32 814 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE1

Vastgesteld 16 april 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering om de vragen uiterlijk 8 mei 2012 te beantwoorden.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen van de gelegenheid gebruik maken de minister nog enkele vragen te stellen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog een beperkt aantal vragen over met name de zogenaamde «directe lijn».

De leden van de fractie van de PVV hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat het derde energiepakket maatregelen bevat om de kwaliteit van dienstverlening aan consumenten te verbeteren en er zorg voor te dragen dat consumenten kunnen profiteren van een concurrerende markt. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet. Met de wetswijziging worden een aantal Europese afspraken in de Nederlandse wet verankerd. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om een duidelijkheid te krijgen over een aantal punten en inzicht te krijgen in een aantal in het wetsvoorstel gemaakte keuzes.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet. De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal vragen.

Nationale regulerende instantie

De leden van de VVD-fractie constateren dat artikel 35 van de derde elektriciteitsrichtlijn2 gaat over de nationale regulerende instanties (in Nederland de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)) en onder andere voorschriften bevat over hun onafhankelijkheid. Het vierde lid schrijft voor dat de Lidstaten de onafhankelijkheid van deze instanties waarborgen en erover waken dat zij bij de uitvoering van hun taken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of private entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 37 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten (artikel 35 lid 4, laatste zin).

Naar de mening van de leden van de VVD-fractie is artikel 35 jo. artikel 37 derde elektriciteitsrichtlijn niet volledig geïmplementeerd in artikel 6 Elektriciteitswet, nu dit artikel luidt dat de minister zich onthoudt van instructies die op een individuele zaak betrekking hebben (lid 1). Ergo, algemene instructies zouden wel geoorloofd zijn, terwijl de richtlijn bepaalt dat toepassing van algemene beleidsrichtlijnen die geen verband houden met reguleringstaken (in Nederland van de NMa) onverlet worden gelaten. Met andere woorden: de minister moet zich onthouden van algemene beleidsrichtsnoeren die inbreuk maken op de onafhankelijkheid en autonomie van de nationale regulerende instantie (in casu de NMa). Nu de regering daar anders over denkt, is de vraag of de regering concrete voorbeelden kan geven van terreinen waarop de minister algemene beleidsregels zou willen kunnen uitvaardigen die betrekking hebben op de genoemde reguleringstaken.

Het is de leden van de PvdA-fractie niet helemaal duidelijk hoe zij nu de aard van de netbeheerders moeten duiden in het licht van de mededingingswetgeving. Netbeheerders concurreren zelf toch niet? Uiteraard moet de NMa er op toe zien dat er sprake is van vrije leverancierskeuze, maar wat is nu precies de rol van de NMa als het gaat om het netbeheer en kan de regering aangeven wat het belang is van deze rol? Welke maatschappelijke doelen worden daarmee beoogd?

De regering kiest ervoor om de bevoegdheid om ontheffingen te verlenen voor interconnectoren bij de minister neer te leggen, zo constateren de leden van de D66-fractie. Dit terwijl de Europese verordening aanstuurt op het neerleggen van deze bevoegdheid bij de nationale regulerende instantie, in casu de NMa. De leden van de fractie van D66 zouden de regering erkentelijk zijn indien zij de gemaakte keuze zou kunnen toelichten en zou kunnen verklaren waarom de NMa niet over deze ontheffingen moet gaan, zeker aangezien de besluiten waartoe de minister nu bevoegd is in feite uitzonderingen op de mededinging zijn. Gaat de regering ervan uit dat de minister ten aanzien van ontheffingen tot een ander oordeel zou komen dan de NMa?

Publieke aansturing en ordening

De leden van de D66-fractie constateren dat het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zich in het verleden actief bemoeide met de ordening van de Nederlandse energiesector en daarbij met name met investeringen in de energie-infrastructuur. De wens ook deze schakel van de keten door private partijen te laten oppakken, zoals door de wijzigingen ten aanzien van de interconnectoren wordt beoogd, is een breuk met die aanpak. Is de regering voornemens om in de toekomst ook andere onderdelen binnen de Nederlandse infrastructuur over te laten aan private partijen? Welke visie heeft de regering op de publieke aansturing en ordening van de Nederlandse energiesector?

Wat gaat Nederland doen om een Europees supernet voor groene stroom van de grond te krijgen, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks. Is het kabinet het met de Europese Commissie eens dat (onder andere) in dit verband publieke investeringen in het energienet nodig zijn?

Nationale koppen

De leden van de VVD-fractie vragen of artikel 86f Elektriciteitswet een nationale kop bevat nu dit artikel een meldingsplicht aan de minister bevat voor iedere wijziging met betrekking tot zeggenschap als bedoeld in artikel 26 Mededingingswet in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 250 MW (...) terwijl de ratio achter artikel 43 derde elektriciteitsrichtlijn is om een level playing field te creëren. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor artikel 66e Gaswet. Zou de meldingsplicht en toetsingsbevoegdheid niet beperkt moeten worden tot situaties waarin nog geen sprake is van een gelijk speelveld?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het wetsvoorstel een «nationale kop» bevat. Zo ja, (a) om welke artikelen of artikelonderdelen en welke precieze onderwerpen gaat het?; (b) welke zwaarwegende argumenten heeft de regering om ervan af te wijken een richtlijnimplementatie en een «kop» onder te brengen in afzonderlijke wetsvoorstellen (die eventueel gelijktijdig behandeld kunnen worden)?

Snelheid implementatie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom het zo lang heeft geduurd om het derde energiepakket ter implementatie aan de Kamer voor te leggen, en de Europese Commissie Nederland een ingebrekestellingsbrief heeft moeten sturen?

Gesloten distributiesysteem en directe lijn

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven wat precies de definitie is van een «directe lijn». De leden van de fractie van de PvdA constateren dat een directe lijn tussen producent en afnemer is toegestaan als het om ondernemingen gaat, maar niet als het om personen gaat. Kan de regering aangeven waarom dit onderscheid is gemaakt en wat het belang daar van is?

Tot nu toe werd de systematiek van de private netten gehanteerd. Kan de regering aangeven wat precies het verschil is tussen de systematiek van de private netten en die van de gesloten distributiesystemen?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat middels het amendement Leegte/Van der Werf3 een regeling voor directe lijnen in de wet is opgenomen. Hoe groot acht de regering het risico dat via deze regeling energie-intensieve bedrijven zich aan het net onttrekken als dat het goedkoopst is, en gebruik van het net maken als het duurder is om zelf infrastructuur aan te leggen? En dat deze bedrijven op deze wijze kosten voor het net afwentelen op andere bedrijven en consumenten? Hoe groot acht de regering het risico dat de verruiming van het begrip «directe lijn» via dit amendement ten koste zal gaan van publieke belangen en uitgangspunten zoals de waarborg van toegang tot de netten, leveringszekerheid, veiligheid en redelijke, transparante en kostengebaseerde tarieven? Hoe zal regulering, toezicht en rechtsbescherming voor de «directe lijnen» functioneren? Hoe wordt toezicht en handhaving vormgegeven? De minister gaf eerder aan het niet verantwoord te vinden zonder een nadere analyse van de effecten van de verruiming van de reikwijdte van het begrip «directe lijn» deze verruiming mogelijk te maken. Acht de regering de verruiming die mogelijk is gemaakt via het amendement nu wel verantwoord zonder deze analyse?

De omschrijving van «directe lijn» in het wetsvoorstel is onduidelijk, levert rechtsonzekerheid op en daarmee kans op geschillen. Hoe beoordeelt de regering de effecten van de onduidelijkheid van dit begrip in het wetsvoorstel?

Decentrale energieopwekking

De leden van de fractie van de PvdA zien een ontwikkeling dat steeds vaker consumenten van energie ook energie produceren. Zeker omdat het hier nagenoeg altijd om duurzame energie gaat, is dit een ontwikkeling die deze leden toejuichen. Daarbij ontstaan ook steeds vaker nieuwe collectiviteiten waarbij in een wijk gebruik gemaakt wordt van gezamenlijke ingekochte dan wel geproduceerde energie. Hierbij kan gedacht worden aan een met biogas gestookte centrale met als doel warmte of elektriciteit op te wekken, WWK of zonne-energiecentrales in gezamenlijk beheer en eigendom. Dergelijke lokale initiatieven die het karakter van een energiebedrijf hebben willen daarbij de zelf opgewekte energie ook zelf distribueren middels een zelf aan te leggen elektriciteitsnet. Zijn daar op dit moment mogelijkheden voor? Zijn daarvoor ook mogelijkheden ná implementatie van het derde energiepakket?

In het geval de regering deze mogelijkheden niet ziet, dan wel niet wenselijk vindt, is het dan niet zo dat de regering het beheer van netten de facto een publieke verantwoordelijkheid vindt? De leden van de fractie van de PvdA vragen zich dan af waarom de regering er dan niet voor kiest om het beheer in eigen hand te nemen.

De leden van de fractie van D66 missen de aanzet tot het decentraal opwekken van energie door particulieren in het wetsvoorstel, terwijl geconstateerd dient te worden dat een steeds groter aantal particuliere verbruikers zelf duurzame energie wil opwekken. Deze leden zouden graag van de regering willen vernemen waarom het decentraal opwekken van duurzame energie niet in het wetsvoorstel wordt aangemoedigd, zeker aangezien de regering haar (bijgestelde) doelstelling van 14 procent duurzame energie in 2020 met het huidige beleid niet zal halen. De leden van de fractie van D66 vragen de regering om die maatregelen te nemen, zodat decentrale energieopwekking door particulieren aantrekkelijk wordt. Is de regering hiertoe bereid? Om dit te kunnen bewerkstelligen is onder andere de ontwikkeling van aangepaste netten noodzakelijk. Hoe staat de regering tegenover de ontwikkeling van dergelijke netten?

Ook de leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen met betrekking tot decentrale energieopwekking. Waarom kiest de regering er niet voor met deze implementatie van het derde energiepakket decentrale energieopwekking te stimuleren? Bijvoorbeeld door een ruimere vrijstelling in de energiebelasting voor particulieren die zelf stroom opwekken?

Winsten en dividenden

De leden van de PVV-fractie constateren dat de landelijke netbeheerders van transportnetten voor gas en elektriciteit in Nederland onafhankelijk zijn gepositioneerd van productie en levering. Deze netbeheerders hebben een monopoliepositie per regio. De gehanteerde tarieven worden begrensd door de maximale tarieven, die bepaald worden door de NMa. Uit de groeiende nettowinsten van de netbeheerders kan geconcludeerd worden dat de gehanteerde tarieven te hoog zijn. De nettowinst van een netbeheerder als Alliander (ontstaan bij de splitsing van Nuon) bedraagt over 2011 228 miljoen euro tegenover over 2010 174 miljoen euro en over 2009 160 miljoen Euro. In procenten: een verhoging van 31% ten opzichte van 2010 en 42% ten opzichte van 2009.

Hoe ziet de regering deze winstontwikkeling? In ogenschouw nemende dat de consument geen keuze heeft voor wat betreft netbeheer, vindt de regering deze winstontwikkeling maatschappelijk verantwoord? Lijkt het er niet op dat de door de NMa vastgestelde maximumtarieven te hoog zijn?

Uit deze nettowinsten vloeien hoge bedragen aan dividend (Alliander 45%), zo constateren de leden van de PVV-fractie. De aandeelhouders zijn provincies en gemeenten. De aandeelhouders hebben het dividend nodig om de begroting sluitend te krijgen. Voor de Provincie Gelderland bedraagt het dividend over 2011, 46 miljoen Euro. Ter vergelijking: in 2004 bedroeg het dividend van Gelderland voor het niet gesplitste Nuon 47 miljoen Euro.

Aan de ene kant moeten de leveranciers elkaar beconcurreren, terwijl aan de andere kant de netbeheerder in een comfortabele positie kan ondernemen en het consumentenvoordeel kan afromen. Lijkt het er niet op dat de te hoge tarieven een geniepige belastingheffing zijn? Wat is de zienswijze van de regering?

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Kneppers-Heynert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heynert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), (vice-voorzitter), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), Klever (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Van Rey (VVD), Bröcker (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit.

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/12, 32 814, nr. 18.

Naar boven