32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 276 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 november 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 30 augustus 2018 inzake de Monitor cultuureducatie primair onderwijs 2017–2018 (Kamerstuk 32 820, nr. 251).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 november 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

1

Blijven de Monitor Cultuureducatie en het Programma Cultuureducatie met Kwaliteit behouden na de herziening van het onderwijscurriculum in 2019 en wat wordt dan hun functie?

In mijn uitgangspuntenbrief, zomer 2019, ga ik in op het vervolg op het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK). Ieder kind verdient, ook in de toekomst, goed cultuuronderwijs. Ik ben heel verheugd dat andere overheden dit belang ook zien, in al de regioprofielen wordt cultuureducatie genoemd. In mijn adviesaanvraag over het stelsel ’21 – ’24 vraag ik de Raad voor Cultuur mij te adviseren over het in te zetten instrumentarium om voor duurzaam goed cultuuronderwijs te zorgen. Daarnaast voer ik gesprekken met andere overheden, andere organisaties die bij het cultuuronderwijs betrokken zijn en experts. Mogelijk wordt op basis van de uitkomsten hiervan het programma aangepast of worden (ook) andere instrumenten ingezet. Het huidige budget blijft staan. Maatregelen vanaf 2021 zullen in lijn zijn met de resultaten van de integrale curriculumherziening voor het po en vo. Daarin is kunst en cultuur één van de negen leergebieden binnen het kerncurriculum. Ik blijf het beleid monitoren, al dan niet met de Monitor Cultuureducatie.

2

Wat gaat u doen om cultuureducatie de komende jaren te bevorderen tegen de achtergrond van de conclusie van de Onderwijsinspectie in de Staat van het Onderwijs dat de prestaties van cultuureducatie achteruit zijn gegaan in vergelijking met tien jaar geleden?

In de Staat van het Onderwijs 2018 constateert de Onderwijsinspectie dat de prestaties bij cultuureducatie lager dan of gelijk zijn aan die bij leerlingen die tien jaar geleden op de basisschool zaten. Dat onderstreept nog maar eens het belang van blijvende investeringen in cultuureducatie, alsmede hoe we cultuureducatie op een goede manier in het curriculum verankeren. Ik houd het huidige budget beschikbaar om het cultuuronderwijs te blijven stimuleren en kom met een vervolg op CmK. Zie verder het antwoord op vraag 1.

3

Wat is de reden dat Cultuureducatie met Kwaliteit op de begroting onder artikel 14 cultuur staat in plaats van onder artikel 1 basisonderwijs?

CmK staat op de begroting onder artikel 14 omdat het programma de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen stimuleert, zodat scholen goed cultuuronderwijs kunnen geven. Een deel van de middelen gaat naar culturele instellingen. De vraag van scholen staat in het programma centraal.

4

Kunt u in een tabel uitsplitsen welke middelen worden ingezet voor het verbeteren van cultuureducatie, zowel op de onderwijsbegroting, de cultuurbegroting en het subsidieoverzicht?

Bedragen in tabel x € 1.000.

Omschrijving

artikel

2019 (t)

2020 (t+1)

2021 (t+2)

2022 (t+3)

2023 (t+4)

Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK)

 

10.218

19.836

33.084

33.084

33.084

Regeling FCP inclusief ophoging in de periode 2017–2020

14

10.218

10.218

10.000

10.000

10.000

Prestatiebox cultuureducatie po

14

0

7.695

18.467

18.467

18.467

Prestatiebox cultuureducatie po

1

18.584

10.841

0

0

0

Regeling cultuurbegeleider (t/m 2020 overgeboekt van art. 14 naar art. 1)

14

250

250

0

0

0

Regeling Cultuurbegeleider

1

750

750

0

0

0

Regeling Erfgoededucatie en mediakunst bij FCP

14

1.500

0

0

0

0

Regeling impuls muziekonderwijs.

5 miljoen in 2018 uit RA 2017

14

1.000

0

0

0

0

Subsidie voor fin. ondersteuning stichting bevordering muziekonderwijs (via FCP)

14

300

400

0

0

0

Historisch Democratisch Bewustzijn, cultuureducatiemiddelen

           

Aanvulling Prestatiebox cultuureducatie po, bezoek museum, middelen uit RA 2017

1

4.500

2.625

0

0

0

 

14

0

1.924

4.617

4.617

4.617

Aanvulling publieksactiviteiten RMA, middelen uit RA 2017 voor museumbezoek po

14

420

420

420

420

420

Regeling Erfgoededucatie

14

0

600

600

600

600

Filmonderwijs

           

Filmeducatie EYE

14

600

600

600

600

600

Impuls filmeducatie

14

900

2.900

2.900

2.900

2.900

Middelen voor de prestatiebox worden jaarlijks overgeboekt van artikel 14 naar artikel 1. De dekking komt dus uit artikel 14, het bedrag wordt jaarlijks uitgekeerd vanuit artikel 1.

5

Wat zou het kosten om op elke school cultuureducatie aan te bieden in de vorm van onder andere toneel of muziek door een vakdocent om daarmee de kennis van cultuur te versterken?

Om op iedere school een uur cultuureducatie aan te bieden, gegeven door een vakleerkracht, in aanvulling op de huidige bezetting van lerarenteams op po-scholen, is macro circa € 179 mln. structureel nodig ter dekking van de aanvullende personele kosten, ervan uitgaand dat de gemiddelde salariskosten van een vakleerkracht ongeveer even hoog zijn als die van een groepsleerkracht po. Hierbij zal de reguliere inzet van groepsleerkrachten niet worden ingeperkt. Hierbij moet worden aangetekend dat enige aanvullende materiële kosten, voor bijvoorbeeld muziekinstrumenten of tekenmateriaal, niet zijn geraamd. Ook wordt in deze berekening geen rekening gehouden met hoe de inzet van vakleerkrachten cultuuronderwijs op schoolniveau wordt georganiseerd: als vakleerkrachten op één dag op meerdere scholen aanwezig moeten zijn, dan is er bijvoorbeeld nog sprake van reistijd, waardoor aanvullende personele inzet nodig is om alle leerlingen een uur cultuureducatie per week aan te bieden, wat het benodigde bedrag verder op zal doen lopen.

6

Waarom zijn sommige scholen nog weinig op de hoogte van wat hun culturele omgeving hun te bieden heeft?

Ruim 80% van de scholen heeft redelijk tot veel zicht op het aanbod van de culturele omgeving. Scholen die zowel in 2013–2016 als in 2017–2020 meedoen met CmK hebben een beter zicht op het aanbod van de culturele omgeving, in vergelijking met scholen die helemaal niet of sinds 2017 deelnemen. Scholen die zowel in 2013–2016 als in 2017–2020 meedoen met CmK geven vaker aan samen met een (culturele) instelling een cultuurprogramma te ontwikkelen dan scholen die helemaal niet deelnemen.

7

In hoeverre wordt er ingezet op een betaalbare buitenschoolse infrastructuur, zodat kinderen zich verder kunnen verdiepen in kunst en cultuur? Kunt u hier voorbeelden van noemen?

Buitenschools kunnen kinderen en jongeren hun talenten verder ontwikkelen. De gemeenten dragen zorg voor een goede infrastructuur van lokale culturele voorzieningen, zodat kinderen en jongeren de mogelijkheid hebben om in de vrije tijd zich verder te ontplooien. Het gaat dan bijvoorbeeld om subsidie aan culturele instellingen in de regio, of lokale kenniscentra. De gemeente kan daarnaast een cultuurcoach (combinatiefunctionaris cultuur) aanstellen, die de aansluiting tussen school en het culturele veld versterkt. Ik investeer extra in de Brede Regeling Combinatiefuncties met jaarlijks € 1.000.000 in 2019, 2020 en 2021, vooruitlopend op het programma voor cultuurparticipatie. Daarmee kunnen 50 extra cultuurcoaches in het hele land worden ingezet. De cultuurcoach helpt scholen om de juiste culturele partners te vinden, koppelt aanbieders van cultuureducatie aan scholen en wijst de weg voor talentontwikkeling en cultuurparticipatie. Cultuurcoaches richten zich vooral op mensen die belemmeringen ervaren. Een cultuurrijke leer- en leefomgeving vraagt om afstemming en afspraken over voorzieningen en verantwoordelijkheden tussen onderwijs, culturele partijen en overheden. Provincies hebben de regierol voor regionale afstemming.

8

Waarom zijn scholen na de eerste tranche gestopt?

Om verschillende redenen. 5% van de scholen is na de eerste tranche gestopt volgens de Monitor Cultuureducatie. In sommige regio’s is het project zo ingericht dat scholen maar één tranche mee kunnen doen. Scholen gaan daarna «zelfstandig» verder. Vaak blijft er wel contact tussen de school en de culturele instelling. Sommige scholen kiezen er zelf voor om na een periode zelfstandig verder te gaan. Alle scholen in het po ontvangen middelen uit de prestatiebox, ook als een school niet deelneemt aan een samenwerkingsverband dat middelen ontvangt uit de CmK-matchingsregeling.

9

Wat is het nut van een visie op cultuureducatie, als die niet bekend is bij het team?

Uit de Monitor Cultuureducatie komt naar voren dat bij de onderzochte scholen de meeste leden van het team, of in ieder geval enkele leden de visie kennen. Slechts 7% van de teamleden op scholen met een visie kent die niet. Vooral op CmK scholen kennen de leden van het team de visie.

De visie op cultuureducatie wordt vaak geschreven door de interne cultuurcoördinator of de directeur. Daarna wordt deze besproken met het team. Zeker gelet op het moment dat de peiling werd gedaan, kan het zijn dat bij scholen die in 2017 zijn gestart met CmK al wel een visie is ontwikkeld in de eerste helft van het schooljaar, maar dat deze nog niet is besproken met het team.

Steeds meer scholen hebben een visie op cultuureducatie ontwikkeld (vooral CmK scholen). Een visie op cultuureducatie is van groot belang om de pedagogische taak van scholen werkelijkheid te laten worden. Het formuleren van een visie zorgt voor betrokkenheid en draagvlak. Een visie stelt een school in staat om keuzes te maken en geeft continuïteit, waardoor cultuureducatie minder afhankelijk wordt van personen.

10

Is bekend in hoeverre de aanwezigheid van een cultuurcoördinator de werkdruk op scholen verlaagt?

Een cultuurcoördinator (dit is een leerkracht of soms een directeur die zich via de cursus Interne Cultuurcoördinator heeft gespecialiseerd in cultuuronderwijs) heeft expliciet de coördinatie van culturele activiteiten op school in het takenpakket en neemt deze taken dus uit handen van andere groepsleerkrachten. Taken en activiteiten anders organiseren en collegiale ondersteuning in het algemeen kunnen voordelen opleveren voor het verminderen van de werkdruk. Voor meer informatie zie: https://www.tno.nl/media/2505/tno_werkdruk_wegwijzer.pdf

11

Hoe worden scholen geïnformeerd over budgetten voor cultuureducatie?

De schoolbesturen ontvangen informatie uit onderwijscirculaires van OCW waarin dit wordt meegenomen. Ook wordt informatie verspreid via de penvoerders en hun communicatiekanalen en de algemene communicatiemiddelen van het programma CmK, zoals de jaarlijkse CmK-conferentie en de CmK-nieuwsbrief. Ook is informatie gepubliceerd in Kader Primair.

12

Klopt het dat volgens de monitor er vooral samenhang is tussen cultuureducatie en de zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis en biologie)? Op welke manier is dit vormgegeven?

Ja. Dit geldt bijvoorbeeld voor erfgoededucatie. Erfgoed in de omgeving van de school wordt benut om aan de hand van sporen uit het verleden kennis en vaardigheden op te doen over geschiedenis, aardrijkskunde etc. Zo ontwikkelen leerlingen persoonlijk, cultureel en historisch bewustzijn.

13

Kunt u bevestigen dat de meeste scholen aangeven binnen- en buitenschoolse cultuureducatie met elkaar te verbinden door binnen de verlengde schooldag/het brede schoolprogramma activiteiten te laten aanbieden? Hoeveel van de scholen die aan de monitor deelnamen hadden een verlengde schooldag/schoolprogramma?

Ja, dat kan ik bevestigen. Het vraagt nader onderzoek om na te gaan hoeveel scholen die aan de monitor deelnamen een verlengde schooldag hadden.

14

Welk gedeelte van de scholen met een verlengde schooldag/ brede schoolprogramma bieden buiten schooltijd cultuureducatie aan?

In een enquête van het LKCA (2015) onder Brede Scholen en Integraal Kindcentra (N=184) geeft ruim de helft van de respondenten (56%) aan dat er sprake is van een verbinding tussen het binnen- en buitenschoolse aanbod. Bij ruim de helft is er een kennismaking onder schooltijd, waarop in het naschoolse aanbod wordt voortgebouwd. Op de helft van de brede scholen ontstaat afstemming doordat het binnen- en buitenschoolse aanbod door dezelfde aanbieder wordt verzorgd. Een vergelijkbaar percentage geeft aan dat er in het naschools aanbod sprake is van een verdieping van het binnenschoolse aanbod. De partners waar deze scholen na schooltijd het meeste mee samenwerken zijn de bibliotheek (48%), de individuele kunstenaar (47%), de muziekschool en het centrum voor kunst en cultuur (34%). Een klein percentage werkt samen met een amateurkunstvereniging (8%). Op deze scholen wordt in feite geen onderscheid meer gemaakt tussen onderwijstijd en voor- of naschoolse activiteiten. Voor meer informatie zie:

https://www.lkca.nl/~/media/downloads/kennisdossiers/cultuurcoach/bijeenkomst%208%20oktober%202015/2015-10-08%20bs%20-%20kunst%20en%20cultuur%2002.pdf

15

Is bekend of en welk gedeelte van de middelen om de werkdruk te verlagen wordt gebruikt voor vakleerkrachten cultuureducatie?

43% van de schoolbesturen geeft de werkdrukmiddelen (deels) uit aan een vakleerkracht. Dit kan een vakleerkracht cultuur zijn. (Zie Monitor PO-raad: https://www.poraad.nl/nieuws-en-achtergronden/schoolteams-gaan-werkdruk-te-lijf-met-onderwijsassistenten-en).

16

Hoe verhoudt de constatering dat scholen minder vaak samenwerken met professionele culturele instellingen (39%) zich tot het cijfer dat in 2016 93% van de musea bezoek ontving van basisscholen (bron: Museumcijfers 2016)?

Samenwerking behelst meer dan het ontvangen van bezoek. Daarnaast hebben musea een brede, educatieve taak, niet alle musea zijn aangesloten bij een lokaal samenwerkingsverband van CmK.

17

Wat voor financiële ondersteuning wordt ermee bedoeld als wordt gesteld dat bijna de helft van de scholen aangeeft dat zij leerlingen uit gezinnen waar thuis geen geld is voor lessen in kunst of cultuur attenderen op de mogelijkheid om een aanvraag voor financiële ondersteuning te doen?

Het gaat dan om middelen die gemeenten beschikbaar hebben binnen hun participatie- of armoedebeleid zoals ondersteuning door het Jeugdfonds Sport en Cultuur en om particuliere initiatieven voor ondersteuning van gezinnen of kinderen in een (financiële) achterstandspositie zoals de stichting Leergeld.

18

Waarom is bij 40% van de scholen (financiële) ondersteuning van leerlingen waar thuis geen geld is voor lessen in kunst of cultuur niet mogelijk?

Waarschijnlijk omdat de gemeente waar de school onder valt die (financiële) ondersteuning niet aanbiedt. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale armoedebeleid en daarmee dus ook voor het aanbod voor de jeugd die in armoede opgroeit.

Sinds 1 januari 2015 hebben gemeenten meer beleidsruimte rond armoedevraagstukken. Er is extra aandacht voor gezinnen met kinderen, werkenden met een laag inkomen en ouderen met een klein pensioen. Dit houdt in: meer ruimte voor een aanvullende zorgverzekering of een pas voor culturele en maatschappelijke voorzieningen en sport. Zie ook: https://www.stimulansz.nl/armoedebeleid-in-uw-gemeente/

Er zijn vijf categorieën gemeentelijke beleidsinstrumenten om sport en cultuur in te passen in het armoedebeleid, die ook in combinaties voorkomen:

  • Jeugdfonds Sport &Cultuur (248 van de 380 gemeenten aangesloten);

  • een stadspas;

  • Stichting Leergeld;

  • een gemeentelijk fonds of regeling voor cultuur en sport;

  • een algemene regeling voor minima waar sport en cultuur onder vallen.

Er is geen overzicht van wat welke gemeente doet op het gebied van kunst en cultuur. Voor meer informatie zie:

https://www.lkca.nl/~/media/kennisbank/publicaties/2015/cnl%20alle_kinderen_doen_mee.pdf

In mijn gesprekken met andere overheden zal ik dit onderwerp onder de aandacht brengen.

19

Hoe komt het dat scholen veel minder tevreden zijn over het eigen cultuureducatieve aanbod dan over dat van externe aanbieders?

Het vergt expertise om een kwalitatief goed cultuureducatief programma aan te bieden. Externe aanbieders zijn instellingen met expertise op het gebied van cultuureducatie. Zij stellen over het algemeen aanbod op maat samen, goed afgestemd op het niveau van de leerling.

CmK scholen die zowel in 2013 als in 2017 meededen geven aan dat zij meer tevreden zijn dan scholen die niet meedoen of alleen in 2013 meededen.

20

Hoe beoordeelt u het feit, dat er in vergelijking met 2015–2016 volgens basisscholen in 2017–2018 minder leerlingen zijn die beschikken over verbeeldingskracht en originaliteit?

Er zijn twee mogelijke verklaringen. Scholen kijken met een andere blik naar verbeeldingskracht en originaliteit dan twee jaar geleden, of de verbeeldingskracht en originaliteit van de leerlingen is daadwerkelijk afgenomen.

De laatste verklaring valt niet te staven met onderzoek. Er is in Nederland geen longitudinaal onderzoek gedaan naar verbeeldingskracht en originaliteit. Dit gaat wel gebeuren. De OECD is van plan om aan het PISA onderzoek (Programme for International Student Assessment) in 2021 een vergelijkend onderzoek naar de creatieve vermogens van 15-jarigen toe te voegen. Nederland is daarbij aangesloten.

De eerste verklaring dat scholen met een andere blik naar verbeeldingskracht en originaliteit kijken is niet onwaarschijnlijk. Meer scholen hebben een visie op cultuureducatie en mogelijk weten ze nu beter wat zij onder creativiteitsontwikkeling en verbeeldingskracht verstaan en hoe ze die -met een kritische blik- bij de leerlingen kunnen zien. Toegenomen bewustwording bij de scholen is een gunstig effect van de inzet om creativiteit in het onderwijs te stimuleren.

Naar boven