Vragen van de leden Omtzigt en Knops (beiden CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie over de zaak van R. van der D. (vervolgvragen) (ingezonden 28 juli 2015).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 28 augustus 2015)

Vraag 1 en 2

Herinnert u zich dat u als antwoord op de vraag «Sinds wanneer bent u ervan op de hoogte dat het enige DNA materiaal op een van de drie slachtoffers al in 2006 gematched is met het DNA materiaal van een Brit die in Groot-Brittannië een levenslange straf uitzit voor moord?» antwoordde: «In mei 2015 heeft Stichting PrisonLaw het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte gebracht dat er 100% zekerheid bestaat over deze DNA-match.»?1

Klopt het dat u opdracht gaf tot een vertrouwensrapport (het rapport-Grimbrere) over deze zaak en dat rapport in januari 2010 ontving?

Antwoord 1 en 2

Ja.

Vraag 3 en 4

Waarom weigerde u om dat rapport vertrouwelijk ter inzage te geven aan de leden van de Tweede Kamer?

Wat was de precieze reden dat u opdracht gaf dit vertrouwensrapport op te stellen?

Antwoord 3 en 4

Tot het inschakelen van een vertrouwensadvocaat kan worden beslist als het Ministerie van Buitenlandse Zaken de behoefte heeft aan nader advies over de gevolgde rechtsgang. De reden voor het inzetten van een vertrouwensadvocaat in de zaak van de heer Van der D. was om een appreciatie te krijgen hoe de rechtsgang in deze is verlopen. De heer van der D. is op de hoogte gebracht van de inhoud van het vertrouwensrapport. Het vertrouwensrapport bevat bijzondere persoonsgegevens (daar wordt onder verstaan: gezondheid en strafrechtelijke gegevens) zoals bedoeld in paragraaf 2, hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, die eraan in de weg staan om die informatie te delen. Het wel of niet openbaar maken is een keuze van de heer Van der D. zelf.

Vraag 5 en 6

Klopt het dat onder conclusies in het Grimbrere-rapport staat: «Toen het vonnis al onherroepelijk was en de beroepen (en het gratieverzoek en verzoek tot herziening) van de heer van der D. waren afgewezen, ontving het Juzgado de Instrucción no 3 van Fuengirola op 23 maart 2007 een rapport van het hoofd van het CBWA van het hoofdbureau van het gerechtelijk laboratorium. Hierin wordt gesteld dat inzake het forensisch rapport over biologische sporen met betrekking tot de aanranding van Asunción [C], waarin aangegeven wordt dat er een DNA-profiel is gevonden van een onbekende man, er belang bij is om een vergelijkend DNA-onderzoek te doen met het DNA van een Britse man, MARK PHILIP DIXIE, die volgens Interpol in Engeland vastzit voor een soortgelijk misdrijf. In dit rapport wordt verder beweerd dat het genetische profiel van de kam overeenkomt met dat van de genoemde Britse man, en daarom wordt er aan de rechtbank gevraagd om door middel van een vergelijking van het DNA- monster van MARK PHILIPS DXIE en van de bij Asuación [C] (slachtoffer van verkrachting) gevonden sporen deze overeenkomst te bevestigen.»?

Klopt het dat de eind-aanbevelingen in het rapport-Grimbere luiden:

  • «1) Zich onmiddellijk stellen in de gerechtelijke procedure tegen van der D., die zich op dit moment in de fase van tenuitvoerlegging bevindt, in Sectie 2 van de Audencia Provincial van Malaga. Het is belangrijk om toegang te krijgen tot het hele dossier om zo te kunnen verifieren wat de laatste stappen van het Hof zijn in verband met het rapport van 23 maart 2007 (of hieruit iets gekomen is dat relevant is voor de zaak, wat de status hiervan is, of de uitkomst van de rogatoire commissie naar Engeland is gestuurd).

  • 2) Zodra bovenstaande bekend is, dan hangen de hierna te nemen stappen af van het volgende: in het geval dat niets is gedaan met het verzoek van de politie, dan zou de procedure wederom geactiveerd dienen te worden en dient er opnieuw een goed onderbouwd verzoek voor een DNA-vergelijking te worden aangevraagd. Zodra het resultaat bekend is en afhankelijk hiervan dient er dan een beëdigde kopie van dit dossier naar de rechtbank te worden gestuurd om dit bij het verzoek tot herziening te kunnen voegen.

  • 3) Als informatie uit de hierboven procedure gunstig is voor van der D., dan adviseren we om een verzoek tot herziening in te dienen....»?

Antwoord 5 en 6

Ja, dit klopt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mede naar aanleiding hiervan de heer Van der D. geadviseerd dit met zijn advocaat te bespreken.

Vraag 7, 8 en 9

Klopt het dus dat u in 2010 en wellicht daarvóór al op de hoogte was van de DNA-match met de veroordeelde Britse moordenaar Mark Dixie?

Kunt u precies aangeven op welke wijze u de afgelopen 8 jaar informatie ontvangen heeft over de DNA-match?

Vindt u het antwoord2 dat u op 16 juli gaf, namelijk dat u in mei 2015 op de hoogte gebracht bent van de DNA-match, accuraat en volledig? Of wilt u dit antwoord bij nader inzien nog herzien?

Antwoord 7, 8 en 9

Vanaf het begin bestonden er bij de advocaten van de heer Van der D. twijfels over het DNA-materiaal en de DNA-match. Deze twijfels zijn regelmatig aan de orde geweest in gesprekken tussen de ambassade en de advocaten. Er bestond echter geen zekerheid over. In mei 2015 heeft de Stichting PrisonLaw het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte gebracht dat er zekerheid was over de DNA-match. Deze match moest echter nog worden geverifieerd en bevestigd door de Spaanse forensische politie om daadwerkelijk in de herzieningszaak te kunnen worden ingebracht. Vanuit de Nederlandse Ambassade in Madrid is bij herhaling aangedrongen op een voortvarende opvolging hiervan. Aan deze voortvarende opvolging hecht ik veel belang. Er is geen aanleiding mijn antwoord van 16 juli te herzien.

Vraag 10, 11 en 12

Klopt het dat het rapport zeer zware kritiek bevat op de verdediging van de heer Van der D. en de kwaliteit van de verzoekschriften die na het vonnis zijn ingediend?

Is er onderzoek gedaan naar de advocaten die destijds deze zaak hebben behartigt en welke resultaten zijn hier uitgekomen?

Klopt het dat het rapport daarna aan de heer Van der D. en zijn verdediging is gegeven? Is de ambassade daarbij aanwezig geweest en heeft zij ondersteuning geboden bij de uitvoering van de aanbevelingen?

Antwoord 10, 11 en 12

Zie ook antwoord op vragen 3 en 4.

Het doel van het rapport was niet om inzicht te krijgen op de (kwaliteit van de) verdediging van de heer van der D. De ambassade heeft op 15 april 2010 het rapport per brief aan de heer Van der D. aangeboden en hem geadviseerd over vervolgstappen. Hij is er daarbij op gewezen dat hij zelf moest bepalen welke stappen hij in de strafzaak nog verder wenste te maken. Ook is hem aangeraden duidelijke afspraken met zijn advocaat te maken.

Vraag 13, 14 en 15

Welke acties heeft de Nederlandse regering ondernomen om te bevorderen dat er tussen 2007 (of 2010) en vandaag een officiele, in Spanje rechtsgeldige DNA-vergelijking gedaan is tussen het DNA gevonden op het lichaam van het slachtoffer en het DNA van de heer Mark Dixie?

Hoe beoordeelt u het feit dat er nog steeds geen officieel Spaans testresultaat is van de vergelijking, terwijl dat er wel in Engeland en Nederland is?

Hoe gaat u eraan bijdragen dat die DNA-vergelijking zo spoedig mogelijk eindelijk plaatsvindt?

Antwoord 13, 14 en 15

Ik heb recent mijn Spaanse ambtgenoot om voortvarende behandeling verzocht. De Nederlandse ambassadeur in Madrid heeft hierover navraag gedaan bij de Directeur-Generaal van de Nationale politie in Spanje. Vanaf het moment dat twijfel ontstond over het DNA heeft de ambassade voortdurend navraag gedaan naar de stand van zaken bij de advocaat van de heer Van der D. Ook is er meermaals navraag gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot het rechtshulpverzoek van Spanje aan het VK voor het verkrijgen van het DNA-materiaal. Het nieuwe DNA-materiaal is op 30 juli 2015 door de rechtbank in Fuengirola ontvangen en door de Spaanse forensische politie geverifieerd, waardoor het kan worden ingebracht bij een eventuele herzieningszaak. De Spaanse nationale politie heeft alle medewerking toegezegd voor een snelle afhandeling van de DNA-vergelijking. De Spaanse nationale politie heeft ook aangegeven volledige medewerking aan de Nederlandse ambassade te geven. De ambassade blijft de voortgang uiteraard nauwgezet volgen.

Vraag 16

Op welke dagen is de heer Van der D. fysiek bezocht door (vertegenwoordigers van) de Nederlandse ambassade in 2012, 2013, 2014 en 2015?

Antwoord 16

Medewerkers van de ambassade en het honorair consulaat in Palma de Mallorca hebben de heer Van der D. gemiddeld twee keer per jaar bezocht. Ook vindt er regelmatig telefonisch contact tussen hem en de ambassade plaats. Daarnaast is hij in overleg met de ambassade regelmatig bezocht door de vrijwilliger van de Reclassering Nederland. Naast deze bezoeken kreeg de heer van der D. ook regelmatig bezoek van geestelijke verzorgers. Op 5 augustus 2015 heeft de plaatsvervangend ambassadeur een bezoek gebracht aan de heer Van der D.

De ambassade zal natuurlijk tijdens zijn detentie consulaire bijstand aan de heer Van der D. blijven verlenen.

Vraag 17

Bent u ervan op de hoogte dat de heer Van der D. niet in staat is om een goed advocatenteam in te huren om zelf alles aan te vechten?

Antwoord 17

De heer van der D. heeft in onze contacten met hem (laatstelijk tijdens het bezoek op 5 augustus 2015) vertrouwen uitgesproken in de Spaanse advocaat die met zijn strafzaak en herziening daarvan is belast. Daarnaast stelt hij de inspanningen van de Stichting PrisonLaw op prijs. Stichting PrisonLaw ontvangt subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vraag 18

Welke stappen en voorbereidingen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de heer Van der D., na zijn vrijlating, weer kan resocialiseren en kan terugkeren in de Nederlandse maatschappij?

Antwoord 18

Dit is aan de heer van der D. zelf waarbij hij hulp van de Reclassering kan krijgen. De heer Van der D. wordt bezocht door een vrijwilliger van de Reclassering Nederland, ter voorbereiding van een mogelijke terugkeer naar Nederland. Reclassering Nederland ontvangt subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om dit desgewenst op te kunnen pakken.

Vraag 19

Herinnert u zich dat u geantwoord heeft: «Nederland treedt in principe niet in de rechtsgang van een ander land, als het gaat om de totstandkoming van een rechterlijk oordeel over de schuldvraag en de bepaling van de strafmaat.» (antwoord 8 op de eerdere Kamervragen)?

Antwoord 19

Ja.

Vraag 20

Kunt u aangeven hoe vaak en in welke zaken Nederland in het afgelopen half jaar een oordeel heeft gegeven over de totstandkoming van een rechterlijk oordeel over de schuldvraag of de bepaling van de strafmaat in een ander land en waarom het in elk van die gevallen wel mogelijk was een oordeel te geven of de autoriteiten aan te spreken?

Antwoord 20

Over de schuldvraag of strafmaat opgelegd aan Nederlanders in het buitenland wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen uitspraak gedaan, dat is aan de buitenlandse rechter. Alleen in zaken waar sprake is van oplegging van de doodstraf worden autoriteiten door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangesproken over de totstandkoming van een rechterlijk oordeel en de strafmaat. Indien het Ministerie van Buitenlandse Zaken twijfels heeft over het verloop van een rechtsgang van een Nederlander in het buitenland kan worden beslist tot het inschakelen van een vertrouwensadvocaat om advies te vragen over de gevolgde rechtsgang. Indien het advies telt dat de rechtsgang niet goed is verlopen, dan kan het ministerie besluiten dit aan te kaarten bij de autoriteiten. Dit staat los van het gegeven dat ik het zeer zou betreuren indien de heer Van der D. of andere gedetineerden in Nederland en het buitenland onschuldig zouden zijn, maar toch veroordeeld en gedetineerd. Om die reden zet ik mij ook in om snel duidelijkheid in de zaak van de heer van der D. te kunnen krijgen.

Vraag 21 en 22

Bent u in het bezit van een kopie van de onafhankelijke DNA-rapportage, de getuigenverklaring/schuldbekentenis van de heer Dixie, en twee andere getuigenverklaringen? Heeft u deze bewijsstukken overhandigd aan de Spaanse autoriteiten?

Welke actie heeft u ondernomen met deze bewijsstukken en gaat u ondernemen?

Antwoord 21 en 22

Het ministerie is in het bezit van kopieën van de documenten genoemd bij vraag 21. Het is aan de advocaat van de heer Van der D. om deze documenten beschikbaar te stellen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan dit niet doen omdat het ministerie geen partij is en geen contact kan onderhouden met de onafhankelijke rechterlijke macht in Spanje over deze zaak. Dat zou als inmenging in de rechtsgang kunnen worden ervaren en mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de zaak van Van der D.

Wel heeft de Nederlandse ambassade in Madrid navraag gedaan bij de Spaanse autoriteiten over het bewijsmateriaal en heeft de Spaanse autoriteiten verzocht om een spoedige afhandeling van de DNA-vergelijking zodat deze in de herzieningszaak kan worden ingebracht. De Nederlandse ambassade zal over de voortgang hiervan in contact blijven met de Spaanse autoriteiten.


X Noot
1

Antwoord op vragen van de leden Knops en Omtzigt (beiden CDA) over de zaak van R van der D. (ingezonden 24 juni 2015) (vraagnummer 2015Z12287).

X Noot
2

Antwoord op vragen van de leden Knops en Omtzigt (beiden CDA) over de zaak van R van der D. (ingezonden 24 juni 2015) (vraagnummer 2015Z12287).

Naar boven