Vragen van de leden Keijzer en Omtzigt (beiden CDA) aan de Staatssecretarissen van
Financiën en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de aftrek weekenduitgaven
voor gehandicapten (ingezonden 3 april 2014).
Mededeling van Staatssecretaris Wiebes (Financiën), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 29 april 2014)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage op de website van de Belastingdienst
over de voorwaarden aftrek tijdelijk verblijf thuis: «Had de gehandicapte voldoende
inkomen of vermogen om de uitgaven zelf te betalen? Dan zijn uw uitgaven voor de verzorging
niet aftrekbaar. Maar als u zich moreel verplicht voelde om de uitgaven toch voor
uw rekening te nemen, mag u die uitgaven wel aftrekken»?1
Vraag 2
Vindt u het wenselijk dat ernstig gehandicapte instellingsbewoners, mede voor het
onderhouden van familiebetrekkingen en ter vermindering van de afhankelijkheid van
professionele zorg, zo mogelijk regelmatig bij de ouders of andere naastbetrokkenen
verblijven?
Vraag 3
Past deze gang van zaken in het idee van de participatiemaatschappij van het kabinet?
Vraag 4
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat de verzorgings- en reiskosten die de naastbetrokkenen
voor deze weekendzorg maken, aftrekbaar zijn van de inkomstenbelasting?
Vraag 5
Klopt het dat de twee voorwaarden voor aftrekbaarheid van weekenduitgaven uiteenvallen
in vier criteria, namelijk: belastingplichtige draagt de kosten zelf, geen verhaalsmogelijkheid,
uitgaven zijn noodzakelijk en dringende morele verplichting om de uitgaven te doen?
Vraag 6
Kunt u uiteenzetten hoe deze criteria zich tot elkaar verhouden en in welke volgorde
deze beoordeeld moeten worden?
Vraag 7
Onderkent u dat veel van de betreffende ouders en andere naastbetrokkenen zich voor
een moreel dilemma geplaatst voelen door de voorwaarde die de Belastingdienst stelt,
omdat ze de verzorgings- en reiskosten voor de weekendzorg niet op hun kind of op
de instellingsbewoner willen verhalen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequentie
verbindt u hieraan?
Vraag 8
Op welke wijze beoordeelt de inspecteur of de belastingplichtige zich moreel verplicht
voelde om de uitgaven voor zijn of haar rekening te nemen? Hoe kan de belastingplichtige
dit aantonen?
Vraag 9
Bent u bekend met de passage in de antwoorden op eerdere2 over de weekenduitgaven: «Bij de weekendzorg voor een gehandicapte is er doorgaans
sprake van bijzondere omstandigheden waarbij het zeer bezwaarlijk kan zijn de kosten
van opvang op de gehandicapte te verhalen»?
Vraag 10
Kunt u uitleggen aan welke bijzondere omstandigheden hierbij moet worden gedacht?
Vraag 11
Bent u op de hoogte van de argumentatie van de Belastingdienst3 dat als het ernstig zieke kind eigen inkomsten en/of vermogen heeft de ouders zich
niet redelijkerwijs gedwongen hebben kunnen voelen de uitgaven voor eigen rekening
te nemen? Wat vindt u van deze redenering en hoe verhoudt deze zich tot de in vraag
1 genoemde tekst op de website van de Belastingdienst?
Vraag 12
Bent u bereid om de aftrek tijdelijk verblijf thuis royaal uit te leggen, zodat naastbetrokkenen
die zich ondanks enig inkomen of vermogen van de instellingsbewoner, dat toch al onder
de vermogensinkomensbijtelling valt, moreel verplicht voelen de uitgaven voor eigen
rekening te nemen, het recht op de aftrekpost niet wordt onthouden?
Vraag 13
Bent u bereid te bevorderen dat aan artikel 6.25 van de Wet op de Inkomstenbelasting
wordt toegevoegd dat naast het mentorschap ook de curatele voor het recht op aftrek
kwalificeert?
Mededeling
Hierbij deel ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, mee dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Keijzer en Omtzigt
(beiden CDA) over de aftrek weekenduitgaven voor gehandicapten niet binnen de gevraagde
termijn mogelijk is.
De reden van het uitstel is dat interdepartementale afstemming nog niet is afgerond.
Ik zal zo spoedig als mogelijk de vragen beantwoorden.
X Noot
2Kamerstukken II 2011–2012, aanhangselnummer 2607.
X Noot
3Belastingdienst Kantoor Leeuwarden