Vragen van het lid Rog (CDA) over aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de verhuizing van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) (ingezonden 29 juni 2015).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 24 augustus 2015)

Vraag 1

Kunt u aangeven of de consistente lijn van spreiding van werkgelegenheid van door het Rijk gefinancierde instellingen nog steeds door dit kabinet wordt nagestreefd?

Antwoord 1

De regering heeft nog steeds aandacht voor de spreiding van werkgelegenheid. Indien mogelijk stuurt de regering hier ook direct op, zoals bij het rijksgebouwen beleid. Zo voert dit kabinet de motie De Vries uit, waarin de regering verzocht is om zich bij de afslanking van rijksdiensten, in te spannen om de provincies Friesland, Drenthe, Limburg en Zeeland per saldo niet meer dan gemiddeld werkgelegenheid te laten verliezen.1

Vraag 2

Schiet de kwaliteit van het werk van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) in Enschede tekort?

Antwoord 2

Nee, zoals door de Staatssecretaris is verwoord in de memorie van toelichting bij de Wet SLOA 2013 zijn wij van mening dat de SLO heeft bewezen leerplankaders van goede kwaliteit te kunnen leveren, waarbij de samenhang tussen en binnen de verschillende onderwijssectoren en de noodzakelijke continuïteit gewaarborgd is.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de arbeidsmarktsituatie voor medewerkers uit de regio Enschede die niet kunnen of willen verhuizen kwetsbaarder is dan in de stad Utrecht?

Antwoord 3

Op dit moment is het overleg tussen de SLO en de ondernemingsraad, over de verwachte gevolgen van de voorgenomen verhuizing voor de organisatie en het personeel in volle gang. Ik heb er vertrouwen in dat de ondernemingsraad en de bestuurder de specifieke situatie van de medewerkers, die overigens in diverse regio’s woonachtig zijn, betrekt bij het opstellen van maatregelen die de verhuizing flankeren.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de directe werkgelegenheid bij SLO ook indirecte, positieve effecten heeft voor de werkgelegenheid en economische ontwikkeling in de regio Enschede? Deelt u de mening dat de spreiding van werkgelegenheid van door het Rijk gefinancierde instellingen daar ook mede op gericht was?

Antwoord 4

De spreiding van werkgelegenheid was in de jaren »70 mede gericht op de economische ontwikkeling van de regio. De verhuizing van de SLO zal echter nauwelijks tot geen effect hebben op de werkgelegenheidspercentages in en de economische ontwikkeling van de regio, omdat de SLO een organisatie is met een bescheiden personele omvang waarvan een groot deel niet woonachtig is in deze regio.

Vraag 5

Kunt u bevestigen dat u in antwoord op eerdere vragen2 op de vraag of u bereid bent in overleg te treden met SLO om te bezien of zij in Enschede gevestigd konden blijven, aangaf dat u de SLO een privaatrechtelijke rechtspersoon is die de eigen organisatie en huishouden regelt?

  • a) Als dat zo is, waarom stelt de bestuurder dan in de adviesaanvraag over de verhuizing dat OCW als centrale opdrachtgever en financier van de SLO een sterk voorstander is van een verhuizing naar Utrecht? Is het waar dat vanuit het ministerie deze wens herhaaldelijk en ook nog recent en nadrukkelijk is uitgesproken?

  • b) Bent u bereid deze uitspraken in te trekken dan wel te wijzigen in een pleidooi om in Enschede te blijven?

  • c) Bent u bereid de adviesaanvraag met de Kamer te delen?

Antwoord 5

  • a) De SLO is een nationaal opererend expertisecentrum voor leerplanontwikkeling (voor basis-, speciaal en voortgezet onderwijs en voor alle schoolvakken). Van de SLO wordt verwacht dat zij een landelijk coördinerende rol speelt tussen vele partijen in beleid, praktijk en wetenschap. Die taak vergt vele werkcontacten met een zeer groot aantal instanties op nationaal niveau. Deels kan dat via ICT-voorzieningen, maar samenwerken vereist vaak ook dat de vele betrokkenen elkaar daadwerkelijk ontmoeten. Sinds drie jaar heeft de SLO een dépendance in Utrecht. De gunstige ervaringen daarmee hebben bijgedragen aan het voornemen van de SLO uiteindelijk toe te groeien naar een hoofdvestiging in Utrecht en een geleidelijk afbouwen van de vestiging in Enschede. Als nationaal expertisecentrum wil de SLO haar centrale netwerkrol effectief uitvoeren en vervullen in de nabijheid van haar samenwerkingspartners: ook bijvoorbeeld het CvTE, de Inspectie van het Onderwijs, en de sectorraden zijn in of vlakbij Utrecht gehuisvest. Ik heb de SLO gemeld dat ik begrip heb voor deze strategische en praktische overwegingen.

  • b) Met de inwerkingtreding van de Wet SLOA in 2013 is de SLO een rechtspersoon met wettelijke taken geworden die haar eigen organisatie en huishouden regelt. Het besluit over huisvesting is een zaak van de bestuurder en daar kan en wil ik niet in treden. Ik heb dan ook geen uitspraken in die richting gedaan.

  • c) De adviesaanvraag betreft een interne werknotitie van de raad van toezicht en de bestuurder, die als basis dient voor het gesprek met de ondernemingsraad over de gevolgen van de verhuizing. Het is een belangrijk onderdeel van een zorgvuldige procedure die gebruikelijk is bij besluiten van de bestuurder met consequenties voor de organisatie en personeel. Het is geen openbaar stuk en ik kan het dus niet met de Kamer delen.

Vraag 6

Hoe hoog zouden de kosten zijn van een verhuizing van de SLO van Enschede naar Utrecht? Kunt u de kostenraming specificeren?

Antwoord 6

De SLO heeft mij geïnformeerd dat op basis van maximale schattingen over de kosten van de transitieperiode, waaronder het flankerend beleid, het vrije deel van het eigen vermogen van de SLO toereikend is. De directeur/bestuurder heeft als voorwaarde voor de verhuizing geformuleerd dat de structurele huisvestingskosten in Utrecht die van de huidige huisvesting in Enschede niet mogen overtreffen. De voorgenomen verhuizing heeft daarmee geen negatieve invloed op de hoogte van de financiële meerjarenkaders die zijn overeengekomen met de SLO.

Vraag 7

Wie moeten er advies en instemming geven voor een verhuizing van de hoofdvestiging van de SLO naar Utrecht en wie hebben dat tot nu toe wanneer gedaan?

Antwoord 7

De ondernemingsraad heeft adviesrecht en de raad van toezicht heeft volgens de governancecode op belangrijke dossiers instemmingsrecht. Begin maart heeft de raad van toezicht zijn instemming verleend aan het voorgenomen besluit van de directeur/bestuurder.

Vraag 8

Wie moeten er advies, instemming en toestemming geven voor een statutenwijziging, die de vestigingsplaats van de SLO wijzigt in Utrecht?

Antwoord 8

Artikel 4.71 van de Algemene Wet Bestuursrecht is van toepassing en de SLO dient bij een statutenwijziging formeel toestemming te vragen aan OCW. Het formele verzoek om in de statuten de vestigingsplaats te wijzigen is nog niet officieel ingediend. Zodra de aanvraag voorligt, kan OCW deze beoordelen op basis van de subsidierelatie. Dit betekent dat beoordeeld wordt of de gevraagde wijziging een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de uitvoering van wettelijke taken of op de hoogte van het subsidiebedrag. Dit is niet aan de orde bij het voornemen van de SLO, waardoor OCW geen wettelijke argumenten heeft om toestemming te onthouden.

Vraag 9

Is het waar dat OCW zich akkoord heeft verklaard dat de SLO een aanzienlijk deel van het eigen vermogen voor herhuisvesting mag aanwenden?

Antwoord 9

De SLO heeft al voor de inwerkingtreding van de Wet SLOA meegedeeld dat indien herhuisvesting in 2016 aan de orde zou zijn, hiervoor het vrije deel van het eigen vermogen van de stichting zou worden aangewend. Het eigen vermogen van de SLO is rechtmatig opgebouwd en OCW heeft geen zeggenschap over het vrije deel van het eigen vermogen. Ik zal erop toezien dat het deel van het eigen vermogen van de SLO, dat geheel is opgebouwd met geoormerkte subsidiegelden (het bestemmingsfonds publiek) bestemd wordt en blijft voor het uitvoeren van de wettelijke taak van de SLO. Dit deel van het eigen vermogen van de SLO kan daarom nooit aangewend worden voor de verhuiskosten.

Vraag 10

Bent u bereid met de SLO in overleg te treden en haar te verzoeken haar hoofdvestiging in Enschede te houden en haar mee te delen dat zij het eigen vermogen, dat opgebouwd is met subsidiegelden, niet mag gebruiken voor de verhuizing?

Antwoord 10

Zoals in antwoord 8 en 9 is aangegeven zijn er geen wettelijke argumenten om niet akkoord te gaan met een verhuizing van de SLO. Ook het voornemen van de SLO om de transitiekosten te dekken uit het vrije deel van het eigen vermogen is rechtmatig en zolang dit niet de consistente uitvoering van de wettelijke taken in gevaar brengt, is het geen argument om de voorgenomen inzet te verbieden en op dit punt nader in overleg te treden met de SLO.


X Noot
1

Kamerstuk 31 490, nr. 126.

X Noot
2

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2558.

Naar boven