32 826 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat richtlijn nr. 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU L 267), welke voorziet in een vergunningenstelsel voor elektronischgeldinstellingen, in Nederland dient te worden geïmplementeerd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen van de wet en in de opschriften van de hoofdstukken, afdelingen en paragrafen van de wet, met uitzondering van de artikelen 1:1 en 3:111 en het opschrift van afdeling 3.4.2, wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door «bank» en wordt «kredietinstellingen» telkens vervangen door: banken.

B

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definitie van betaaldienstagent komt te luiden:

betaaldienstagent:

persoon die bij de uitvoering van betaaldiensten voor rekening van een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling optreedt;.

2. De definitie van elektronischgeldinstelling komt te luiden:

elektronischgeldinstelling:

degene die zijn bedrijf maakt van de uitgifte van elektronisch geld;.

3. De definitie van elektronisch geld komt te luiden:

elektronisch geld:

geldswaarde die elektronisch of magnetisch is opgeslagen die een vordering op de uitgever vertegenwoordigt, die is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties te verrichten als bedoeld in artikel 4, punt 5, van de richtlijn betaaldiensten, en waarmee betalingen kunnen worden verricht aan een andere persoon dan de uitgever;.

4. De definitie van financiële instelling komt te luiden:

financiële instelling:

degene die, geen bank zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten van een of meer van de werkzaamheden, bedoeld onder 2 tot en met 12 en 15 van de lijst in de bijlage I van de herziene richtlijn banken, of van het verwerven of houden van deelnemingen;.

5. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012) (Kamerstukken 32 781) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt aan de definitie van financiële onderneming een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. een wisselinstelling; .

6. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2012) (Kamerstukken 32 781) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan deze wet, komt de definitie van financiële onderneming te luiden:

financiële onderneming:
  • a. een bank;

  • b. een beheerder;

  • c. een beleggingsinstelling;

  • d. een beleggingsonderneming;

  • e. een betaaldienstverlener;

  • f. een bewaarder;

  • g. een clearinginstelling;

  • h. een entiteit voor risico-acceptatie;

  • i. een financiëledienstverlener;

  • j. een financiële instelling;

  • k. een pensioenbewaarder; of

  • l. een verzekeraar; .

7. In de alfabetische rangschikking worden vijf definities ingevoegd, luidende:

Europese bank:

bank met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

Nederlandse bank:

bank met zetel in Nederland die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

Nederlandse EU-moederbank:

moederbank met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming of bank of van een financiële holding met zetel in een lidstaat;

Nederlandse moederbank:

bank met zetel in Nederland die een beleggingsonderneming, bank of financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een dergelijke financiële onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van een andere Nederlandse beleggingsonderneming, Nederlandse bank of financiële holding met zetel in Nederland;

niet-Europese bank:

bank met zetel in een staat die geen lidstaat is die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

8. De definities van «Europese kredietinstelling», «kredietinstelling», «Nederlandse EU-moederkredietinstelling», «Nederlandse kredietinstelling», «Nederlandse moederkredietinstelling» en «niet-Europese kredietinstelling» vervallen.

9. In de definities van «financiële Nederlandse moederholding», «Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming», «Nederlandse financiële EU-moederholding», «Nederlandse moederbeleggingsonderneming» en «saneringsmaatregel» wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

10. In de definitie van «in aanmerking komende tegenpartij» vervalt onderdeel i en wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met h tot b tot en met i, voor onderdeel b (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. bank;.

11. In de definitie van «professionele belegger» vervalt onderdeel i en wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met h tot b tot en met i, voor onderdeel b (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. bank;.

C

Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn dit deel en het deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van toepassing op het verlenen van betaaldiensten en de uitgifte van elektronisch geld door:

    • a. de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten;

    • b. lidstaten alsmede de regionale of lokale overheden van de lidstaten.

D

Het opschrift van paragraaf 1.1.2.2. komt te luiden:

§ 1.1.2.2. Afwikkelondernemingen, betaaldienstverleners, clearinginstellingen, elektronischgeldinstellingen en banken

E

Artikel 1:5 komt te luiden:

Artikel 1:5

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a. de uitgifte van betaalinstrumenten als bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel k;

  • b. de uitgifte van geldswaarden die worden gebruikt om betalingstransacties te verrichten als bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel l.

F

In artikel 1:51a, vierde lid wordt «EU-moederkredietinstelling» telkens vervangen door: EU-moederbank.

G

Artikel 1:55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «betaalinstelling» vervangen door: betaalinstelling, elektronischgeldinstelling.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van betaaldienstagenten en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen.

H

Artikel 1:56 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «betaaldienstverlener» telkens vervangen door: betaaldienstverlener, elektronischgeldinstelling.

2. Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Het eerste, tweede en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van agenten van elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat die beschikken over een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning die het toestaat betaaldiensten te verlenen, en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat.

I

In artikel 1:58, vijfde lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot d en e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat, met dien verstande dat onder bijkantoor mede wordt verstaan betaaldienstagent of persoon aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed.

J

Artikel 1:59 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «betaalinstelling» telkens vervangen door: betaalinstelling, elektronischgeldinstelling.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van betaaldienstagenten en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen.

K

In artikel 1:97, eerste lid, onderdeel c, vervalt «3:35» en wordt «4:31, eerste lid» vervangen door: 4:31, eerste tot en met derde lid, 4:31a.

L

Artikel 1:104, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt «beleggingsonderneming of betaalinstelling» vervangen door: «beleggingsonderneming, betaalinstelling of elektronischgeldinstelling».

2. In de onderdelen k en l wordt «betaalinstelling» telkens vervangen door: betaalinstelling of elektronischgeldinstelling.

M

Aan artikel 1:107, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. betaaldienstagenten van een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland.

N

Artikel 2:3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt «die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank» vervangen door: die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank of voor het uitoefenen van het bedrijf van elektronischgeldinstelling.

2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op elektronischgeldinstellingen die gevestigd zijn in een door Onze Minister aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:10f, derde lid, en die voldoen aan de in artikel 2:10f, derde lid, bedoelde voorwaarden.

O

In artikel 2:3b, eerste lid, onderdeel g, wordt «artikel 3:29a» vervangen door: artikel 3:29a, eerste lid.

P

Na artikel 2:10 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2.2.1A. UITOEFENEN VAN BEDRIJF VAN ELEKTRONISCHGELDINSTELLING

§ 2.2.1A.1. Vergunningplicht en eisen voor elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland

Artikel 2:10a
  • 1. Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning elektronisch geld uit te geven.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan elektronisch geld uit te geven.

Artikel 2:10b
  • 1. De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag aan een rechtspersoon een vergunning als bedoeld in artikel 2:10a, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

    • a. artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;

    • b. artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen;

    • c. artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

    • d. artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;

    • e. artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;

    • f. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;

    • g. artikel 3:29a met betrekking tot het veiligstellen van middelen die zijn ontvangen van betaaldienstgebruikers of in ruil voor elektronisch geld;

    • h. artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;

    • i. artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de solvabiliteit.

  • 2. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 3. De Nederlandsche Bank beslist op de aanvraag, in afwijking van artikel 1:102, derde lid, binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag, of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen drie maanden na ontvangst van alle voor het nemen van de beslissing benodigde gegevens.

  • 4. Artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 2:10c
  • 1. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens is betaaldiensten te verlenen door tussenkomst van een betaaldienstagent, stelt de Nederlandsche Bank hiervan in kennis onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 2. Indien de Nederlandsche Bank overeenkomstig het eerste lid de gegevens heeft ontvangen en zij ervan overtuigd is dat de gegevens correct zijn, schrijft zij de betaaldienstagent in in het register, bedoeld in artikel 1:107.

§ 2.2.1A.2. Vrijstelling

Artikel 2:10d

Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:10a, eerste lid. Aan deze gehele of gedeeltelijke vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden.

§ 2.2.1A.3. Bijkantoren en agenten van en verrichten van diensten door elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2:10e
  • 1. Een elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het verrichten van haar werkzaamheden vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, dan wel door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien zij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft en de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen diensten te gaan verrichten naar Nederland dan wel werkzaamheden te gaan verrichten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, kan een elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat, indien zij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft die deze werkzaamheden toelaat, door tussenkomst van een in Nederland werkzaam zijnde betaaldienstagent, overgaan tot het verlenen van betaaldiensten.

§ 2.2.1A.4. Elektronischgeldinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel 2:10f
  • 1. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden:

    • a. in Nederland het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te oefenen;

    • b. vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te oefenen in een andere lidstaat.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan elektronisch geld uit te geven.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op elektronischgeldinstellingen met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen staat.

Q

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «of elektronischgeldinstelling»;

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot tweede lid.

R

Artikel 2:19 vervalt.

S

Artikel 2:20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «of elektronischgeldinstelling».

2. Onder het schrappen van de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervalt het tweede lid.

T

Artikel 2:23 vervalt.

U

In artikel 2:25, tweede lid, en artikel 2:26 wordt «bijlage I, onderdelen 2 tot en met 14, van de herziene richtlijn banken» vervangen door: bijlage I, onderdelen 2 tot en met 12 en 15, van de herziene richtlijn banken.

V

In artikel 2:76, eerste lid, wordt onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; of», na onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. voor het uitoefenen van het bedrijf van betaalinstelling een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te adviseren.

W

In artikel 2:77, eerste lid, wordt onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel c door «;» en onder vervanging in onderdeel d van de punt door een puntkomma, na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. als betaaldienstverlener hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2. is toegestaan te adviseren.

X

Na artikel 2:107 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2.3.1A. UITOEFENEN VAN HET BEDRIJF VAN ELEKTRONISCHGELDINSTELLING MET ZETEL IN NEDERLAND

§ 2.3.1A.1. Verrichten van diensten door een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland naar een andere lidstaat

Artikel 2:107a
  • 1. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens is vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daar slechts toe over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.

  • 2. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens is door tussenkomst van een agent, naar een andere lidstaat betaaldiensten te verlenen, gaat daar slechts toe over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.

  • 3. Bij de in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgeving verstrekt de elektronischgeldinstelling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 4. De Nederlandsche Bank verstrekt de in het derde lid bedoelde gegevens binnen een maand na ontvangst aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat.

  • 5. De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor of de betaaldienstagent, bedoeld in het eerste of tweede lid, in het register, bedoeld in artikel 1:107, tenzij de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat zij het vermoeden heeft dat met de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of door de inschakeling van de betaaldienstagent in strijd met het recht zal worden gehandeld. Indien inschrijving op het tijdstip van ontvangst van de in de vorige volzin bedoelde mededeling reeds heeft plaatsgevonden, haalt de Nederlandsche Bank deze door.

Y

In artikel 3:3 wordt «en premiepensioeninstellingen» vervangen door: , elektronischgeldinstellingen en premiepensioeninstellingen.

Z

In artikel 3:5, tweede lid, onderdeel a, wordt «2:20, eerste lid» vervangen door: 2:20.

AA

In de artikelen 3:8, artikel 3:9, eerste lid, en 3:10, eerste lid, aanhef, wordt «entiteit voor risico-acceptatie» telkens vervangen door: elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie.

AB

In artikel 3:15, eerste lid, wordt «clearinginstelling» vervangen door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AC

In de artikelen 3:16, eerste en tweede lid, en 3:17, eerste lid, wordt «entiteit voor risico-acceptatie» telkens vervangen door: elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie.

AD

Artikel 3:18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «entiteit voor risico-acceptatie» vervangen door: elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «entiteiten voor risico-acceptatie» vervangen door: elektronischgeldinstellingen, entiteiten voor risico-acceptatie.

3. In het derde lid, onderdeel c, wordt «entiteit voor risico-acceptatie» vervangen door: elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie.

AE

Artikel 3:20a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een betaaldienstverlener met zetel in een andere lidstaat of een elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat die zijn bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland dan wel betaaldiensten verleent door tussenkomst van een in Nederland werkzaam zijnde betaaldienstagent, dient te beschikken over een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning.

AF

In artikel 3:29, eerste lid, wordt «entiteit voor risico-acceptatie» vervangen door: «elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie» en wordt «2:3b, 2:5, tweede lid» vervangen door: 2:3b, 2:5, tweede lid, 2:10b, tweede lid.

AG

Artikel 3:29a komt te luiden:

Artikel 3:29a

  • 1. Een betaalinstelling of een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland stelt de geldmiddelen die worden of zijn ontvangen van betaaldienstgebruikers of andere betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze zeker.

  • 2. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland stelt de geldmiddelen die worden of zijn ontvangen in ruil voor elektronisch geld op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze zeker.

AH

Artikel 3:29b komt te luiden:

Artikel 3:29b

Indien een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland tevens werkzaamheden verricht die geen verband houden met het verlenen van betaaldiensten onderscheidenlijk het uitgeven van elektronisch geld, kan de Nederlandsche Bank de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling verplichten die werkzaamheden te doen verrichten door een aparte rechtspersoon indien het verrichten van die werkzaamheden afbreuk doet of dreigt te doen aan:

  • a. de financiële soliditeit van de betaalinstelling of de elektronischgeldinstelling, of

  • b. het toezicht op de naleving van deze wet.

AI

Artikel 3:29c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «betaalinstelling» telkens vervangen door: betaalinstelling of elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Geldmiddelen die door een elektronischgeldinstelling zijn ontvangen in ruil voor elektronisch geld, zijn, in afwijking van artikel 1:1, geen opvorderbare gelden.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «betaalinstellingen» vervangen door: betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland.

AJ

Artikel 3:34 komt te luiden:

Artikel 3:34

Een elektronischgeldinstelling geeft geen elektronisch geld uit via een agent.

AK

Artikel 3:35 vervalt.

AL

Artikel 3:39, derde lid, vervalt.

AM

Na artikel 3:39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:39a

De artikelen 3:29a, 3:29b, 3:29c en 3:34 zijn van overeenkomstige toepassing op betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat en elektronischgeldinstellingen met zetel in een andere lidstaat die vanuit een bijkantoor dan wel door middel van het verrichten van diensten in Nederland hun bedrijf uitoefenen.

AN

In artikel 3:43, eerste lid, wordt «3:32, 3:34, 3:36 en 3:38» vervangen door: 3:32, 3:36, 3:38 en 3:108a.

AO

In artikel 3:53, eerste lid, wordt «clearinginstelling» vervangen door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AP

Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «clearinginstelling» vervangen door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

2. In het tweede lid wordt «clearinginstellingen» vervangen door: clearinginstellingen, elektronischgeldinstellingen.

3. In het derde lid wordt «clearinginstelling» vervangen door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AQ

In artikel 3:71, eerste lid, wordt «clearinginstelling» vervangen door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AR

In artikel 3:72, eerste lid, wordt «een clearinginstelling» vervangen door: een betaalinstelling, een clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AS

Artikel 3:74b komt te luiden:

Artikel 3:74b

  • 1. Een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die naast het verlenen van betaaldiensten tevens andere werkzaamheden verricht, voert een afzonderlijke boekhouding voor de betaaldiensten.

  • 2. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die naast de uitgifte van elektronisch geld andere werkzaamheden verricht, voert een afzonderlijke boekhouding voor de uitgifte van het elektronisch geld.

AT

In artikel 3:88, eerste lid, wordt «een clearinginstelling» vervangen door: een betaalinstelling, een clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

AU

Na artikel 3:108 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:108a

  • 1. Degene die aan de Nederlandsche Bank een kennisgeving verstrekt als bedoeld in artikel 3:103, eerste lid, over een wijziging van zijn gekwalificeerde deelneming in een elektronischgeldinstelling, verstrekt daarbij mede informatie over de grootte van de voorgenomen deelneming alsmede een opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 2. Indien de Nederlandsche Bank gelet op de door de kandidaat-verwerver uitgeoefende invloed op de bedrijfsvoering van de instelling, bezwaren heeft tegen de verwerving als bedoeld in artikel 3:103, eerste lid, maakt de Nederlandsche Bank deze bezwaren kenbaar uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van de mededeling bedoeld in het eerste lid, kenbaar.

  • 3. Indien op het moment dat de Nederlandsche Bank haar bezwaren kenbaar maakt, de verwerving van de deelneming al heeft plaatsgevonden, neemt de Nederlandsche Bank passende maatregelen. Die maatregelen kunnen bindende aanwijzingen, sancties tegen bestuurders of managers of de schorsing van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen welke door de betrokken aandeelhouders of vennoten worden gehouden, omvatten.

  • 4. Wanneer een deelneming wordt verworven ondanks bezwaar van de Nederlandsche Bank, kan deze bepalen, onverminderd andere te treffen sancties, dat de uitoefening van de stemrechten van de verkrijger wordt geschorst of dat de uitgebrachte stemmen nietig zijn.

AV

Het opschrift van afdeling 3.5.1. komt te luiden:

AFDELING 3.5.1. BIJZONDERE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN BANKEN, BELEGGINGSONDERNEMINGEN, BETAALINSTELLINGEN EN ELEKTRONISCHGELDINSTELLINGEN.

AW

Aan artikel 3:111b, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland die door tussenkomst van een betaaldienstagent betaaldiensten verlenen.

AX

Het opschrift van afdeling 3.6.1a komt te luiden:

AFDELING 3.6.1A. BETAALINSTELLINGEN EN ELEKTRONISCHGELDINSTELLINGEN IN EEN GROEP

AY

In artikel 3:273a wordt «een betaalinstelling» vervangen door «een betaalinstelling of een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland», wordt «de betaalinstelling» vervangen door «de betaalinstelling, onderscheidenlijk de elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland,» en wordt «Nederlandse moederkredietinstelling» vervangen door: Nederlandse moederbank.

AZ

Het opschrift van afdeling 3.6.2 komt te luiden:

AFDELING 3.6.2. GECONSOLIDEERD TOEZICHT OP BANKEN, BELEGGINGSONDERNEMINGEN, BETAALINSTELLINGEN EN ELEKTRONISCHGELDINSTELLINGEN.

BA

In de artikelen 3:275, 3:276, 3:278, 3:278a, 3:278b en 3:280a wordt «moederkredietinstelling» telkens vervangen door «moederbank», wordt «moederkredietinstellingen» telkens vervangen door «moederbanken», wordt «EU-moederkredietinstelling» telkens vervangen door «EU-moederbank» en wordt «EU-moederkredietinstellingen» telkens vervangen door: EU-moederbanken.

BB

Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt in artikel 3:278 na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland die dochteronderneming zijn van een Nederlandse moederbank voor zover het betreft het toezicht op de naleving van artikel 3:57, eerste en tweede lid.

BC

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen en het crisisbeheer (PbEU L 302) (Kamerstukken 32 787) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt in de artikelen 3:278c en 3:278d van de Wet op het financieel toezicht «EU-moederkredietinstelling» telkens vervangen door: EU-moederbank.

BD

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen en het crisisbeheer (PbEU L 302) (Kamerstukken 32 787) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

1. In de artikelen die bij de onderdelen C, D en F worden ingevoegd, wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

2. In de artikelen die bij de onderdelen D en K worden ingevoegd, wordt «EU-moederkredietinstelling» telkens vervangen door «EU-moederbank».

BE

In Artikel 4:8, vijfde lid, wordt «bank» vervangen door: bank, elektronischgeldinstelling.

BF

In artikel 4:12, vijfde lid, wordt «bank» vervangen door: bank, elektronischgeldinstelling.

BG

In artikel 4:27, eerste lid, wordt «clearinginstelling» vervangen door: clearinginstelling, elektronischgeldinstelling.

BH

Artikel 4:31 komt te luiden:

Artikel 4:31

  • 1. Een elektronischgeldinstelling geeft elektronisch geld uitsluitend uit tegen de nominale waarde en in ruil voor ontvangen geld.

  • 2. Een elektronischgeldinstelling kent aan een houder van elektronisch geld geen voordelen toe die samenhangen met de lengte van de periode dat die houder het elektronisch geld aanhoudt.

  • 3. Een elektronischgeldinstelling wisselt geldmiddelen die door haar worden ontvangen met de intentie deze om te wisselen voor elektronisch geld, direct om in elektronisch geld.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de omwisseling bedoeld in het derde lid.

BI

Na artikel 4:31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:31a

Een elektronischgeldinstelling betaalt de nominale waarde van het aangehouden elektronisch geld terug wanneer de houder van het elektronisch geld daarom verzoekt en neemt daarbij artikel 7B:521a van het Burgerlijk Wetboek in acht.

BJ

Na artikel 4:31a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:31b

Een elektronischgeldinstelling legt de terugbetalingsrechten van personen die betalingen met het door de elektronischgeldinstelling uitgegeven elektronisch geld aanvaarden, vast in een overeenkomst met die personen.

BK

De bijlage bij artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming van artikelen uit het Deel Markttoegang financiële ondernemingen vervalt «2:19», wordt «2:20, eerste lid» vervangen door «2:20», vervalt «2:23, eerste lid», en wordt in numerieke volgorde ingevoegd:

2:10a, eerste lid,

2:10e, eerste lid,

2:10f, eerste lid,

2:107a, eerste en tweede lid.

2. In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt «3:29a» vervangen door «3:29a, eerste en tweede lid», wordt «3:29c, eerste lid» vervangen door «3:29c, eerste lid en vierde lid», wordt «3:34, eerste en tweede lid» vervangen door «3:34», vervalt «3:35» en wordt «3:74b» vervangen door: 3:74b, eerste en tweede lid.

3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt «4:31, eerste en tweede lid» vervangen door «4:31, eerste tot en met vierde lid» en wordt in numerieke volgorde ingevoegd:

4:31a.

BL

De bijlage bij artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming van artikelen uit het Deel Markttoegang financiële ondernemingen vervalt «2:19», wordt «2:20, eerste lid» vervangen door «2:20», vervalt «2:23, eerste lid», en wordt in numerieke volgorde ingevoegd:

2:10a, eerste lid,

2:10e, eerste lid,

2:10f, eerste lid,

2:107, eerste en tweede lid.

2. In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt «3:29a» vervangen door «3:29a, eerste en tweede lid», wordt «3:29b» vervangen door «3:29b, eerste en tweede lid», wordt «3:29c, eerste lid» vervangen door «3:29c, eerste lid en vierde lid, onder a», wordt «3:34, eerste en tweede lid» vervangen door «3:34», vervalt «3:35» en wordt «3:74b» vervangen door: 3:74b, eerste en tweede lid.

3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt «4:31, eerste en tweede lid» vervangen door «4:31, eerste tot en met derde lid» en wordt in numerieke volgorde ingevoegd:

4:31a.

ARTIKEL II

Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 345, tweede lid, van Boek 1 wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

B

Boek 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 360, eerste lid, wordt «en betaalinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht» vervangen door: , betaalinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

2. In artikel 375, eerste lid, onderdeel b, wordt «kredietinstellingen» vervangen door: banken.

3. In de artikelen 415 en 450, zesde lid, wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

C

Boek 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 51, onderdeel f, wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

2. Artikel 514 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel m wordt een nieuw onderdeel ma toegevoegd, luidende:

  • ma. elektronischgeldinstelling: elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.

b. In onderdeel n wordt «elektronisch geld als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b), van richtlijn nr. 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende de toegang tot de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (Pb L 275)» vervangen door: elektronisch geld als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

3. Aan het slot van Afdeling 1 (Algemene bepalingen) van titel 7B wordt een nieuw artikel 521a toegevoegd, luidende:

Artikel 521a

  • 1. Een elektronischgeldinstelling betaalt, wanneer de houder van het elektronisch geld daarom verzoekt, de nominale waarde van het elektronisch geld terug.

  • 2. In de overeenkomst tussen de elektronischgeldinstelling en de houder van het elektronisch geld worden de terugbetalingsvoorwaarden duidelijk en opvallend vermeld en de houder van het elektronisch geld wordt in kennis gesteld van deze voorwaarden, voordat hij wordt gebonden door een overeenkomst of een aanbod.

  • 3. Voor terugbetaling kan slechts een vergoeding worden gevraagd, indien dit in de overeenkomst is vermeld overeenkomstig lid 2 en uitsluitend in de volgende gevallen:

    • a) indien wordt gevraagd om terugbetaling vóór de dag waarop de overeenkomst eindigt;

    • b) indien de overeenkomst voorziet in een dag waarop de overeenkomst eindigt en de houder van het elektronisch geld vóór die dag tot beëindiging van de overeenkomst overgaat; of

    • c) indien het verzoek tot terugbetaling meer dan een jaar na de dag van de beëindiging van de overeenkomst wordt gedaan.

    Een vergoeding als hier bedoeld staat in redelijke verhouding tot de kosten die de elektronischgeldinstelling feitelijk heeft gemaakt.

  • 4. Indien de houder van het elektronisch geld verzoekt om terugbetaling vóór de beëindiging van de overeenkomst, kan hij hetzij gedeeltelijke, hetzij volledige terugbetaling verlangen.

  • 5. Indien de houder van het elektronisch geld terugbetaling verzoekt op de dag waarop de overeenkomst is beëindigd of binnen één jaar na die dag:

    • a) betaalt de elektronischgeldinstelling hem de volledige monetaire waarde van het uitgegeven elektronische geld terug; of

    • b) betaalt de elektronischgeldinstelling hem alle middelen terug waarom de houder van het elektronisch geld verzoekt, indien deze instelling een of meer andere bedrijfsactiviteiten dan de uitgifte van elektronisch geld met inachtneming van de daarvoor geldende regels uitoefent en het vóór het aangaan van de overeenkomst niet duidelijk was welk deel van die middelen zou worden gebruikt als elektronisch geld.

  • 6. De terugbetalingsrechten van een persoon die elektronisch geld aanvaardt en die geen consument is, worden, onverminderd de leden 3, 4 en 5, beheerst door wat is overeengekomen tussen de elektronischgeldinstelling en die persoon.

ARTIKEL III

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht, «2:8, eerste lid» vervangen door «2:8, eerste lid, 2:10a, eerste lid, 2:10e, eerste lid, 2:10f, eerste lid», wordt «2:20, eerste lid» vervangen door «2:20», wordt «3:29a» vervangen door «3:29a, eerste en tweede lid», vervalt «3:35», wordt «3:74b» vervangen door «3:74b, eerste en tweede lid» en wordt «4:31, eerste lid» vervangen door: 4:31, eerste tot en met derde lid.

ARTIKEL IV

De Wet inzake de geldtransactiekantoren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, tweede lid, onderdeel d, wordt «artikel 2:15, 2:18 of 2:19» vervangen door: 2:15 of 2:18.

B

In de artikelen 3, tweede lid, onderdeel c, en 8, tweede lid, wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL V

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de zinsnede onder 1o wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

2. In de zinsnede onder 3o wordt «onderneming, niet zijnde een kredietinstelling of financiële instelling» vervangen door: onderneming, niet zijnde een bank of financiële instelling.

3. In de zinsnede onder 4o wordt «verleend» vervangen door: verleent.

B

In artikel 4, vierde lid, wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt «€ 150» vervangen door: € 250.

2. Na het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Voor nationale betalingstransacties wordt het in het eerste lid genoemde bedrag van € 250 verdubbeld.

ARTIKEL VI

In artikel 91, zestiende lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt «het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling ingevolge de Wet op het financieel toezicht of de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES» vervangen door: het uitoefenen van het bedrijf van bank of van elektronischgeldinstelling ingevolge de Wet op het financieel toezicht of het bedrijf van kredietinstelling ingevolge de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES.

ARTIKEL VII

In artikel 1, eerste lid, onderdeel l, onder 2o, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

ARTIKEL VIII

In de artikelen 3 116a, tweede lid, aanhef en onderdeel e, 3 126a, eerste lid, aanhef, en tweede en vijfde lid, en 5.10, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL IX

In de artikelen 11a, eerste lid, aanhef, en tweede lid, aanhef en onderdeel c, en 19g, derde lid, en vierde lid, aanhef, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL X

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2, eerste lid, onderdeel c, 10, eerste lid, onderdeel c, 23b, eerste en tweede lid, en 25, vierde lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

B

In de artikelen 25, vierde lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, wordt «instelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL XI

In artikel 7:1, onderdeel b, van de Wet arbeid en zorg wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

ARTIKEL XII

In de artikelen 40, tweede, vijfde, zevende lid, tiende lid, onderdeel c, en dertiende lid, en 117b, derde lid, onderdeel b, van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL XIII

In de artikelen 84, tweede en zevende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL XIV

In artikel 63b, tweede lid, van de Ziektewet wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

ARTIKEL XV

De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 212a, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 1°, wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

2. in onderdeel k wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

B

Het opschrift van afdeling 11AA komt te luiden:

AFDELING 11AA. VAN HET FAILLISSEMENT VAN EEN BANK.

C

Het opschrift van paragraaf 1 van afdeling 11AA komt te luiden:

§ 1 In Nederland gevestigde bank en buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde bank met bijkantoor in Nederland.

D

Artikel 212g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt onderdeel a te luiden:

a. bank:

bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.

2. In het eerste lid, onderdelen b, d en g, en in het tweede lid wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

E

In de artikelen 212h, eerste en tweede lid, 212i, 212j, aanhef en onderdelen a en b, 212k, eerste en tweede lid, 212m, eerste lid en derde lid, onderdeel e, 212ma, 212o, eerste lid, 212r, 212s, eerste lid, 212u, eerste lid, 212v, eerste en tweede lid, 212w, 212aa, 212cc, 212dd, 212ll, 212mm, 212nn, 214, vierde lid, en 284, vijfde lid, wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL XVI

In de artikelen 19, eerste en vijfde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: bank.

ARTIKEL XVII

In artikel 438c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «kredietinstelling» vervangen door «bank» en wordt «Die kredietinstellingen» vervangen door: Die banken.

ARTIKEL XVIII

De Sanctiewet 1977 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

2. Onder verlettering van onderdeel i tot onderdeel j wordt voor onderdeel j (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • i. financiële ondernemingen, niet zijnde banken, die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van elektronischgeldinstelling mogen uitoefenen,.

3. In onderdeel j (nieuw) wordt «niet zijnde kredietinstellingen» vervangen door: niet zijnde banken of elektronischgeldinstellingen.

B

In artikel 10g, vierde lid, wordt «kredietinstelling» vervangen door: bank.

ARTIKEL XIX

  • 1. Onder instelling voor elektronisch geld wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die op 30 april 2011 beschikte over een vergunning om in Nederland het bedrijf van elektronischgeldinstelling te mogen uitoefenen, welke vergunning niet na die datum is ingetrokken of vervallen.

  • 2. Onder vrijgestelde uitgever van elektronisch geld wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die vanaf een tijdstip gelegen voor 30 april 2011 in overeenstemming met de Wet op het financieel toezicht zoals deze luidde voor die datum zonder daartoe over een vergunning van de Nederlandsche Bank te beschikken, het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefent.

  • 3. Instellingen voor elektronisch geld mogen tot 30 oktober 2011 hun bedrijf uitoefenen in overeenstemming met de bepalingen uit het Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen en het Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht zoals deze luidden op 29 april 2011.

  • 4. De Nederlandsche Bank kan besluiten een instelling voor elektronisch geld een vergunning als bedoeld in artikel 2:10a van de Wet op het financieel toezicht te verstrekken indien zij naar haar oordeel over voldoende bewijs beschikt dat de betreffende instelling voldoet aan de vereisten die zijn opgenomen in artikel 2:10b van de Wet op het financieel toezicht.

  • 5. Het derde lid laat onverlet dat de in het derde lid bedoelde rechtspersonen een vergunning als bedoeld in artikel 2:10b van de Wet op het financieel toezicht kunnen aanvragen.

  • 6. Op vrijgestelde uitgevers van elektronisch geld blijven tot 30 april 2012 het deel Markttoegang Financiële Ondernemingen en het deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht van toepassing zoals deze luidden op 29 april 2011.

ARTIKEL XX

  • 1. In besluiten ten aanzien van kredietinstellingen, genomen op grond van de Wet op het financieel toezicht zoals deze luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet wordt, voor zover deze besluiten betrekking hebben op de uitoefening van het bedrijf van bank, voor kredietinstelling gelezen: bank.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanvragen van een besluit, ingediend voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet.

ARTIKEL XXI

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De artikelen I, V, XIX en XX werken terug tot en met 30 april 2011.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven