32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 187 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 mei 2016

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 9 maart 2016 inzake uitvoering van de motie-Ouwehand over de positie van de popmuziek (Kamerstuk 32 820, nr. 183).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 mei 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković

1

Welke positie is er voor het investeringsfonds Pop van Sena bij het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van kunstenaars? Hoe gaat u een mogelijke bijdrage aan dit fonds betrekken bij de besluitvorming rond de besteding van de twee miljoen euro, die u uitgetrokken heeft voor de verbetering van de arbeidsmarktpositie van kunstenaars?

De Raad voor Cultuur en ik hebben vanuit de cultuursector tientallen voorstellen ontvangen, waaronder het voorstel van Sena, voor de besteding van de twee miljoen euro die beschikbaar is voor de verbetering van de arbeidsmarktpositie van kunstenaars. Op 11 april 2016 heb ik het advies van de Raad over de inzet van deze middelen ontvangen1. De Raad heeft niet geadviseerd om de middelen in te zetten voor een investeringsfonds Pop. Mijn beleidsreactie op het advies ontvangt u zo spoedig mogelijk.

2

Kunt uitleggen waarom u bewust of onbewust een relatie tussen de twee miljoen euro voor de verbetering van de positie van kunstenaars en makers op de arbeidsmarkt en de popsector zo benadrukt?

In de aanbiedingsbrief bij het plan voor internationale promotie en marketing van Nederlandse popmuziek in het buitenland heeft de Popcoalitie ook verzocht om aandacht voor het verzoek van Sena voor een bijdrage aan een investeringsfonds voor popmuzikanten. Op dat moment werkte de Raad voor Cultuur aan het advies over de besteding van de € 2 miljoen voor de verbetering van de arbeidsmarktpositie van kunstenaars en makers. Daar vallen ook popmuzikanten onder. In mijn brief over popmuziek (Kamerstuk 32 820, nr. 183) heb ik deze onderwerpen daarom met elkaar willen verbinden. Ik kom zo spoedig mogelijk met mijn reactie op het advies van de Raad voor Cultuur en de verkenning van de Raad voor Cultuur en de sociaaleconomische Raad.

3

Kunt u toezeggen om bij het proces van hoor en wederhoor, na het advies van de Raad voor Cultuur inzake de BIS2-aanvragen, extra aandacht te geven in de rapportage naar de Kamer aan samenwerking, een regionaal profiel en educatie en participatie in relatie tot deze notitie «nieuwe visie cultuurbeleid»?

Deze ontwerpen zullen aan bod komen in de begeleidende brief die ik uw Kamer stuur bij mijn subsidiebesluiten voor de culturele basisinfrastructuur 2017–2020. Deze brief ontvangt u op 20 september.

4

Kunt u aangeven of, en op welke wijze, er een verschuiving optreedt in het aanbod van met overheidsgeld gefinancierde traditionele poppodia naar privaat gefinancierde en beheerde dance- en muziekcentra?

Die verschuiving is lastig inzichtelijk te maken. Podia worden enerzijds steeds ondernemender. Anderzijds krijgen ook privaat gefinancierde festivals projectsubsidies van overheden.

5

Wordt in het onderzoek naar de positie van poppodia ook gekeken naar het functioneren van de netwerken van podia in de stedelijke regio's, de manier waarop ze elkaar kunnen versterken en door improductieve concurrentie elkaar in de weg kunnen zitten?

Het Fonds Podiumkunsten en de Popcoalitie zullen hier aandacht aan besteden in het onderzoek.

6

Hoe wordt bij het aankomende onderzoek over de positie van poppodia niet alleen de huidige stand van zaken beschreven, maar ook de verbeterpunten en de versterking van poppodia in de toekomst?

De opdrachtformulering voor het onderzoek is nog niet afgerond. Suggesties en aanbevelingen zijn bijna vanzelfsprekende onderwerpen in onderzoeksrapportages. Het Fonds Podiumkunsten en de Popcoalitie zullen hier aandacht aan besteden in de opdrachtformulering.

7

Hoe wordt er bij het onderzoek naar de positie van poppodia gekeken naar de noodzakelijke vernieuwing? Denk hierbij aan ruimte voor nieuwe stromingen, een divers en verjongend publiek, ruimte voor talent uit cultuureducatie en de aansluiting en samenwerking tussen de commerciële en gesubsidieerde podia?

De opdrachtformulering voor het onderzoek is nog niet afgerond. Het ligt in de rede dat deze ontwikkelingen aan bod zullen komen. Het Fonds Podiumkunsten en de Popcoalitie zullen hier aandacht aan besteden.

8

Welke mogelijkheden heeft het Fonds Podiumkunst om het beleid van podia te beïnvloeden, zodat de nadruk in de begroting op programmering ligt en niet op stenen?

Het Fonds Podiumkunsten heeft een programmeringsregeling die tot doel heeft het programmeren van kwaliteitsaanbod te stimuleren. In alle onderdelen van die programmeringsregeling is de subsidie daarom een bijdrage in de financiële kosten die (direct) samenhangen met het programmeren. Daarmee verkleint het Fonds Podiumkunsten de financiële risico's die gepaard gaan met het programmeren van kwaliteitsaanbod. In geen enkel geval is de subsidie die in het kader van programmeringsregeling worden toegekend een bijdrage in de exploitatie, en komt dus ook niet «in stenen» terecht. Ongeveer 12% van het totaal beschikbare subsidiebudget van het Fonds Podiumkunsten is bestemd voor de programmeringsregeling.

9

Op welke manier wordt de VNG3 bij het onderzoek naar poppodia betrokken als vertegenwoordiger van de partij die de podia beheert?

Het Fonds Podiumkunsten voert een onderzoek uit naar de makelaarsfunctie van podia. Het onderzoek over de positie van de poppodia zal daarop aansluiten. Bij de opzet en uitvoering van het onderzoek zullen gemeenten en regio’s betrokken zijn. Ik vraag het Fonds Podiumkunsten om de VNG zitten te laten nemen in de begeleidingscommissie van het onderzoek.

10

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het beoogde Nederlandse fonds voor de ondersteuning van export van popmuziek en het Canadese popfonds?

Over de wijze waarop de popmuziek in Canada gefinancierd wordt en de verschillen tussen Nederland en Canada op dat gebied heb ik u eerder een brief gestuurd4. De conclusie van de vergelijking was dat Canada en Nederland soortgelijke beleidsinstrumenten hanteren. Ook heb ik destijds geschreven de manier waarop in Canada de private sector betrokken wordt bij de promotie van Canadese muziek inspirerend te vinden en daarbij kansen te zien voor de popsector in Nederland. De publiek-private samenwerking die Buma Cultuur en het Fonds Podiumkunsten nu aangaan, verheugt mij daarom.

Daarnaast hecht ik eraan op te merken dat er geen sprake is van de oprichting van een omvangrijk exportfonds. Een partij onder auspiciën van de Popcoalitie zal zich bezighouden met de uitvoering van het plan voor de internationale promotie en marketing van Nederlandse popmuziek in het buitenland. In de gesprekken met de Popcoalitie heb ik benadrukt dat het moet gaan om een kleine, slagvaardige organisatie met een beperkte overhead.

11

Kunt u aangeven of en wanneer er sprake is van staatssteun bij de door u voorgestelde stimuleringsmaatregelen met betrekking tot de promotie en marketing van Nederlandse popmuziek in het buitenland?

De middelen voor de opstartkosten stel ik via het Fonds Podiumkunsten beschikbaar. Naast deze middelen heeft het Fonds Podiumkunsten voor de periode 2017–2020 jaarlijks € 500.000 vrijgemaakt voor de promotie en marketing van Nederlandse popmuziek in het buitenland. Het Fonds Podiumkunsten stelt de kaders waaraan het plan moet voldoen. In principe staat het alle partijen, ook naast de Popcoalitie, vrij om hiervoor een aanvraag te doen.

De beschikbaar gestelde middelen zijn naar hun aard niet marktverstorend.

12

Heeft u overwogen om bij de exportondersteuning een vorm van revolverendheid in te bouwen?

Ik heb de sector aangemoedigd te onderzoeken of en in welke vorm dit zou kunnen. Ik vraag het Fonds Podiumkunsten om hier aandacht voor te hebben.

13

Heeft u overwogen om bij behaald succes het stimuleringsgeld terug te laten betalen om zo toekomstig talent dezelfde kans te bieden, voortvloeiend uit het succes van voorgangers binnen de popmuziek?

De middelen die ik voor de uitvoering van dit plan heb toegekend, zijn bestemd voor opstartkosten ervan. Het is niet mijn bedoeling deze middelen, bij juist gebruik ervan, terug te laten betalen. Wel heb ik de sector aangemoedigd te onderzoeken of een vorm van revolverendheid ingebouwd kan worden bij de uit het plan voortvloeiende investeringen.

14

Welk deel van de investeringen van het Rijk en het Fonds Podiumkunsten zijn nieuwe bestedingen aan cultuur? Voor zover het gaat om het anders besteden van cultuurgelden, waaraan werd dit eerder besteed en wordt dus nu op bezuinigd?

De middelen die ik zelf ter beschikking heb gesteld zijn incidenteel in 2016 beschikbaar en afkomstig uit middelen bestemd voor internationalisering en creatieve industrie. De middelen worden dus ingezet voor het doel waarvoor zij bestemd zijn. Er wordt niet op iets anders bezuinigd.

Het Fonds Podiumkunsten heeft op mijn verzoek binnen de bestaande middelen voor collectieve internationale promotie in de periode 2017–2020 jaarlijks maximaal € 500.000 beschikbaar gesteld. Binnen dit budget wordt nu dus een bedrag specifiek voor de popsector gereserveerd.

15

Zijn er al externe partijen benaderd voor een bijdrage aan het fonds voor de promotie van de export van Nederlandse muziek? Zijn er al toezeggingen voor bijdrages? Hoe willen het kabinet en Buma zoveel mogelijk partijen, zoals mogelijk platenlabels, actief betrekken bij het fonds?

De uitvoering van het plan wordt op dit moment opgestart. De aansluiting van andere financiers dan Buma Cultuur en het Fonds Podiumkunsten zal hierbij aan bod komen.


X Noot
2

BIS: culturele basisinfrastructuur

X Noot
3

VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten

X Noot
4

Kamerstuk 32 820, nrs. 82 en 97

Naar boven