32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2013

Hierbij stuur ik u mijn eerste reactie op het advies van de Raad voor Cultuur «Ontgrenzen en verbinden: naar een nieuw museumbestel». Ik doe dit naar aanleiding van het verzoek daartoe van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In deze brief informeer ik u over het proces dat zal leiden tot de beleidsbrief over het museumbestel die ik voor de zomer aan uw Kamer stuur. Daarnaast schets ik de algemene contouren van mijn beleid.

De Raad heeft een groot aantal aanbevelingen gedaan, waarvan het aanwijzen van een kerncollectie en het samenwerken van instellingen per verzamelgebied het meest in het oog springen. Bij het in ontvangst nemen van het advies heb ik gezegd de aanbevelingen van de Raad te bestuderen en te bespreken met de musea en andere relevante gesprekspartners. Naast dit advies betrek ik het rapport van de commissie Asscher-Vonk bij het vormgeven van het nieuwe beleid.

De richting die ik voor ogen heb bespreek ik in maart en april in bijeenkomsten met het veld. Daarbij spreek ik onder andere met de sectorverenigingen de Nederlandse Museumvereniging en de Vereniging van Rijksmusea, IPO, VNG, individuele musea, bestaande samenwerkingsverbanden en andere deskundigen.

Een aantal van mijn uitgangspunten voor het museumbeleid kan ik al met u delen. Mijn kernthema’s zijn het bereiken van een zo breed en groot mogelijk publiek, educatie en de zichtbaarheid van collecties. Een nieuw bestel moet daarnaast de zorg voor de collectie over een langere periode waarborgen. Deze thema’s komen aan de orde in de gesprekken met het veld, net als de wetenschappelijke functie.

Ik hecht sterk aan het belang dat erfgoed vertegenwoordigt. Musea en collecties zijn van grote maatschappelijke waarde. Erfgoed bepaalt mede onze identiteit en draagt bij aan een gemeenschappelijk referentiekader. Het helpt ons reflecteren, kritisch te kijken en ons te verplaatsen in de ander. Dit zijn belangrijke eigenschappen in een democratische samenleving. Het is daarom wenselijk dat zoveel mogelijk verschillende mensen kennis kunnen nemen van dit erfgoed. Educatie is een belangrijk middel om dit doel te bereiken. In mijn visiebrief, die ik eveneens voor de zomer naar de Kamer stuur, zal dit één van de centrale thema’s zijn.

Ik vind het belangrijk dat collecties zichtbaar zijn, dat musea samenwerken om deze zichtbaarheid te vergroten en dat zij een gezamenlijk collectiebeleid voeren. Bij dit laatste gaat het om het bevorderen van bruikleenverkeer en afstemming over afstoten en verwerven. Bij de samenwerking tussen musea onderling en met andere partners hecht ik sterk aan de eigen verantwoordelijkheid van musea en andere overheden. Goede initiatieven wil ik daarbij stimuleren. De aanjagende rol die de Nederlandse Museumvereniging en de Vereniging van Rijksmusea samen laten zien is daarvan een goed voorbeeld.

De Raad stelt voor objecten van nationaal belang te beschermen via het aanwijzen van een kerncollectie. Mijn uitgangspunt is dat uitvoeringskosten proportioneel moeten blijven. Ik onderzoek daarom of er een effectievere en efficiëntere methode is voor het beschermen van dergelijke objecten.

Momenteel bestaan er verschillende wetten en regelingen voor de monumentenzorg, de archeologie, archieven en museale collecties. Een nieuwe Erfgoedwet kan, zoals de Raad adviseert, deze terreinen met elkaar verbinden. Ik onderzoek de verdienste die een dergelijke wet kan hebben voor ons cultureel erfgoed.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven