Vragen van het lid Fokke (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de berichten «Stadsbestuur let onvoldoende op de centen» en «We zijn geen applausmachine van het college» (ingezonden 15 april 2014).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 25 april 2014).

Vraag 1

Kent u de berichten «Stadsbestuur let onvoldoende op de centen»1 en «We zijn geen applausmachine van het college»?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft u inzicht (al dan niet bij benadering) in het aantal gemeenten dat niet beschikt over een deugdelijke jaarrekening? Zo ja, kunt u dit inzicht met de Kamer delen?

Antwoord 2

In verband met de invoering per 2004 van het rechtmatigheidsoordeel – naast het oordeel over het getrouwe beeld – in de accountantscontrole van de jaarrekening van gemeenten heb ik over de jaren 2004 t/m 2008 in kaart laten brengen wat de aard van de afgegeven controleverklaringen van accountants bij de jaarrekening was. De invoering leidde in eerste instantie tot veel oordeelsonthoudingen, gedurende deze periode liet het aandeel van goedkeurende accountantsverklaringen een duidelijk stijgende lijn zien. Over 2008 kreeg 92% van de gemeenten weer een goedkeurende accountantsverklaring.

Ik beschik niet over een integraal beeld van de afgegeven verklaringen over recentere jaren, maar ik heb geen signalen gekregen dat daarin een kentering zou zijn opgetreden. Vanwege de uitbreiding van de gemeentelijke taken voor het sociaal domein per begrotingsjaar 2015 zal ik de komende jaren opnieuw in kaart laten brengen wat de aard van de afgegeven accountantsverklaringen is. Dit najaar zullen de resultaten over begrotingsjaar 2013 beschikbaar zijn. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten daarvan informeren.

Vraag 3

Wat zijn de oorzaken van het niet hebben van een deugdelijke jaarrekening? Herkent u zich in het geschetste beeld dat het met name een kwestie van te weinig prioriteit is, of speelt – wellicht met name bij kleinere gemeenten – een gebrek aan kennis en kunde wel degelijk een grote rol?

Antwoord 3

Als een accountant een ander oordeel dan een goedkeurende verklaring afgeeft komt dat veelal niet door geconstateerde fouten en/of onzekerheden voor het getrouwe beeld maar door geconstateerde rechtmatigheidsfouten en/of -onzekerheden. Belangrijke onderwerpen waarover de accountant rechtmatigheidsbevindingen rapporteert zijn aanbestedingen of eigen inkoopregels, subsidieverstrekkingen en overige uitkeringen. Dit leidt dan veelal tot een verklaring met beperking. Als een accountant een oordeelsonthouding afgeeft heeft dat vaak te maken met geconstateerde gebreken in de administratieve organisatie. Zoals bij de beantwoording van vraag 2 al is opgemerkt kreeg 92% van de gemeenten over 2008 een goedkeurende verklaring wat er op wijst dat bij het overgrote deel van de gemeenten de geconstateerde fouten en onzekerheden binnen de controletoleranties zijn gebleven.

Vraag 4

Deelt u de mening van de directeur van de Rekenkamer Rotterdam dat de «mechanismen om een college te dwingen tot [het opstellen van een deugdelijke jaarrekening] niet sterk genoeg zijn»? Zo ja, overweegt u maatregelen om deze mechanismen te versterken?

Antwoord 4

De controleverklaring bij de jaarrekening en het verslag van bevindingen van de accountant zijn instrumenten van de raad om zijn controlerende taak uit te kunnen oefenen. Mijn beeld is dat de raad deze taak zeer serieus neemt en waar nodig, bijvoorbeeld naar aanleiding van de controlebevindingen van de accountant, afspraken maakt met het college gericht op verbetering, en die ook bewaakt.

Vraag 5

Welke is de taakverdeling tussen gemeentebestuur, accountant en Rekenkamer ten aanzien van het opstellen van de jaarrekening? Kunt u de taak van elk van deze organen op dit terrein helder uiteenzetten?

Antwoord 5

Binnen het gemeentebestuur legt het college over elk begrotingsjaar verantwoording af aan de raad over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag (zie artikel 197 Gemeentewet).

De raad geeft opdracht aan een daartoe bevoegde accountant om de jaarrekening te controleren en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen (zie artikel 213 Gemeentewet). Zoals ook in het antwoord op vraag 4 is opgemerkt zijn de controleverklaring en het verslag van bevindingen van de accountant de raad behulpzaam bij zijn controlerende taak. Vervolgens stelt de raad de jaarrekening en het jaarverslag vast (artikel 198 Gemeentewet). Het college zendt deze vervolgens aan de gedeputeerde staten (artikel 200 Gemeentewet).

De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening (zie artikel 182 Gemeentewet). De wetgever heeft de controle van de jaarrekening dus belegd bij de accountant en niet bij de rekenkamer.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het van groot belang is dat de gemeentelijke (financiële) controlemechanismen – zowel accountant als Rekenkamer – op orde moeten zijn, nu het Rijk voornemens is voor honderden miljoenen euro’s aan taken naar gemeenten over te hevelen? Zo ja, welke actie onderneemt u naar aanleiding van dit bericht om de positie van accountant of Rekenkamer te versterken?

Antwoord 6

Ik deel uw mening dat het van groot belang is dat de gemeentelijke (financiële) controlemechanismen op orde zijn. De verklaring die de controlerend accountant afgeeft bij de jaarrekening en zijn verslag van bevindingen, alsmede de onderzoeksrapporten van de rekenkamer zijn belangrijke instrumenten voor de controlerende taak van de raad. Dat de raad deze taak serieus neemt blijkt ook uit het grote aandeel gemeenten met een goedkeurende verklaring.

Momenteel ligt ter behandeling in de Eerste Kamer wetgeving waarmee wordt beoogd de positie van rekenkamers en rekenkamercommissies te versterken.3 Na inwerkingtreding van de wetgeving zullen rekenkamers voldoende toegerust zijn om in de toekomst de horizontale verantwoording verder vorm te geven. De regering stelt voor rekenkamercommissies onderzoeksbevoegdheden toe te kennen ten aanzien van samenwerkingsverbanden waaraan de desbetreffende gemeente of provincie deelneemt. Daarnaast beoogt de wetswijziging de bevoegdheden van de rekenkamers en rekenkamercommissies ten aanzien van privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden uit te breiden.


X Noot
1

Binnenlandsbestuur.nl, 12 april 2014.

X Noot
2

Binnenlands Bestuur, nummer 7, 2014, pp.30–33.

X Noot
3

Kamerstukken 33 597, nr. 7 en 9.

Naar boven