Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het Nederlandse visitatiebeleid in vreemdelingendetentie (ingezonden 24 april 2013).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 6 juni 2013) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2288

Vraag 1, 2 en 3

Wat is uw reactie op het artikel «Visitatie in vreemdelingenbewaring»?1

Wordt er standaard gevisiteerd of wordt altijd gekeken naar minder drastische maatregelen? Wanneer wordt er wel en wanneer wordt er niet tot visitatie overgegaan? Wie bepaalt dat?

Bent u bekend met de harde eisen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat de lichaamsonderzoeken naast een behoorlijke, menswaardige uitvoering ook een legitiem doel moeten dienen?2 Voldoet het Nederlandse visitatiebeleid hieraan? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, gaat u het visitatiebeleid aanpassen en alleen inzetten in uiterste gevallen?

Antwoord 1, 2 en 3

Vreemdelingen die op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet (hierna Vw) in een huis van bewaring verblijven, kunnen op grond van artikel 29 van de Penitentiaire beginselwet (hierna Pbw) worden onderzocht aan het lichaam. De directeur van de inrichting is hiertoe bevoegd in het geval van binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid van de inrichting. De directeur kan medewerkers aanwijzen die het onderzoek mogen uitvoeren. Indien een vreemdeling zich in bewaring bevindt op grond van artikel 6 Vw is het zogeheten Reglement Regime Grenslogies van toepassing. Op grond van dit Reglement kunnen vreemdelingen alleen worden onderzocht aan de kleding en vindt geen onderzoek aan het lichaam plaats.

De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft in beleidsregels neergelegd in welke gevallen zij het onderzoek aan het lichaam noodzakelijk acht in het kader van de veiligheid en orde binnen de inrichting en in welke gevallen kan worden volstaan met het minder ingrijpende middel van onderzoek aan de kleding. Onderzoek aan het lichaam vindt plaats bij binnenkomst vanuit een inrichting anders dan een justitiële inrichting, bij gerede twijfel dat contrabande in de cel wordt gehouden en bij plaatsing in een afzonderingscel ter observatie. De praktijk wijst uit dat bij binnenkomst in de detentiecentra nog steeds contrabande wordt gevonden, waaronder verdovende middelen en wapens. Met een minder ingrijpend middel kan daarom niet worden volstaan. Zoals gezegd wordt bij binnenkomst vanuit een andere justitiële inrichting volstaan met een onderzoek aan de kleding. Ook na ontvangst van bezoek worden ingeslotenen in principe alleen onderzocht aan de kleding. Alleen indien er indicaties zijn dat contrabande worden ingevoerd kan op operationeel niveau worden besloten dat er onderzoek aan het lichaam moet worden uitgevoerd.

Overigens kunnen medewerkers altijd afwijken van deze beleidsregels indien zij onderzoek aan het lichaam niet wenselijk, of niet noodzakelijk achten.

In het artikel «Visitatie in vreemdelingenbewaring» worden vraagtekens geplaatst bij de huidige toepassing van onderzoek aan het lichaam in vreemdelingenbewaring vanuit de mensenrechtelijke optiek en het beginsel van minimale beperkingen. Gegeven de hiervoor geschetste context, ga ik ervan uit dat het onderzoek aan lichaam zich verhoudt tot de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Of het onderzoek aan het lichaam in individuele gevallen rechtmatig is toegepast kan door de rechter worden getoetst aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.

Overigens wordt op dit moment aan een wetsvoorstel gewerkt om de vreemdelingenbewaring een bestuursrechtelijke grondslag te geven en een daarbij passend regime van bewaring. Vanzelfsprekend zal ik bij het ontwerp rekening houden met grondrechten zoals vervat in de artikelen 3 en 8 van het EVRM en de uitleg hiervan door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Vraag 4

Bent u bekend met het bericht dat een verkrachte vrouw bij aankomst in detentiecentrum Zeist op grove wijze is gedwongen mee te werken aan visitatie? Wat is uw reactie op deze zaak?3

Antwoord 4

Ik ben bekend met dit bericht. De betreffende ingeslotene heeft zich over haar behandeling beklaagd bij de beklagcommissie. Deze heeft het beklag ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan bij de Raad voor de Sanctietoepassing en Jeugdbeleid (RSJ). Ook de RSJ heeft de klacht ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer overwogen dat het personeel van DJI zorgvuldig heeft gehandeld en dat het onderzoek aan lichaam volgens de geldende wettelijke procedure heeft plaatsgevonden.

Gelet op het ingrijpende karakter van het middel wordt in de praktijk zo veel als mogelijk rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de ingeslotene bij de afweging om al of niet over te gaan tot onderzoek aan het lichaam.

Vraag 5

Kunt u toelichten hoe in het Nederlandse visitatiebeleid rekening wordt gehouden met het Valasinas-arrest van het EHRM, waarin is bepaald dat visitatie in aanwezigheid van iemand van het andere geslacht een onmenselijke of vernederende handeling in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is?

Antwoord 5

Op grond van artikel 29 lid 3 Pbw wordt een onderzoek aan het lichaam uitgevoerd op een besloten plaats en voor zover mogelijk door een persoon van hetzelfde geslacht. De uitvoering van het onderzoek aan het lichaam staat beschreven in het protocol dat geldt bij binnenkomst. Ook in dit protocol is opgenomen dat het onderzoek aan lichaam en/of kleding wordt uitgevoerd door een medewerker van hetzelfde geslacht als de ingeslotene. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het onderzoek aan lichaam en/of kleding plaatsvinden in aanwezigheid van een medewerker van een ander geslacht dan de ingeslotene. Het gaat dan om gevallen waarin dit uit oogpunt van veiligheid noodzakelijk is. Het feitelijk onderzoek wordt echter altijd uitgevoerd door een medewerker van hetzelfde geslacht als de ingeslotene.

Vraag 6

Deelt u de mening dat artikel 29 van de Penitentiaire Beginselenwet niet meer van toepassing

is op vreemdelingenbewaring wanneer het regime wordt losgekoppeld van deze wet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in aanloop naar het nog aan de Kamer te sturen wetsvoorstel dit visitatiebeleid reeds te herzien?4

Antwoord 6

Met het wetsvoorstel krijgt de vreemdelingenbewaring een eigen bestuursrechtelijk regime. Op de invulling van dat regime kan ik nog niet ingaan. Ik zie op dit moment geen aanleiding om, vooruitlopend op het wetvoorstel, het beleid rondom het onderzoek aan het lichaam te herzien.


X Noot
1

Reijersen van Buuren, «Visitatie in vreemdelingenbewaring», A&MR 2012 nr. 07

X Noot
2

Reijersen van Buuren, «Visitatie in vreemdelingenbewaring», A&MR 2012 nr. 07, pagina 334

X Noot
3

Frans-Willem Verbaas, «Vreemdelingenbewaring maakt mensen kapot», Trouw, 23 april, pagina 18

X Noot
4

Debat rapport zelfmoord asielzoeker, Tweede Kamer, 77e vergadering, 18 april 2013

Naar boven