Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1860

Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de oprichting van een politieke partij voor pedofielen. (Ingezonden 31 mei 2006)

1

Is het – gelet op de onbetwist gruwelijke aard van kinderporno – niet buitengewoon zorgelijk en verontrustend dat een dergelijke politieke partij wordt opgericht?1

2

Bestaat niet het risico dat het bestaan van een dergelijke politieke partij een vergoelijkende invloed kan hebben ten aanzien van de acceptatie van kinderporno en van seksueel misbruik van kinderen? Ondermijnt dit niet de strijd die het kabinet hiertegen voert?

3

Wat wilt u doen om deze zorgelijke ontwikkeling te stuiten?

4

Bent u bereid om te bevorderen dat nauwkeurig wordt bezien of de personen die bij dit initiatief betrokken zijn of worden geen strafbare feiten begaan dan wel daartoe aanzetten?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Wilders (Groep Wilders), ingezonden 31 mei 2006, (vraagnummer 2050614350).

Antwoord

Antwoord van minister Donner (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 21 juli 2006), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 1772, vergaderjaar 2005–2006

1

In een democratische samenleving als de Nederlandse, staat het een ieder vrij tot oprichting van een politieke partij over te gaan. De overheid dient zich terughoudend op te stellen met betrekking tot de toelaatbaarheid van politieke opvattingen. Hoewel ik de opvattingen van deze partij zeer verwerpelijk vind, zie ik de oprichting van deze partij niet als een signaal dat deze opvattingen in Nederland breed worden gedragen. In tegendeel, uit het publieke debat komt duidelijk naar voren dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking hier zeer afwijzend tegenover staat. In die zin ben ik dan ook niet verontrust.

2

Ik verwacht niet dat het bestaan van deze politieke partij een vergoelijkende invloed zal hebben op dit onderwerp. Uit het publieke debat dat naar aanleiding van de berichtgeving rond deze partij is ontstaan, blijkt dat een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking zeer afwijzend staat tegenover een dergelijke partij.

Niettemin vat ik de oprichting van deze partij op als bevestiging van de noodzaak en het belang van het kabinetsbeleid op dit gebied.

3

Zie het antwoord op vraag 3 van de heer Wilders.

4

Zie het antwoord op vraag 3 van de heer Wilders.


XNoot
1

 de Volkskrant, 30 mei 2006.

Naar boven