32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 176 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2015

Tijdens het Algemeen Overleg Cultuur op 2 september 2015 hebben de leden Pechtold (D66) en Keijzer (CDA) vragen gesteld over de toekomstbestendigheid van de festivals in de podiumkunsten. Ik heb toegezegd hierover in gesprek te gaan met het Fonds Podiumkunsten en uw Kamer over de uitkomsten te informeren.1 Ook heb ik toegezegd in een brief toe te lichten wat het afwegingskader is van het Fonds Podiumkunsten bij het honoreren van meerjarige subsidie aan festivals.

Alvorens dit te doen, merk ik op dat er ten tijde van het debat € 2,6 miljoen beschikbaar was voor de door de fondsen gesubsidieerde festivals om extra ruimte te geven voor doorstroming, innovatie en dynamiek. Inmiddels wordt een deel van deze extra middelen voor festivals anders ingezet als gevolg van de uitvoering van de motie-Monasch.2 Met de motie verzoekt de Kamer de regering om uit de extra middelen bedragen vrij te maken voor een extra jeugdgezelschap en het Festival Oude Muziek, Oerol, Cinekid en de Nederlandse Dansdagen.

Om uitvoering te geven aan deze motie is de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020 uitgebreid met:

  • één plek voor een festival in de podiumkunsten met als standplaats regio Noord en als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend, grootschalig aanbod in een internationale context op het terrein van locatietheater, dans, opera en muziek;

  • één plek voor een festival in de podiumkunsten in de regio Zuid met als kernactiviteit de presentatie van actueel en vernieuwend aanbod op het gebied van dans;

  • één instelling met als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend aanbod op het terrein van de jeugdfilm.

Het subsidieplafond van de functie met als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend aanbod in zowel een nationale als een internationale context op het terrein van oude muziek, is verhoogd.

Van de oorspronkelijke extra € 2,6 miljoen voor de fondsen ten behoeve van festivals, blijft € 815.000 over die conform de motie over de fondsen verdeeld wordt. Voor de verdeling van deze middelen over de cultuurfondsen heb ik een vaste voet gehanteerd van € 75.000 per fonds en de rest naar rato van de omvang over de fondsen verdeeld. Ik hanteer een vaste voet omdat anders de kleinere fondsen nauwelijks extra middelen zouden krijgen. Voor het Fonds Podiumkunsten betekent dit dat er € 180.000 toegevoegd kan worden aan het budget voor meerjarige festivals. De druk op de festivalregeling van het Fonds blijft groot en er zal minder ruimte zijn voor vernieuwing, doorstroming en dynamiek. Dit geldt ook voor de andere cultuurfondsen. Voor het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie betekent het bijvoorbeeld dat festivals in de creatieve industrie slechts minimaal ondersteund kunnen worden.

Afwegingskader van het Fonds Podiumkunsten

De opdracht die ik het fonds gegeven heb, is te zorgen voor een kwalitatief goed en veelzijdig podiumkunstenaanbod en voor een zo groot mogelijk maatschappelijk bereik daarvan, naast het aanbod uit de landelijke basisinfrastructuur. Het fonds hanteert verschillende subsidieregelingen, ook voor festivals, om dit te realiseren. De meerjarige activiteitensubsidie van het fonds is zo ontworpen dat een aantal festivals kan rekenen op meerjarige subsidie om festivalprogramma’s te realiseren. De subsidieaanvragen worden getoetst aan zes criteria:

  • Artistieke kwaliteit

  • Pluriformiteit

  • Geografische spreiding

  • Bijdrage aan de ontwikkeling van de podiumkunsten in Nederland

  • Ondernemerschap

  • Aanwezigheid financiële bijdrage van de provincie of gemeente

Alle aanvragen worden voorgelegd aan adviescommissies die bestaan uit deskundige adviseurs en een onafhankelijke, niet meestemmende voorzitter. Dat laatste om de consistentie van de adviezen te bewaken en erop toe te zien dat de beoordeling wordt geschraagd door steekhoudende argumenten. Daaraan wordt ook bijgedragen door het gebruik van cijfers als vertaling van de inhoudelijke beoordeling per criterium. Deze cijfers zijn een hulpmiddel in het kader van een zorgvuldige en evenwichtige beoordeling van de ingediende aanvragen. Het Fonds motiveert zijn besluiten tenslotte op de met argumenten omklede adviezen van de commissies over de aanvragen.

Omdat het aantal aanvragen het beschikbare budget (van € 2,1 miljoen) naar verwachting aanzienlijk zal overstijgen, werkt het Fonds in het kader van een transparante beoordeling met normbedragen. De normbedragen stellen het Fonds ook in staat het aantal meerjarige gesubsidieerde festivals te handhaven. Het huidige aantal festivals is representatief voor de diversiteit van de podiumkunsten en goed gespreid over Nederland.

Het normbedrag voor de categorie kleine en middelgrote festivals betreft € 125.000. Het normbedrag voor de grote festivals bedraagt € 250.000. Er is sprake van een groot festival indien er meer dan 100 voorstellingen zijn en het festival een duur van 7 dagen of meer kent, dan wel een omzet heeft die groter is dan € 1 miljoen (excl. de meerjarige subsidie van het Fonds). Naast deze normbedragen is het mogelijk een bijdrage (co)-productie aan te vragen bij het Fonds van € 25.000 voor de categorie klein/middel en € 50.000 voor de categorie groot. De bijdrage (co)-productie is bedoeld om festivals in de gelegenheid te stellen actief samen te werken met makers en samen te komen tot het produceren van nieuw aanbod.

Toekomstbestendigheid

Toekomstbestendigheid van de festivals speelt ook een rol in het afwegingskader van het Fonds. Zo kijkt het Fonds bij het toetsen van het criterium ondernemerschap naar de bedrijfsvoering en de financiering van de activiteiten, net als naar de publieksbenadering. Bij de bedrijfsvoering en financiering staat centraal dat de ambitie zich moet verhouden tot de kosten en inkomstenbronnen. Er zal gekeken worden naar de maatregelen die een aanvrager neemt om risico’s op te vangen. Bij publieksbenadering gaat het om de relatie van het te organiseren festival en het beoogde publiek en de realiseerbaarheid van de publieksinkomsten. Gezien de betekenis die festivals hebben voor de lokale omgeving, spelen andere overheden ook een rol als het gaat om de toekomstbestendigheid van de festivals. Daarom is er bij de meerjarige subsidiering van festivals sprake van een extra waardering bij de toetsing van de subsidieaanvraag naarmate de lokale bijdrage hoger is.

Ondanks deze criteria zullen er altijd risico’s blijven bestaan waar een festival moeilijk rekening mee kan houden. Zij zijn afhankelijk van zaken die zij niet kunnen overzien. Meer financiële armslag zou het risico kunnen beperken in geval van tegenvallers. Daarvoor zijn geen middelen beschikbaar. Daarnaast ben ik ook van mening dat festivals zichzelf de vraag kunnen stellen hoe ze elkaar kunnen helpen bij tegenslag. Ik zie hier een taak voor de branche.

Een goed voorbeeld van hoe men elkaar kan helpen bij tegenvallers is een initiatief in de gemeente Nijmegen.3 Nadat er door de gemeente Nijmegen een extra structurele bezuiniging was opgelegd aan zes grote Nijmeegse culturele instellingen (verenigd in Cultuur Netwerk Nijmegen) besloten zij dit zelf te verdelen. Daarnaast hebben zij uitgezocht wat zij gezamenlijk samen beter kunnen doen met de ondersteunende diensten, de inkoop en contractbeheer. Zo bleek bij de ene instelling de horeca-inkoop veel goedkoper dan bij de anderen. Ook bleken er verschillen bij inkoop van energie.

Tot slot

Nederland kent een rijk aanbod aan festivals. De festivals bereiken een breed en divers publiek, zijn vernieuwend en spelen een grote rol op het gebied van talentonwikkeling in de kunsten. Nederland kent 801 kunst- en cultuurfestivals die jaarlijks ruim 22 miljoen bezoekers trekken. Het gaat hier om festivals in de breedste zin van het woord, gesubsidieerd en niet gesubsidieerd, van Noorderlicht tot Film by the Sea en van de Amsterdamse Uitmarkt tot de Dutch Design Week.4 We kunnen met recht trots zijn op de festivaltraditie zoals we die in Nederland kennen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 32 820, nr. 169, p. 27

X Noot
2

Kamerstuk 32 820, nr. 172

X Noot
3

De Gelderlander, 20-7-2015, Nijmeegse Culturele instellingen verdelen zelf bezuinigingen

X Noot
4

Het betreft festivals met meer dan 3.000 bezoeken, zie Cultuur in beeld 2015, deel 2, p. 22 (bijlage bij Kamerstuk 32 820, nr. 175).

Naar boven