindt deze financiering ook deels middels lokale of landelijke subsidies plaats, zoals cultuur- of onderwijssubsidies? Zo ja, waar en met welke omvang?

Antwoord 9

Het Rijk geeft geen subsidie aan de door u genoemde stichtingen. Decentrale overheden hebben een eigen verantwoordelijkheid op dat punt. De gemeente Huizen heeft desgevraagd aangegeven dat de betrokken stichtingen voor zover bekend geen subsidie hebben gekregen van de gemeente. De stichting heeft evenmin gebruik gemaakt van (gesubsidieerde) buurthuizen of wijkcentra om hun lessen te verzorgen. Financiering van dergelijke stichtingen vanuit het buitenland is wettelijk niet verboden (Kamerstuk 29 614, nr. 35). Voor zover bekend heeft er geen financiering plaatsgevonden uit het buitenland. In het algemeen is het bestuurlijk gewenst om transparant te zijn in de financiering van stichtingen. Die afweging moet echter door de stichting zelf worden gemaakt.

Vraag 10

Deelt u de mening dat de onderwijsorganisaties die een radicaal islamitische en wellicht zelfs jihadistische grondslag hebben zo snel mogelijk moeten worden ontmaskerd? Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe? Bent u bereid te onderzoeken of voortaan een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) vereist kan worden voor het werken in deze organisaties?

Antwoord 10

Met de VOG wordt het justitiële verleden van de aanvrager beoordeeld in relatie tot de functie waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Reguliere (erkende) onderwijsinstellingen kennen een VOG-verplichting voor alle medewerkers, leraren en directeuren. door u genoemde stichtingen zijn echter geen erkende onderwijsinstellingen. Voor zowel door de overheid erkende als niet-erkende organisaties geldt echter dat de overheid zal optreden wanneer de wet door hen wordt overtreden.

Vraag 11

Op welke wijze kunt u ingrijpen in stichtingen en organisaties die onder het mom van onderwijs en cultuur de jihad in Nederland bevorderen? Deelt u de mening dat deze organisaties het bestaan onmogelijk gemaakt moet worden? Hoe gaat u dat doen?

Antwoord 11

Als een particuliere stichting of organisatie onder het mom van onderwijs over Arabische cultuur en de islam de wet overtreedt zal de overheid strafrechtelijk ingrijpen.

Ik acht het onwenselijk als jongeren afgezonderd van de Nederlandse samenleving opgroeien of op enige wijze worden weerhouden van deelname aan de samenleving waarin zij zich later moeten kunnen handhaven. Een van de maatregelen uit het actieprogramma jihadisme die hier goed bij aansluit is de modernisering van informeel onderwijs, het vergroten van de transparantie en het verbeteren van het pedagogisch klimaat t.b.v. het wegnemen van de voedingsbodem voor radicalisering.

Vraag 12

Op welke wijze gaat u garanderen dat deze organisaties nooit door de overheid gesubsidieerd worden?

Antwoord 12

Het is bestuurlijk gewenst dat stichtingen transparant zijn met betrekking tot hun financiering. Die afweging moet echter door de stichting zelf worden gemaakt.

Het Rijk geeft geen subsidie aan door u genoemde stichtingen. Decentrale overheden hebben een eigen verantwoordelijkheid op dat punt. De gemeente Huizen heeft desgevraagd aangegeven dat de betrokken stichtingen voor zover bekend geen subsidie hebben gekregen van de gemeente. Er is evenmin gebruik gemaakt van (gesubsidieerde) buurthuizen of wijkcentra om lessen te verzorgen.


X Noot
1

NRC, 13 september 2014.

Naar boven