Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2020
Bijgaand treft u de derde vervolgmeting naar de woon- en leefomstandigheden van Roma
en Sinti in Nederland aan1. Sinds 2013 is er om het jaar onderzoek gedaan naar de mate van sociale inclusie.
Net zoals in voorgaande jaren is er door gebruik te maken van verschillende kwalitatieve
methoden getracht een gedegen beeld te vormen en een indruk te krijgen van de ontwikkeling
en toekomstverwachting op verschillende leefgebieden.
Uit de derde vervolgmeting komt naar voren dat de sociale inclusie van Roma en Sinti
achterblijft bij andere inwoners van de gemeenten waar zij wonen. Op alle onderscheiden
thema’s zoals onderwijs, arbeid, gezondheid, wonen, veiligheid, keuzevrijheid en contact
met de lokale overheid, is sprake van een grote achterstand en is er nog veel ontwikkeling
nodig voordat gesproken kan worden over een gelijkwaardig en volwaardig burgerschap.
Met het verschijnen van deze vierde meting van de Monitor Sociale Inclusie kunnen
de resultaten van acht jaar beleidsvoering over langere tijd beschouwd worden. Een
belangrijke verandering in de afgelopen acht jaar betreft de overgang van specifiek
(2011–2016) naar generiek beleid (2016 tot nu). Alle professionals die bij de doelgroep
betrokken zijn, geven in het rapport aan dat de bestaande problematiek van dermate
aard en omvang is dat het idee dat dit opgelost kon worden in de periode 2011–2016
onrealistisch is.
Desondanks geven professionals aan dat er volgehouden moet worden en dat men moet
vasthouden aan de positieve ontwikkelingen die plaatsvinden.
Ik hecht aan de volwaardige participatie van Roma en Sinti aan de samenleving. Daarvoor
is op de eerste plaats de inzet van generiek beleid van belang. Ik denk daarbij niet
alleen aan de inzet bijvoorbeeld op basis van de Participatiewet, maar ook – waar
het gaat om ervaren discriminatie – aan de kabinetsbrede inzet tegen discriminatie
als uiteengezet in de brief aan Uw kamer van 15 juni jongstleden (Kamerstuk 30 950, nr. 185).
Ik zie onderwijs en arbeidsmarkt als belangrijke routes naar participatie in de samenleving.
Met een decentralisatie uitkering aan zeven gemeenten wil ik door de inzet van intermediairs
– onder andere uit de Roma en Sinti gemeenschappen zelf – de onderwijsparticipatie
en arbeidsmarkttoeleiding van Roma en Sinti jongeren verbeteren. Gemeenten hebben
zicht op wat er speelt in de gemeenschappen. Samen met de betrokken gemeenten zal
ik evaluatieonderzoek uit laten voeren om inzicht te verkrijgen in de effectiviteit
van deze aanpak en de werkzame elementen. Dit met het oog op een duurzame verbetering
van de positie van Roma en Sinti. Van de uitkomsten van dit evaluatieonderzoek zal
ik uw Kamer in 2023 op de hoogte brengen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees