Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2025
Op 30 september jongstleden nam uw Kamer de motie Rooderkerk c.s. aan1. De motie verzoekt de regering de rijkssubsidie voor het Onderwijsmuseum te continueren.
Hoewel ik de waardering van de Kamer voor het Onderwijsmuseum deel en ook het belang
zie van een zorgvuldige omgang met de collectie van het museum, kan het kabinet vanwege
de ondeugdelijke dekking geen uitvoering geven aan de motie. Ik licht dat hieronder
toe.
Motie niet uitvoerbaar
De motie vraagt de regering de subsidie aan het Onderwijsmuseum voort te zetten en
dat vooruitlopend op een structurele oplossing te financieren uit onderuitputting
en juridisch niet-verplichte middelen op de OCW-begroting. Zoals de Minister van OCW
bij het appreciëren van de motie ook aangaf, kan ik niet vooruitlopen op mogelijke
incidentele onderuitputting van middelen op de OCW-begroting voor het continueren
van een instellingssubsidie.
Huidige situatie museum niet houdbaar
Daarnaast merk ik op dat er in de motie vanuit lijkt te worden gegaan dat het museum
met voortzetting van het huidige subsidiebedrag vanuit het Ministerie van OCW wel
kan blijven voortbestaan. Uit gesprekken tussen het museum en het ministerie in de
afgelopen jaren komt naar voren dat ook de huidige situatie niet houdbaar is. Er was
de afgelopen jaren herhaaldelijk een financieel tekort en aanvullende subsidie was
nodig om de continuïteit te waarborgen. Ook is er sprake van achterstallig onderhoud
van (financiële) systemen, een registratie-achterstand van de collectie en capaciteitsproblemen.
Een gezonde voortzetting van het museum zou een structureel hoger subsidiebedrag en
extra ambtelijke capaciteit vragen.
Zoals eerder bij uw Kamer aangegeven moet OCW in het kader van de taakstellingen op
het departement moeilijke keuzes maken, waarbij het onvermijdelijk is om op een aantal
beleidsterreinen focus aan te brengen.
Ik heb toegelicht vol te willen blijven inzetten op het verbeteren van de prestaties
op lezen, rekenen en schrijven en op het borgen van voldoende en kwalitatief goed
onderwijspersoneel. Daar ligt de absolute prioriteit. Extra middelen en ambtelijke
capaciteit inzetten op het museum zou daarvan ten koste gaan.
Zorgvuldige omgang met collectie
Zoals gezegd vind ik het net als u belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met
de collectie, wat overigens geen Rijkscollectie is zoals in de motie staat geschreven.
De stichting draagt primair de verantwoordelijkheid voor het registreren en eventueel
afstoten van de collectie.
De registratieachterstand maakt dat door het museum eerst een inhaalslag gemaakt moet
worden voor het registreren van de collectie, voordat met een eventueel afstotingsproces
gestart kan worden. Deze inhaalslag en de daarmee gemoeide kosten zou overigens ook
gemaakt moeten worden bij voortzetting van de subsidie. Ik begrijp dat de financieel
zeer kwetsbare situatie van het museum daarin een complicerende factor is. In gesprekken
tussen OCW, het museum en de gemeente Dordrecht als andere grote subsidieverstrekker
wordt daarom onder andere gesproken over een dergelijk proces van het registreren
en afstoten van de collectie alsmede de kosten die daar mee gemoeid gaan. Een precieze
inschatting van de kosten kan pas gemaakt worden als het plan voor registratie en
afstoting verder uitgewerkt is. Daar stuur ik dan ook op aan bij het museum. Bij een
goed onderbouwd plan heb ik aangegeven een aanvullende eenmalige projectsubsidie beschikbaar
te kunnen stellen in 2027 om een deel van deze kosten te dekken.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, K.M. Becking