Vragen van de leden Van Gerven (SP) en Schouw (D66) aan de Minister van Veiligheid
en Justitie over het houdverbod als zelfstandige straf (ingezonden 18 april 2014).
Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 18 juni 2014).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1923
Vraag 1, 2, 3, 7, 8 en 9
Herinnert u zich de motie waarin de regering wordt verzocht voorstellen te doen voor
een wetswijziging die het mogelijk maakt om een houdverbod als zelfstandige straf
of maatregel op te leggen bij herhaaldelijk overtreden van de wetgeving tegen dierenmishandeling,
en die aangenomen is met algemene stemmen?1
Wat heeft u gedaan om deze motie ten uitvoer te brengen?
Zijn er bepaalde obstakels of belemmeringen waarom deze motie nog niet ten uitvoer
gebracht is?
Bent u van mening dat het wenselijk is dat een rechter een houdverbod op kan leggen,
ook als er geen geld- of taakstraf wordt opgelegd?
In het regeerakkoord staat: «De reguliere politie pakt verwaarlozing en mishandeling
van dieren hard aan. Zware straffen en verboden om dieren te houden ondersteunen dit
beleid.»; welke nieuwe initiatieven heeft de regering genomen om «de verboden om dieren
te houden» te realiseren?
Bent u bereid om voor de zomer van 2014 een wetswijziging zoals bedoeld in de motie,
naar de Kamer te zenden?
Antwoord 1, 2, 3, 7, 8 en 9
De inhoud van de motie is mij bekend en ik onderschrijf het belang van het komen tot
een houdverbod als zelfstandige maatregel.
Bij wet van 30 augustus 2012, Stb. 392 zijn de mogelijkheden tot het opleggen van een houdverbod als bijzondere voorwaarde
bij een voorwaardelijke veroordeling verruimd. Een dergelijk houdverbod kan hierdoor
voor een periode van maximaal tien jaar worden opgelegd, terwijl dit voorheen slechts
voor een periode van drie jaar mogelijk was. Deze mogelijkheid tot het opleggen van
een houdverbod wordt op dit moment ook benut.
Voor de formulering en inrichting van een uitvoerbaar houdverbod als zelfstandige
maatregel heeft het meerwaarde om de doeltreffendheid en de effectiviteit van de recente
uitbreiding te betrekken bij de voorbereiding van de ontwerp wetgeving. Ik ben bereid
de voorgenomen evaluatie van de eerder genoemde wet van 30 augustus 2012 – waardoor
het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling voor
een periode van tien jaar kan worden opgelegd – die gepland stond voor 2017, te vervroegen
naar 2015 om de uitkomsten van de evaluatie bij de inrichting van het houdverbod te
kunnen benutten. In de tussentijd wordt gezocht naar een passend kader waarbinnen
een uitvoerbaar en handhaafbaar houdverbod als zelfstandige maatregel kan worden meegenomen.
Vraag 4 en 5
Kunt u, ondanks dat in de systemen van het Openbaar Ministerie niet apart geregistreerd
wordt of er een houdverbod is opgelegd, inschatten hoe vaak dit gebeurt en voor hoe
lang gemiddeld?
Hoe wilt u de maatregel van het opleggen van een houdverbod beoordelen op effectiviteit
als er geen informatie over wordt bijgehouden?
Antwoord 4 en 5
Informatie over oplegging van een houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke
veroordeling kan niet uit de systemen van het Openbaar Ministerie (OM) worden gegenereerd.
Om de gevraagde informatie alsnog te verzamelen, zouden door het OM (alle) in behandeling
genomen zaken ter zake van dierenmishandeling handmatig moeten worden doorgenomen.
Dit zou veel tijd en capaciteit van het OM vergen.
De wet waarbij de mogelijkheden om een houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een
voorwaardelijke veroordeling op te leggen, zijn verruimd, zal aan een evaluatie worden
onderworpen. De onderzoekers zullen zich daarbij buigen over de effectiviteit van
deze wet.
Vraag 6
Klopt het dat in de huidige praktijk bij iemand die een houdverbod heeft en toch weer
dieren houdt, weliswaar de voorwaardelijke geld- of taakstraf ten uitvoer kan worden
gebracht, maar de nieuwe dieren niet in beslag genomen kunnen worden totdat bewezen
is dat er sprake is van nieuwe mishandeling? Vindt u dit effectief en verantwoord
in het kader van dierenwelzijn?
Antwoord 6
Bij overtreding van het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke
veroordeling wordt de voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd. Het is juist dat wanneer
de veroordeelde het houdverbod overtreedt, de dieren niet in beslag kunnen worden
genomen. Dit is wel mogelijk als ook deze dieren zijn mishandeld of verwaarloosd.
Overigens kan de rechter bij het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf een
reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden, zoals bij voorbeeld het verbod op
het houden van dieren. Hierdoor kan de vinger aan de pols worden gehouden worden en
kan worden opgetreden bij niet-naleving van de voorwaarden.