32 814 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)

Nr. 17 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER WERF EN LEEGTE TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12

Ontvangen 27 februari 2012

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan, met inachtneming van bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie, bij wege van experiment worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2. Er kan uitsluitend toepassing worden gegeven aan het eerste lid indien het experiment bijdraagt aan ontwikkelingen op het gebied van de productie, het transport en de levering van decentraal opgewekte duurzame elektriciteit en elektriciteit.

  • 3. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald:

    • a. welke afwijking of afwijkingen van deze wet zijn toegestaan,

    • b. de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijking of afwijkingen en

    • c. de wijze waarop wordt vastgesteld of een afwijking aan haar doel beantwoordt, en of de tijdsduur daarvan aanpassing behoeft.

  • 4. Onze Minister zendt uiterlijk drie maanden na de beëindiging van een experiment een verslag over de doeltreffendheid en de effecten ervan, alsmede een standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 5. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

II

In artikel II wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Na paragraaf 1.1.a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1.1.b Duurzame decentrale experimenten

Artikel 1i

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan, met inachtneming van bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie, bij wege van experiment worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2. Er kan uitsluitend toepassing worden gegeven aan het eerste lid indien het experiment bijdraagt aan ontwikkelingen op het gebied van de decentrale productie, het transport en de levering van gas dat decentraal is opgewekt in een installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen.

  • 3. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald:

    • a. welke afwijking of afwijkingen van deze wet zijn toegestaan,

    • b. de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijking of afwijkingen en

    • c. de wijze waarop wordt vastgesteld of een afwijking aan haar doel beantwoordt, en of de tijdsduur daarvan aanpassing behoeft.

  • 4. Onze Minister zendt uiterlijk drie maanden na de beëindiging van een experiment een verslag over de doeltreffendheid en de effecten ervan, alsmede een standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 5. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting

De voorgestelde artikelen bevatten een regeling op grond waarvan op het gebied van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet bij wege van experiment kan worden afgeweken van deze wetten of de hierop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. De afwijking dient bij te dragen aan ontwikkelingen op het gebied van het decentraal opwekken van duurzame elektriciteit of duurzaam gas.

De aanwijzing van een experiment geschiedt bij algemene maatregel van bestuur. De experimenten kunnen een breed scala aan onderwerpen uit de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet betreffen en zeer verstrekkend zijn. Binnen de kaders die in het artikel zijn neergelegd is niets uitgesloten.

Aan het slot van het artikel is een evaluatiebepaling opgenomen. Een experiment dient op korte termijn te worden geëvalueerd. Dat is nodig om snel duidelijkheid te verkrijgen over het effect van het experiment en daarmee uitsluitsel over de vraag of het experiment – in andere vorm – moet worden voortgezet of niet. De betrokken minister dient zich daarover een oordeel te vormen en dat oordeel in de evaluatie te vermelden. Op deze manier worden experimenten kritisch gevolgd en is er een stimulans om steeds te toetsen of ze aan hun doelen beantwoorden.

Uiteindelijk kunnen experimenten er toe leiden dat duidelijk wordt dat voor bepaalde situaties een structurele wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet wenselijk is. De experimenten zullen hiervoor nuttige informatie kunnen opleveren, juist omdat op basis van de voorgestelde artikelen buiten de bestaande wettelijke kaders kan worden geëxperimenteerd.

Van der Werf Leegte

Naar boven