32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

31 839 Jeugdzorg

Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2014

Bij brief van 12 maart jl. (Handelingen II 2013/14, nr. 62, Regeling van Werkzaamheden) heeft uw Kamer verzocht om een toelichtende brief naar aanleiding van een opiniestuk in De Volkskrant van 11 maart jl. waarin ik word geciteerd. Uw Kamer heeft het verzoek om toelichting gericht aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Omdat het gaat om uitspraken die mij als Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap worden toegedicht, ligt het voor de hand dat ik deze toelichting, mede namens de Staatssecretaris, verschaf.

De citaten uit het opiniestuk van 11 maart jl. zijn uit hun context gehaald. Ze komen uit een ander artikel, in De Volkskrant van vrijdag 7 maart jl., met daarin citaten van mij en Jantien Kriens, voorzitter van de directieraad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het artikel was geschreven naar aanleiding van de presentatie van het advies Meedoen is de Kunst van de Raad voor Cultuur op donderdag 6 maart jl. Het advies van de raad gaat over de toekomst van de lokale voorzieningen voor de actieve cultuurparticipatie en is opgesteld mede op verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en uw Kamer. Het advies doet aanbevelingen voor rijk, provincies, gemeenten en lokale instellingen hoe om te gaan met de veranderende voorkeuren in de vrijetijdsbesteding van mensen en de lastige financiële keuzes die gemeenten moeten maken. Ik ben in hoofdlijnen positief over het advies. Uw Kamer ontvangt in juni van dit jaar een beleidsreactie.

In mijn cultuurbeleid leg ik de nadruk op de maatschappelijke waarde van cultuur. Ik heb daarom bij de presentatie van het advies van de Raad voor Cultuur, geciteerd in het artikel van 7 maart jl., gewezen op de mogelijkheid voor gemeenten om verbindingen te leggen tussen lokale doelstellingen op het gebied van de Wmo, de jeugdhulp en de doelstellingen op het gebied van cultuurparticipatie. Het advies van de Raad voor Cultuur schetst een aantal gemeentelijke scenario’s waarmee deze verbindingen kunnen worden gerealiseerd. Een daarvan is de «sociale gemeente», met veel aandacht voor het betrekken van kwetsbare bevolkingsgroepen bij de gemeenschap.

Het kabinet wil gemeenten aansporen om bij de omvangrijke operatie die de overdracht van de jeugdhulp naar gemeenten is, ontkokerd te denken. Het is belangrijk om naar de noden en wensen van het individu te kijken. In voorkomende gevallen kan het muzikaal stimuleren van een kind bijdragen aan doelstellingen die binnen de jeugdhulp belangrijk zijn. Als een kind zich beter kan uiten, bijvoorbeeld door het bespelen van een instrument, wordt het mogelijk ook rustiger en beter benaderbaar voor hulpverleners. Zo noemde ik in het artikel als voorbeeld een jongen die door de positieve invloed van het drummen zowel zijn gedrag als zijn schoolprestaties weer op de rails kreeg. Hetzelfde kan overigens gelden voor sportbeoefening. Voor professionals binnen de jeugdhulp is dit niets nieuws. Gemeenten kunnen hen helpen door het leggen van slimme verbindingen.

Ook binnen de decentralisatie van de Wmo zie ik mogelijkheden voor verbindingen met cultuur. Vorig jaar ondertekenden Staatssecretaris Van Rijn en ik het convenant Ouderen en Cultuur. Ook daarbij is een belangrijke doelstelling het verbinden van de werelden van welzijn en cultuur en ook hier zijn talrijke voorbeelden van initiatieven waarbij actieve cultuurparticipatie bijdraagt aan de kwaliteit van leven van ouderen. Zoals het project Granny’s Finest in Rotterdam waarbij oudere dames de ontwerpen van jonge modeontwerpers breien. Voor de deelnemende ouderen is dit zowel een kans om iets betekenisvols te doen als een bron van veel sociaal contact. Ook hier liggen voor gemeenten nog volop kansen.

Voor jongeren met ernstige gedragsproblemen of psychische stoornissen is muziekles vanzelfsprekend geen alternatief voor professionele jeugdhulp. Een jongere met een psychische stoornis moet naar een professionele hulpverlener, daarover bestaat geen misverstand. Op grond van de Jeugdwet, die op 1 januari 2015 in werking treedt, zijn gemeenten gehouden ieder kind dat specialistische hulp nodig heeft die hulp ook te bieden. Gemeenten dienen op grond van het wetsvoorstel:

  • de toegang tot hulp op een laagdrempelige en herkenbare manier te organiseren, in bijvoorbeeld een sociaal wijkteam of een CJG;

  • de juiste deskundigheid voor de toegang beschikbaar te stellen, zodat triage plaatsvindt door daarvoor toegeruste professionals; dit ter vervanging van de bestaande bureaucratische indicatiestelling;

  • rechtstreeks toegang tot jeugdhulp te bieden na verwijzing door een huisarts, jeugdarts of medisch specialist;

  • jeugdhulp in te zetten die gecertificeerde instelling nodig acht;

  • een consultatiefunctie voor professionals te bieden;

  • indien nodig specialistische hulp en de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen;

  • 24/7 beschikbaar en bereikbaar te zijn en bij een crisissituatie direct de juiste jeugdhulp in te schakelen.

Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven