32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 480 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2022

De koloniale geschiedenis heeft tot op de dag van vandaag zijn sporen nagelaten in onze samenleving. Vele objecten zijn in de loop van de tijd uit vroeger gekoloniseerde gebieden meegenomen en in de Nederlandse musea terecht gekomen. Op 29 januari 2021 stuurde mijn ambtsvoorganger de Beleidsvisie Collecties uit een koloniale context naar uw Kamer.1 Deze visie is gebaseerd op het advies Koloniale collecties en de erkenning van onrecht van de Raad voor Cultuur en de Commissie-Gonçalves-Ho Kang You.2 Ik hecht aan een zorgvuldige en rechtvaardige omgang met deze cultuurgoederen en sluit mij aan bij deze visie. In deze brief informeer ik u mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de implementatie van de beleidsvisie. Dit doe ik langs drie lijnen:

  • Inzet op samenwerking met landen van herkomst

  • De behandeling van een verzoek tot teruggave

  • Ondersteuning van het herkomstonderzoek

De samenwerking met landen van herkomst

Een constructieve samenwerking met landen van herkomst is essentieel voor een zorgvuldige omgang met collecties uit een koloniale context. Uit gesprekken met hen is gebleken dat er, naast teruggave, behoefte is aan een brede samenwerking op het terrein van musea en collecties. Deze samenwerking is een belangrijke stap richting het herstel van historisch onrecht en biedt nieuwe perspectieven voor de toekomst met landen van herkomst.

Binnen het Internationaal Cultuurbeleid werken we al samen met landen waarmee we een (koloniaal) verleden delen met als doel erfgoed te beschermen en kennis daarover uit te wisselen. De kennis en ervaring die hierbij zijn opgedaan bieden de basis voor verdere samenwerking. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het faciliteren van kennisuitwisseling door onderzoekers en medewerkers van musea. Deze kennisuitwisseling draagt bij aan beter begrip van koloniale objecten en het beheer van deze objecten voor én na eventuele teruggave. Ik vind het belangrijk om samen met landen van herkomst de mogelijkheden hiertoe te verkennen. Ik heb daarom het voornemen om in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken met deze landen in gesprek te gaan en expertmeetings te organiseren over de samenwerking op het gebied van koloniale collecties.

Bovenstaande inzet met betrekking tot landen van herkomst is ook van belang voor het gehele Caribisch deel van het Koninkrijk. Ik zal daarom zowel Aruba, Curaçao en Sint Maarten als Caribisch Nederland bij deze ontwikkelingen betrekken.

De behandeling van een verzoek tot teruggave

De hierboven beschreven internationale samenwerking biedt de context voor een gezamenlijk proces met een land van herkomst voor de teruggave van cultuurgoederen uit een koloniale context. Een verzoek daartoe zal na ontvangst worden voorgelegd aan een adviescommissie, zoals beschreven in de Beleidsvisie collecties uit een koloniale context. Het instellingsbesluit van deze commissie zal op korte termijn worden gepubliceerd in de Staatscourant. De commissie zal onafhankelijk, deskundig en gezaghebbend zijn. Gezien de zeer uiteenlopende expertise die naar verwachting nodig is voor verschillende verzoeken, zal de commissie bestaan uit een kern van drie personen, waar afhankelijk van het verzoek twee experts aan kunnen worden toegevoegd. Ik ben verheugd dat mw. mr. L. Gonçalves-Ho Kang You bereid is deze commissie voor te zitten. Zij heeft uitgebreide juridische ervaring en is dankzij haar eerdere advies zeer goed op de hoogte van dit onderwerp. In samenspraak met de voorzitter zullen de overige leden van de commissie worden geworven, met oog voor juridische, (kunst)historische en internationale expertise.

De commissie zal verzoeken beoordelen aan de hand van het kader zoals beschreven in de Beleidsvisie collecties uit een koloniale context. Ten behoeve van de transparantie van de beoordeling verzoek ik de commissie een reglement op te stellen over haar werkwijze. Dit reglement zal aangeven hoe de commissie bepaalt of er sprake is van onvrijwillig bezitsverlies en hoe verschillende belangen worden afgewogen. Bij het wegen van belangen moet de commissie ook rekening houden met de belangen van betrokken gemeenschappen in Nederland en in het land van herkomst.

Uitgangspunt bij de werkwijze van de commissie en het reglement is een balans tussen zorgvuldigheid en voortvarendheid. Zorgvuldigheid is geboden om tot een correct en onderbouwd advies te komen. Daarnaast is voortvarendheid bij de voortgang van het proces van belang. Nodeloze vertraging zou afbreuk doen aan de beleving van het gewenste herstel van onrecht. De commissie kan dan ook gelijktijdig met het opstellen van het reglement de eerste verzoeken in behandeling nemen.

De commissie baseert haar advies op het herkomstonderzoek naar de verzochte objecten. De beheerder van de objecten is verantwoordelijk voor het uitvoeren van dit herkomstonderzoek. Het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, het Nationaal Museum van Wereldculturen en het Rijksmuseum hebben in opdracht van mijn ambtsvoorganger het Pilotproject Provenance Research Objects of the Colonial Era (PPROCE) uitgevoerd. Het resultaat biedt waardevolle inzichten voor het uitvoeren van herkomstonderzoek. Wel merk ik in deze context op dat herkomstonderzoek complex en tijdrovend kan zijn. Het opstellen van «object-biografieën», zoals beschreven in het rapport van PPROCE, draagt bij aan het vergroten van kennis over deze objecten en de koloniale periode in het algemeen.3 Tegelijkertijd heeft een verzoeker baat bij een tijdig oordeel over zijn verzoek. Het is daarom aan de adviescommissie om te oordelen op voldoende volledigheid van het herkomstonderzoek, gericht op de wijze waarop het object is wegnomen uit een koloniale context. Verzoeken op cultuurgoederen uit een koloniale context waarvan al het vermoeden bestaat dat die in het verleden zijn geroofd, krijgen prioriteit bij de behandeling.

Het advies van de commissie over concrete teruggaveverzoeken vormt vervolgens een zwaarwegend oordeel bij mijn uiteindelijke besluit tot teruggave van een gevraagd object uit de rijkscollectie aan een land van herkomst.

Op basis van mijn verantwoordelijkheid voor de rijkscollectie richt mijn beleid zich op objecten uit de rijkscollectie. Uiteraard is het goed denkbaar dat landen van herkomst ook de teruggave van cultuurgoederen van andere (publieke) eigenaren verzoeken. In de cultuurconvenanten met de stedelijke regio’s is om die reden aandacht gevraagd voor het belang van herkomstonderzoek van collecties. Wanneer een verzoek wordt ingediend voor de teruggave van een object dat niet in eigendom van de Staat is, maar van een andere (publieke) eigenaar, zoals gemeenten en universiteiten, dan zal het Ministerie van OCW een coördinerende rol op zich nemen. Mijn overweging daarbij is dat het voor landen van herkomst niet altijd op voorhand duidelijk zal zijn of gewenste objecten onderdeel zijn van de rijkscollectie of niet. De procedure zal daarmee toegankelijk zijn voor verzoeken over cultuurgoederen van andere (publieke) eigenaren. Het is aan deze eigenaren om te besluiten of hier gebruik van wordt gemaakt. Met het oog op duidelijkheid voor het land van herkomst zal aan eigenaren bij aanvang van de behandeling worden verzocht zich te binden aan de uitkomst van advisering door de commissie.

Ondersteuning van het herkomstonderzoek

De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van het herkomstonderzoek dat de basis vormt van de beoordeling door een commissie, ligt bij de collectiebeheerder. Om de inzet op het herkomstonderzoek door musea in Nederland te ondersteunen heb ik het voornemen om enkele partijen in Nederland met veel expertise op het gebied van koloniale collecties bijeen te brengen in een consortium. De bundeling van beschikbare kennis en expertise zal de kwaliteit en voortgang van het onderzoek ten goede komen. Dit consortium zal overzicht houden over de inzet op herkomstonderzoek in musea en binnen de wetenschap in Nederland en internationaal, het museumveld ondersteunen in het onderzoek en informatie verschaffen ten behoeve van vragen uit landen van herkomst. Ik ben verheugd dat het Nationaal Museum voor Wereldculturen, het Rijksmuseum, Museum Bronbeek, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bereid zijn om gezamenlijk dit consortium te starten. Ter ondersteuning van deze activiteiten zal een bureau worden ingericht. Met de Museumvereniging heb ik deze aanpak besproken.

Het is van belang dat collecties uit koloniale context verder ontsloten worden voor onderzoekers in Nederland en landen van herkomst. Een groot deel van de collecties is digitaal ontsloten en beschikbaar op www.collectienederland.nl. Om een effectieve bijdrage te kunnen leveren aan verzoeken tot teruggave door het land van herkomst dienen databases van objecten te worden verrijkt met essentiële herkomstgegevens, zoals het land van herkomst en de periode van bezitsverlies. Daarnaast draagt verbeterde visuele documentatie bij aan de mogelijkheid tot identificatie van cultuurgoederen. Een betere ontsluiting heeft daarom prioriteit. Het consortium zal in overleg treden met collectiebeheerders om deze aanpassingen te faciliteren en te ondersteunen met kennis en expertise.

Financiële paragraaf

Voor deze ondersteuning van het herkomstonderzoek en de beoordeling van teruggaveverzoeken stel ik € 1,4 miljoen beschikbaar voor 2022. Momenteel wordt gewerkt aan de inzet voor 2023 en verder. Over de uitkomst van deze gesprekken zal ik u bij een later begrotingsmoment informeren. De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor BHOS stellen gezamenlijk jaarlijks een bedrag van 1 miljoen euro beschikbaar ten behoeve van de internationale samenwerking en kennisuitwisseling met herkomstlanden met betrekking tot musea en collecties binnen het kader van het Internationaal Cultuurbeleid tot en met 2024.

Archieven uit een koloniale context

Het hierboven beschreven beleid gaat over museale cultuurgoederen. De Raad voor Cultuur en de commissie-Gonçalves hebben archieven nadrukkelijk uitgesloten van haar advies en aanbevelingen. Volgens de commissie gaat het bij archieven behalve om de stukken zelf met name ook om de informatie die zij bevatten en (het recht op) de toegang daartoe. De commissie was daarom van oordeel dat de omgang met archieven vraagt om een toegesneden benadering.

Ik zal de Raad om advies vragen over de omgang met archieven uit een koloniale context, in aanvulling op en in lijn met het advies van de commissie-Gonçalves.

Slot

Met de implementatie van de Beleidsvisie Collecties uit een koloniale context wil ik concrete stappen zetten richting een zorgvuldige omgang met deze bijzondere culturele objecten. Ik besef dat deze taak complex, gevoelig en omvangrijk is. Alleen door het optimaal benutten van de beschikbare kennis en expertise in Nederland en de landen van herkomst, en door in te zetten op versterking van onze samenwerking op dit terrein, komen we tot een rechtvaardige omgang met objecten uit een koloniale context. Met de landen van herkomst werken we hiermee aan een gezamenlijke toekomst en duurzame culturele samenwerking.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
1

Kamerstuk 32 820, nr. 405

X Noot
2

Kamerstuk 32 820, nr. 390

X Noot
3

Sporen. Onderzoek naar herkomstgeschiedenis en betekenisgeving van culturele objecten en collecties verworven in koloniale situaties. Eindrapport Pilotproject Provenance Research on Objects of the Colonial Era Herkomstonderzoek van objecten uit de koloniale tijd, Niod, Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen, Rijksmuseum 2022, p.17 ev. Zie: https://www.niod.nl/nl/publicaties/sporen-PPROCE

Naar boven