32 818 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 8 september 2011

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

       

Inleiding

1

Algemeen

2

Verhouding tot het Europese recht

4

Budgettaire aspecten

5

Artikelsgewijze toelichting

5

 

Artikel I

5

 

Artikel II (inwerkingtreding)

5

Inleiding

De leden van de VVD-fractie bedanken de regering voor de heldere uiteenzetting van zaken en de beschrijving van het afwegingskader dat bij de totstandkoming van de wetgeving is betrokken. Deze leden zien in dat zonder aanvullende wetgeving een onevenwichtige situatie kan ontstaan waarbij valutaverliezen in aftrek worden gebracht terwijl krachtens jurisprudentie van de Hoge Raad valutawinsten onder de deelnemingsvrijstelling vallen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben echter nog vraagtekens bij de redenering van de regering om voor een tussenregeling te kiezen. Er lijken ook andere, structurele oplossingen voor handen. De toelichting waarom niet voor deze andere oplossingen wordt gekozen, lijkt vooralsnog niet voldoende.

De leden van de PVV-fractie kunnen zich vinden in het wetsvoorstel. De regeling is een goede balans tussen regelgeving en overkill. Toch resteren er een aantal vragen bij de leden van de PVV-fractie.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met dit voorstel wordt bewerkstelligd dat, wanneer een belastingplichtige definitief valutaverliezen in aftrek heeft gebracht op de winst, dan ook de valutawinsten in de heffing van vennootschapsbelasting worden betrokken. De leden van de CDA-fractie steunen de gedachte achter het voorstel, omdat het niet de bedoeling kan zijn dat valutawinsten onder de deelnemingsvrijstelling vallen, terwijl valutaverliezen in aftrek gebracht kunnen worden op grond van Europese jurisprudentie. Wel willen de leden van de CDA-fractie een aantal vragen stellen over de uitwerking en de reikwijdte van het wetsvoorstel. Ook zien deze leden enige bezwaren op het punt van de Europeesrechtelijke houdbaarheid van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie begrijpen uiteraard dat er actie moet worden ondernomen nu zich de gekke situatie voor zou kunnen gaan doen dat valutaverliezen wel meegenomen mogen worden waar valutawinsten niet meegenomen hoeven te worden. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat er over een drietal oplossingen is nagedacht. Er is naast deze tussenregeling namelijk ook nog gedacht aan een structurele afschaffing van de valutaresultaatvrijstelling en er is gedacht aan een optieregeling. De redenen om niet te kiezen voor de optieregeling zijn helder volgens de leden van de PvdA-fractie. Het zou het risico met zich meebrengen dat vooral deelnemingen met potentieel slechte valutarisico’s in Nederland zouden worden gehangen. Deze leden zien dit risico echter ook indirect bij de voorgestelde tussenregeling. Alleen die bedrijven die er baat bij hebben (met deelnemingen die negatieve valutaresultaten hebben) zullen gaan procederen. Uiteindelijk leidt dat tot hetzelfde budgettaire risico als bij een optieregeling. Waarom wordt er dan toch voor deze tussenregeling gekozen? Een andere oplossing zou zijn om valutaresultaten niet langer onder de deelnemingsvrijstelling te laten vallen. De regering schrijft dat dit slecht zou zijn voor het vestigingsklimaat en dat het een budgettair risico met zich mee zou brengen. De leden van de PvdA-fractie vinden deze argumentatie vooralsnog niet voldoende. Nederland is een van de weinige landen in de wereld met de huidige valutaresultaatvrijstelling, waarom zou het dan slecht zijn voor het vestigingsklimaat om deze vrijstelling af te schaffen? Deze zelfde redenering leidt ook tot de vraag waarom er een budgettair risico zou zijn. Deze leden zouden de redenering zelfs om kunnen draaien: als Nederland nu een uitzonderingspositie heeft, dan is er juist het gevaar dat bedrijven juist de deelnemingen met een valutawinst in Nederland onderbrengen. Dit zou zelfs betekenen dat er nu juist een budgettaire derving is. Wat is de reactie van de regering hierop?

Ook de leden van de SP-fractie vragen of er geen andere oplossing om het gat in de wetgeving te dichten denkbaar is. Wat vindt de regering van de oplossing aangedragen door de hoogleraren De Wilde en Wisman om de zinsnede «een valutaresultaat op een deelneming niet wordt aangemerkt als een voordeel uit hoofde van een deelneming» op te nemen in artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting? Hoeveel wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid om valutaresultaten onder de deelnemingsvrijstelling te laten vallen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan nader worden uitgelegd waarom het afschaffen van de mogelijkheid om de valutaresultaten onder de deelnemingsvrijstelling te laten vallen negatief is voor het fiscale vestigingsklimaat?

De leden van de PvdA-fractie vragen of er al duidelijkheid is over de procedures. Zijn er inmiddels procedures gestart en hoe lang zullen deze naar schatting in beslag gaan nemen?

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel belastingplichtigen het standpunt hebben ingenomen dat negatieve valutaresultaten ten laste van de winst kunnen worden gebracht.

De leden van de PVV-fractie merken op dat het heel goed mogelijk zijn om een concern dusdanig te structureren dat de deelnemingen met een potentieel valutaverlies onder een Nederlandse vennootschap komen te hangen en de deelnemingen met een potentieel valutawinst onder een buitenlandse vennootschap komen te hangen, die niet in Nederland belastingplichtig is. Graag commentaar op deze stelling.

Het lijkt er op dat het voorstel inhoudt dat vanaf het moment dat er valutaverlies geclaimd wordt, de deelnemingsvrijstelling vervalt voor valutaresultaten op alle deelnemingen die worden gehouden. De leden van de PVV-fractie vragen of het niet beter is om ook de valutaresultaten die in het verleden behaald zijn ook in de heffing te betrekken. Voor praktische redenen stellen deze leden daarbij een termijn van vijf jaar voor. Graag commentaar op deze stelling.

De leden van de PVV-fractie lezen dat de regeling de naam «Tussenregeling op valutaresultaten» draagt. Indien er rechtelijke uitspraken komen waaruit blijkt dat deze tussenregeling te ver doorschiet, wordt deze regeling dan afgeschaft? Indien deze regeling wordt afgeschaft, hoe wordt er dan omgegaan met de belastingplichtigen die gebruik hebben gemaakt van de tussenregeling? Zij hebben eerst een valutaverlies ten laste van de winst gebracht, bij afschaffing van de tussenregeling vallen de valutawinsten weer onder de deelnemingsvrijstelling. Hoe denkt de regering met deze situatie om te gaan, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

Omdat valutaresultaten bij de dochtermaatschappij niet opkomen, kan geen sprake zijn van dubbele belastingheffing, zo concluderen de leden van de CDA-fractie. Voor bedrijven die investeren buiten de eurozone zijn valutaverliezen reële verliezen die in Nederland niet aftrekbaar zijn, ook al houdt dit in dat ook reële valutawinsten niet belast worden. Hierdoor wordt het risico om buiten de eurozone te investeren vergroot. Kan de regering nader toelichten waarom er niet voor is gekozen om alle valutaresultaten uit te sluiten van de deelnemingsvrijstelling? Kan de regering tevens nader toelichten waarom het niet mogelijk is om valutaresultaten onder de deelnemingsvrijstelling te laten vallen, tenzij de belastingplichtige opteert om de valutaresultaten in de heffing te betrekken?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering denkt over een inhaalregeling voor valutaverliezen die in aftrek worden gebracht, zodat de valutawinsten van andere deelnemingen van de moedermaatschappij slechts belast worden tot het bedrag van het in aftrek gebrachte valutaverlies.

Wat is het effect van het wetsvoorstel op de beleggingsinstelling en de niet-kwalificerende beleggingsdeelneming, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze deelnemingen komen immers niet in aanmerking voor de deelnemingsvrijstelling en dus zijn valutaresultaten belast dan wel aftrekbaar. En hoe werkt de regeling uit bij een ontvoeging van een fiscale eenheid of een afsplitsing? Geldt de tussenregeling dan alleen voor de vennootschap die de deelneming houdt of ook voor de fiscale eenheid of de afgesplitste vennootschap? Hoe werkt de regeling bovendien uit bij de verkoop van een deelneming die valutaverliezen in aftrek heeft gebracht? Wordt de deelnemingsvrijstelling dan beperkt bij de overdragende vennootschap of bij de verkrijgende vennootschap en voor welke deelnemingen?

De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe het wetsvoorstel uitwerkt in het geval een valutaverlies in aftrek wordt gebracht als (onderdeel van een) liquidatieverlies. Worden in dit geval ook alle toekomstige valutaresultaten van de resterende deelnemingen in de heffing betrokken?

Indien de belastingplichtige valutaverliezen in aftrek brengt, kan hij mogelijk heffing over valutawinsten voorkomen door de informatie hierover in de aangifte te vermelden. De inspecteur kan hierdoor niet navorderen. De inspecteur moet dan gedurende een zeer lange tijd aanslagen ter behoud van rechten opleggen. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering hier rekening mee heeft gehouden.

Verhouding tot het Europese recht

De leden van de CDA-fractie hebben twijfels over de Europeesrechtelijke houdbaarheid van het wetsvoorstel, omdat het voorstel het voordeel van een voor de belastingplichtige gunstige uitspraak van het Hof van Justitie EU wegneemt. Dit geldt in het bijzonder omdat niet alleen het voordeel wordt weggenomen met betrekking tot de deelneming waarbij een valutaverlies in aftrek is gebracht, maar van alle deelnemingen van de moedermaatschappij. Als Nederland op grond van het EU-recht verplicht is het valutaverlies in aftrek toe te laten, mag daar dan wel de voorwaarde aan verbonden worden dat de valutawinsten van alle deelnemingen in de heffing worden betrokken? Kan de regering daarbij ingaan op de consequenties van de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Gielen (HvJ 18 maart 2010, C-440/08)? En als Nederland op grond van het EU-recht verplicht is het valutaverlies in aftrek toe te laten, doet de belastingplichtige die het valutaverlies conform de Nederlandse wetgeving niet van zijn winst aftrekt, dan een onjuiste aangifte?

Ook de leden van de SP-fractie vragen naar het wetsvoorstel in het licht van de jurisprudentie in de zaak Gielen. De gekozen oplossing is een keuzeregeling waarbij de belastingplichtige de gang naar de rechter wordt verplicht indien hij het valutaverlies wil aftrekken. Waarom is er gekozen voor een keuzeregeling wanneer de uitspraak van het arrest Gielen juist luidt dat een Europeesrechtelijk obstakel niet kan worden weggenomen door een keuzeregeling?

De leden van de CDA-fractie vrezen dat belastingplichtigen niet de stap naar de rechter zullen maken, omdat het wetsvoorstel het voordeel van een voordelige uitspraak wegneemt. Indien de belastingplichtige door de hoogste rechter in het gelijk wordt gesteld, wordt hij immers alsnog belast op grond van de tussenregeling. Indien de belastingplichtige niet in het gelijk wordt gesteld, zijn de valutaverliezen niet aftrekbaar en eindigt de belastingplichtige met een rekening voor de proceskosten. De belastingplichtige loopt door te procederen dus alleen risico en verliest altijd. Hierdoor wordt de belastingplichtige in zijn rechtszekerheid geschaad en blijft er onzekerheid bestaan over de aftrekbaarheid van valutaverliezen. Graag willen de leden van de CDA-fractie dat de regering de rechtszekerheid garandeert van belastingplichtigen die valutaverliezen in aftrek brengen.

De leden van de CDA-fractie willen tevens weten tot welk moment de belastingplichtige terug kan komen op de beslissing om een valutaverlies in aftrek te brengen op de winst. Is dit nog steeds mogelijk op het moment dat het Hof van Justitie uitspraak gedaan heeft en de zaak wordt terugverwezen naar de Hoge Raad?

Budgettaire aspecten

De leden van de PVV-fractie vragen of deze regeling niet per definitie negatieve gevolgen heeft voor de Nederlandse belastingopbrengsten. Immers valuta’s die meer inflatie hebben dan de Nederlandse munt zullen depreciëren. De deelneming zal dan in de Nederlandse munt minder waard worden, derhalve ontstaat een verlies, waarvoor een beroep op de deelnemingvrijstelling wordt gedaan. Graag commentaar op deze stelling.

De leden van de PVV-fractie vragen of dit wetsvoorstel in het licht van de huidige omstandigheden niet een te groot risico in zich draagt. Immers het is niet geheel ondenkbaar dat een aantal van de huidige euro-landen uit de euro zullen verdwijnen. Het gevolg hiervan zal zijn dat deelnemingen in die landen in waarde zullen dalen. Deze waardedaling zal mede het gevolg zijn van de overstap naar een nieuwe valuta. Hierdoor zal louter valutaverlies worden geleden. Klopt het dat dit weer geheel ten laste komt van de Nederlandse belastingbetaler?

De leden van de CDA-fractie wijzen de regering er op dat het wetsvoorstel niet alle budgettaire gevolgen van een voor de Belastingdienst negatieve uitspraak van de Europese rechter wegneemt. Er zijn verschillende situaties denkbaar waarin er een budgettair risico blijft bestaan. Zo kunnen belastingplichtigen alleen valutaverliezen lijden en geen valutawinsten behalen. In de omgekeerde situatie, belastingplichtigen die alleen valutawinsten hebben, wordt er geen verlies in aftrek gebracht en dus niet geheven over de valutawinsten. Ook kan een belastingplichtige deelnemingen met latente valutawinsten binnen de groep verhangen voordat er een valutaverlies in aftrek wordt gebracht. Kan de regering toelichten of zij voornemens is om ook deze budgettaire risico’s te beperken?

Artikelsgewijs

Artikel I

In de toelichting op artikel 1, onderdeel B, (artikel 28b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) lezen de leden van de VVD-fractie dat indien de belastingplichtige de geleden valutaverliezen ook daadwerkelijk in aftrek brengt, de valutawinsten die opkomen in of na het boekjaar waarin de verliezen in aftrek worden gebracht, eveneens in de heffing worden betrokken. Kan de regering het begrip «opkomen» nader toelichten?

Artikel II (inwerkingtreding)

De leden van de VVD-fractie lezen dat op basis van artikel II de wet, na inwerkingtreding, terugwerkt tot en met het tijdstip waarop het persbericht van vrijdag 8 april 2011 waarin zij is aangekondigd, is uitgebracht. Uit oogpunt van rechtszekerheid en eventuele nadelige fiscale gevolgen voor een belastingplichtige, is het voor een belastingplichtige mogelijk bij nadere afweging alsnog af te zien van de aftrek van een valutaverlies?

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de terugwerkende kracht. Op 8 april 2011 is de tussenregeling reeds in een persbericht aangekondigd. De Raad van State heeft opgemerkt dat in dit persbericht niet vermeld werd dat de maatregel ook geldt voor de andere deelnemingen van de moedermaatschappij. Hierdoor is terugwerkende kracht op dit onderdeel niet gerechtvaardigd. De regering heeft in het nader rapport aangegeven dat uit de zin «doel van dit wetsvoorstel is om bij belastingplichtigen die valutaverliezen ten laste van de winst brengen eveneens de valutawinsten op deelnemingen in de heffing te betrekken» duidelijk blijkt dat de valutawinsten op alle deelnemingen belast zullen worden. In de brief aan de Tweede Kamer van 8 april 20112 lezen de leden echter: «Doel van dit wetsvoorstel is om bij de belastingplichtigen die valutaverliezen op deelnemingen ten laste van de winst brengen eveneens de valutawinsten op deelnemingen in de heffing te betrekken». De leden van de CDA-fractie zijn dan ook niet overtuigd door het nader rapport en delen de mening van de Raad van State dat uit deze tekst niet duidelijk blijkt of alleen de valutawinst van de deelneming waarop het verlies is geleden in de heffing wordt betrokken, of de valutawinst van alle deelnemingen. De leden van de CDA-fractie willen daarom graag van de regering weten welke voor- en nadelen er kleven aan het verlenen van terugwerkende kracht aan een maatregel die valutawinsten op alle deelnemingen belast, terwijl dit niet duidelijk in het persbericht vermeld was.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Dezentjé Hamming-Bluemink

De adjunct-griffier van de commissie,

Giezen


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), voorzitter, Omtzigt, P.H. (CDA), Irrgang, E. (SP), Knops, R.W. (CDA), Neppérus, H. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Huizing, M.E. (VVD) en Schouten, C.J. (CU).

Plv. leden: Broeke, J.H. ten (VVD), Koppejan, A.J. (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Hijum, Y.J. van (CDA), Leegte, R.W. (VVD), Haverkamp, M.C. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Veen, E. van der (PvdA), Vacature SP, Grashoff, H.J. (GL), Schaart, A.H.M. (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koşer Kaya, F. (D66), Pechtold, A. (D66), Ziengs, E. (VVD) en Slob, A. (CU).

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 18.

Naar boven