32 812 Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

Nr. 21 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 november 2013

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over het de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 oktober 2013 over het besluit tot wijziging van onder meer het Besluit kerndoelen WEC1 en het Onderwijskundig besluit WEC in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstuk 32 812, nr. 20). Bij brief van 28 november 2013 heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Zinkstok

Inhoud

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

     

1.

Algemeen

2

2.

Kerndoelen

3

3.

Inhoud ontwikkelingsperspectief

4

4.

Voorschriften voor specifieke uitstroomprofielen

5

5.

Administratieve lasten

5

     

II

Reactie van de staatssecretaris

5

I VRAGEN EN OPMERKINGEN UIT DE FRACTIES

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende besluit en zien aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

De genoemde leden merken op dat bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel dat de WEC wijzigde in verband met de kwaliteit van het vso2 3 is deze AMvB4 al aangekondigd. De belangrijkste onderdelen ervan zijn de algehele kwaliteit van het vso, het invullen van het ontwikkelingsperspectief en de rol van de ouders.

Deze leden merken op dat men het er tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel over eens was dat de kwaliteit van het vso tekortschoot. De invoering van het ontwikkelingsperspectief, zoals dat ook in het stelsel van passend onderwijs gebeurt, moest een flinke impuls leveren aan het verbeteren van de kwaliteit. De wet trad grotendeels al in augustus 2013 in werking, maar de AMvB wordt nu pas voorgehangen. Is er sprake van uitstel en wat was daar de reden voor? Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van het vso? De kwaliteit van deze scholen liet lang te wensen over en de vraag is of met de invulling van dit gedetailleerde (en toch open) kerndoelenbesluit die kwaliteit omhoog gaat.

De leden van de SP-fractie staan positief tegenover de invoering van de nieuwe kerndoelen voor het speciaal onderwijs. De combinatie van leergebied-overstijgende kerndoelen en specifieke uitstroomprofielen is volgens de leden een goede manier om recht te doen aan de verschillen tussen leerlingen in het speciaal onderwijs. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige besluit. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

Deze leden onderschrijven initiatieven om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren voor kinderen die extra zorg nodig hebben. Deze kwetsbare groep verdient het om zo goed mogelijk onderwijs te krijgen, zodat het gevoel van eigenwaarde bevorderd wordt. Voor leerlingen die geen regulier diploma kunnen halen komt er een landelijk vastgesteld getuigschrift. Deze leden verwachten dat deze maatregelen een emanciperend effect zullen hebben voor deze groep leerlingen. Daarnaast kan onderwijs dat beter gericht is op het behalen van een diploma of op het toeleiden naar werk, leiden tot een lagere instroom in de Wajong. Dat is positief, want ook voor deze groep mensen is het van belang dat zij participeren in de maatschappij. Het geeft hen het gevoel «erbij te horen». Daarom is het belangrijk dat de kerndoelen zijn uitgesplitst in drie uitstroomprofielen zodat de kinderen zoveel mogelijk worden voorbereid op hun vervolgstap.

De genoemde leden zijn van mening dat we te lang hebben toegestaan dat onderwijs op sommige scholen voor speciaal onderwijs onder de maat was. Te veel scholen kregen het predicaat «zwak» of «zeer zwak». Terecht hebben vorige kabinetten al onderkend dat het funest is voor kwetsbare kinderen om onderwijs van onvoldoende kwaliteit te krijgen. Het verkleint hun mogelijkheden voor een zelfstandige bijdrage aan de maatschappij.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende besluit. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

2. Kerndoelen

De leden van de SP-fractie vinden het een goede zaak dat de leergebied-specifieke kerndoelen voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs gelijk zijn aan de kerndoelen voor de onderbouw van het reguliere vo5. De leden vragen zich wel af in hoeverre leerlingen in het speciaal onderwijs op dit moment aan die kerndoelen kunnen voldoen bij het afsluiten van dat speciaal onderwijs. Ook vragen zij op welke types vervolgonderwijs leerlingen met dit profiel worden voorbereid.

Deze leden lezen dat het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel voorbereidt op een arbeidspositie. Zij vragen zich af hoe leerlingen die in dit profiel terechtkomen, verschillen van leerlingen die in het profiel dagbesteding terechtkomen, dan wel leerlingen die mogelijk een startkwalificatie zouden kunnen behalen. Ook vragen de leden of het voor leerlingen met dit profiel mogelijk zou zijn om alsnog hun reguliere startkwalificatie te behalen.

De genoemde leden zijn voorts blij met de vrijheid die scholen krijgen om tot op zekere hoogte te differentiëren in het aanbod van onderwijs in de Engelse taal. Deze optie achten zij eigenlijk noodzakelijk bij de meeste vormen van speciaal onderwijs.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er groot draagvlak is voor de kerndoelen in het veld en dat ze ook zijn vastgelegd in overleg met het veld. Deze leden vinden dat een goede gang van zaken en hopen dat dit navolging zal vinden. Wel vragen ze zich af of ten aanzien van het arbeidsmarktgerichte profiel ook vertegenwoordigers van de werkgevers zijn geconsulteerd. Zo ja, wat was hun visie? Ook vragen de genoemde leden een nadere toelichting van de staatssecretaris over de mate waarin de in het besluit beschreven kerndoelen daadwerkelijk bijdragen aan betere kwaliteit in het (v)so. Voorts zouden deze leden ook een nadere toelichting willen krijgen over de mate waarin scholen maatwerk kunnen bieden ten aanzien van de kerndoelen. Hoe groot is de vrijheid van scholen om deze zo goed mogelijk aan te passen aan het kind? Zijn er belemmeringen om echt individueel maatwerk te leveren? Op welke wijze wordt het behalen van de kerndoelen afgesloten, zo willen deze leden weten.

De leden van de D66-fractie lezen met instemming dat de kerndoelen binnen de uitstroomprofielen ruimte bieden om in te spelen op de individuele mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften van leerlingen. Juist voor leerlingen op het vso zijn op maat gemaakt onderwijs en begeleiding van groot belang.

De genoemde leden vragen voorts wat er met dit besluit voor leerlingen op vso-scholen in de praktijk gaat veranderen. Hoe hangt de onderverdeling in uitstroomprofielen samen met de verschillende clusters in het speciaal onderwijs, zo informeren zij.

Verder willen deze leden weten in hoeverre de kerndoelen worden gewijzigd. Kan de staatssecretaris dit toelichten? Hoe worden leraren betrokken bij deze veranderingen, zo vragen zij.

3. Inhoud ontwikkelingsperspectief

De leden van de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris kan aangeven of het uitstel van de onderhavige AMvB heeft geleid tot een betere aanpassing van de betreffende scholen. Hoe staat het nu met de kwaliteit en de voorbereiding op het invoeren van het ontwikkelingsperspectief? In hoeverre is er al ervaring met het ontwikkelingsperspectief in de praktijk? Is de inhoud van dit besluit ook aan ervaringsdeskundigen voorgelegd? Het is een vaak gehoorde klacht over het handelingsplan dat er sprake was van zinloze administratieve lasten. Deze leden zouden graag horen dat de reacties ten aanzien van het ontwikkelingsperspectief op dit punt verbeterd zijn.

De genoemde leden onderschrijven het besluit wat betreft het stimuleren van opbrengstgericht werken. Het onderwijs dient zo goed mogelijk aan te sluiten bij de mogelijkheden en kansen van deze leerlingen. Diegenen die daar het dichtst bij staan zijn de ouders. Tijdens de plenaire behandeling van de wet is aandacht gevraagd voor hun positie. In het kader van passend onderwijs is bijvoorbeeld aan een geschillenregeling gedacht indien ouders en school van mening verschillen. Hoe wordt dat aan de hand van dit besluit geregeld bij het voortgezet speciaal onderwijs en de invulling van het ontwikkelingsperspectief?

Voorts vragen deze leden waarom er in het kader van het reguliere onderwijs apart besloten wordt over de invulling van het ontwikkelingsperspectief en waarom dit niet in hetzelfde besluit kan worden vormgegeven.

De leden van de SP-fractie zetten vraagtekens bij de tussentijdse evaluatie van het ontwikkelingsperspectief. Volgens de toelichting zou dit minimaal één keer per jaar moeten gebeuren. Deze leden vragen wat dit voor gevolgen heeft voor leerlingen bij wie het ontwikkelingsperspectief eerder zou moeten worden aangepast, bijvoorbeeld omdat ze van school zijn gewisseld en de vorige school onvolledige informatie heeft aangeleverd. Kunnen leerlingen en/of ouders dan zelf het initiatief nemen tot het aanpassen van het ontwikkelingsperspectief? En hoe beoordeelt de staatssecretaris het risico op een te hoge wijzigingsfrequentie van het perspectief waardoor het zijn waarde zou kunnen verliezen? De leden vragen ook of hier een koppeling komt met het uitstroomprofiel.

De genoemde leden vragen verder wat voor gevolgen het voor leerlingen kan hebben als zij gedurende de opleiding veranderen van uitstroomprofiel. Zou dat kunnen leiden tot vertraging in de opleiding of tot de noodzaak tot aanpassingen in het curriculum van de school?

De leden van de CDA-fractie willen een nadere toelichting over de manier waarop wordt bepaald welk uitstroomprofiel een kind zal volgen. Wat is de rol van de ouders bij de keuze? Wat zijn de mogelijkheden van de ouders indien zij het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief dat is opgesteld voor hun kind? Wat gebeurt er als na de jaarlijkse evaluatie van het ontwikkelingsperspectief school en ouders van mening verschillen? Wat is de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij het ontwikkelingsperspectief en de veiligheidsmaatregelen ten aanzien van privacy daaromtrent, zo willen deze leden weten.

4. Voorschriften voor specifieke uitstroomprofielen

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er een onderscheid wordt gemaakt tussen leerlingen van 16 en 18 jaar met betrekking tot het eindexamen in het vavo6.

De leden van de SP-fractie vinden zij-instroom van gekwalificeerde vaklieden een grote aanwinst voor het onderwijs. Tegelijkertijd vinden zij echter dat het uitgangspunt moet blijven dat alle leraren bevoegd zijn of dat zo snel mogelijk worden. Les door onbevoegden moet in alle gevallen een uitzondering zijn.

Deze leden zijn enigszins bezorgd over de verlaging van de leeftijdsgrens voor het vavo-examen voor vso-leerlingen omdat uit de nota niet helemaal duidelijk wordt wat nou precies de reden is voor deze verlaging. Het mag niet zo zijn afstandsonderwijsinstellingen de taak van scholen in de buurt over gaan nemen.

De genoemde leden vragen voorts wat precies bedoeld wordt met de stelling dat het vso «erop gericht is» leerlingen «zoveel mogelijk deze referentieniveaus voor taal en rekenen te laten bereiken». Is de staatssecretaris ook van plan dit op enig moment om welke reden dan ook te gaan toetsen? Of gaat hij deze niveaus op een andere manier vaststellen, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre zij-instromers in beroepsgerichte vakken moeten aantonen dat zij over de pedagogisch-didactische vaardigheden beschikken om met deze groep kinderen om te gaan. Krijgen zij hierin extra begeleiding, zo vragen deze leden.

5. Administratieve lasten

De leden van de D66-fractie vragen waarom de procedure voor het verkrijgen van ontheffingen voor (delen van) kerndoelen op deze manier is ingericht, en om hoeveel leerlingen het ongeveer gaat. Waarop is het getal van 750 ontheffingen, zoals genoemd in de berekening van administratieve lasten, gebaseerd? Bestaat er in dit opzicht ook onderscheid tussen de verschillende profielen, is het bijvoorbeeld voor het uitstroomprofiel dagbesteding eenvoudiger om ontheffing aan te vragen dan voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, zo willen deze leden weten.

II REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

Hartelijk dank voor de reacties van de leden van de fracties van de VVD, de SP, het CDA en D66 op mijn brief van 2 oktober jl. (Kamerstuk 32 812, nr. 20). Graag wil ik in het kader van het schriftelijk overleg reageren op de vragen en opmerkingen op mijn brief. Ik houd hierbij de volgorde aan van de hierboven weergegeven vragen en opmerkingen.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie merken op dat de wet die de WEC wijzigde in verband met de kwaliteit van het vso grotendeels al in augustus 2013 in werking trad, maar de AMvB nu pas wordt voorgehangen. Is er sprake van uitstel en wat was daar de reden voor, zo vragen zij.

Er is geen sprake van uitstel. Het doorlopen van de totstandkomingsprocedure van de AMvB heeft onverhoopt langer geduurd.

Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van het vso, vragen genoemde leden voorts. De kwaliteit van deze scholen liet lang te wensen over en de vraag is of met de invulling van dit gedetailleerde (en toch open) kerndoelenbesluit die kwaliteit omhoog gaat, merken zij tevens op.

In het Onderwijsverslag over het schooljaar 2011–2012 signaleert de inspectie dat de kwaliteit van het (v)so aandacht behoeft. De (v)so-scholen zijn enthousiast aan het werk om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Kerndoelen leveren hieraan een bijdrage. Het geeft scholen houvast bij het vormgegeven van het onderwijsaanbod. Het so7 beschikte al over kerndoelen, met het vaststellen van de kerndoelen voor het vso worden nu ook de inhoudelijke kaders voor het onderwijsaanbod in het vso vastgelegd. Het doel hiervan is een doorgaande lijn te waarborgen van so naar vso en het vergroten van de kansen van leerlingen op maatschappelijke participatie door hun een gedegen voorbereiding te bieden op hun verwachte uitstroombestemming: een vervolgopleiding, de arbeidsmarkt of vormen van dagbesteding.

2. Kerndoelen

De leden van de SP-fractie vinden het een goede zaak, zo geven zij aan, dat de leergebied-specifieke kerndoelen voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs gelijk zijn aan de kerndoelen voor de onderbouw van het reguliere vo. Deze leden vragen zich wel af in hoeverre leerlingen in het speciaal onderwijs op dit moment aan die kerndoelen kunnen voldoen bij het afsluiten van dat speciaal onderwijs.

De leergebied-specifieke kerndoelen voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs gelden net als de kerndoelen voor het reguliere voortgezet onderwijs voor de eerste twee leerjaren. De leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs zullen net als de leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs worden voorbereid op het afleggen van een eindexamen en het behalen van een regulier vo-diploma. De leerlingen in het vso die dit en komende schooljaren examen doen, zijn goed voorbereid op de exameneisen. Scholen hanteren daarvoor, veelal in samenwerking met een reguliere school voor voortgezet onderwijs, een programma voor toetsing en afsluiting (PTA), waarin heel concreet is opgenomen welke onderdelen op welke wijze worden getoetst, zodat de leerlingen daar goed op voorbereid kunnen worden. Het PTA is onderdeel van het Examenreglement en wordt aan de Inspectie gezonden.

Genoemde leden vragen ook op welke types vervolgonderwijs leerlingen met dit profiel worden voorbereid.

Het diploma dat leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs behalen is een regulier vo-diploma. Met dat diploma kunnen de leerlingen, net als de leerlingen die het vo-diploma behalen in het reguliere voortgezet onderwijs, doorstromen naar mbo, hbo of wo.

De leden van de SP-fractie vragen zich voorts af hoe leerlingen die in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel terechtkomen, verschillen van leerlingen die in het profiel dagbesteding terechtkomen, dan wel leerlingen die mogelijk een startkwalificatie zouden kunnen behalen.

De leerlingen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel worden voorbereid op een functie op de arbeidsmarkt. De leerlingen in het uitstroomprofiel dagbesteding hebben zodanige ernstige vaak meervoudige beperkingen, dat zij zijn aangewezen op vormen van dagbesteding, waar soms heel eenvoudige arbeidsmatige activiteiten worden aangeboden. De leerlingen die een startkwalificatie kunnen halen beschikken over de (cognitieve) capaciteiten om onderwijs te kunnen volgen dat leidt tot een dergelijke kwalificatie.

Ook vragen deze leden of het voor leerlingen met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel mogelijk zou zijn om alsnog hun reguliere startkwalificatie te behalen.

Voor leerlingen in dit uitstroomprofiel die zich goed ontwikkelen is het mogelijk om tussentijds over te stappen naar het uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Ook zal een deel van deze groep aansluitend via het mbo of op latere leeftijd alsnog een startkwalificatie kunnen halen.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of ten aanzien van het arbeidsmarktgerichte profiel ook vertegenwoordigers van de werkgevers zijn geconsulteerd. Zo ja, wat was hun visie, vragen zij.

Bij de ontwikkeling van de kerndoelen voor het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel zijn de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven betrokken geweest. De kerndoelen voor het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel sluiten aan op de kwalificatiestructuur van het mbo en bieden daarmee volgens die kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een goede basis voor het vinden van een plek op de arbeidsmarkt.

Ook vragen de genoemde leden een nadere toelichting over de mate waarin de in het besluit beschreven kerndoelen daadwerkelijk bijdragen aan betere kwaliteit in het (v)so.

De kerndoelen dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit van het vso omdat zij de school en de leerkracht houvast bieden bij het inrichten van het onderwijsaanbod in de verschillende uitstroomprofielen. Met behulp van de kerndoelen kan de leerkracht het onderwijs doelgerichter vormgeven, hetgeen de kwaliteit ten goede komt.

Voorts zouden deze leden, zo geven zij aan, ook een nadere toelichting willen krijgen over de mate waarin scholen maatwerk kunnen bieden ten aanzien van de kerndoelen. Zij vragen hoe groot de vrijheid van scholen is om deze zo goed mogelijk aan te passen aan het kind en of er belemmeringen zijn om echt individueel maatwerk te leveren.

De kerndoelen zijn globaal geformuleerd. Zij bieden scholen ruimte om in te spelen op individuele mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften van leerlingen. De Wet kwaliteit (v)so geeft de bevoegde gezagsorganen de opdracht om de kerndoelen uit te werken voor de verschillende groepen leerlingen, daarnaast is in de wet geregeld dat voor leerlingen ontheffing kan worden verleend van onderdelen van het op de kerndoelen gebaseerde onderwijsprogramma. Naast maatwerk op groepsniveau, is derhalve maatwerk op het niveau van de individuele leerling mogelijk.

Op welke wijze wordt het behalen van de kerndoelen afgesloten, zo willen genoemde leden tevens weten.

Kerndoelen omschrijven op hoofdlijnen het onderwijsaanbod dat scholen moeten leveren. Kerndoelen geven geen niveaus aan. De leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs moeten net als de leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs voldoen aan de exameneisen om een diploma te kunnen halen. Het onderwijs in de profielen dagbesteding en arbeidsmarktgericht wordt niet afgesloten met een examen en diploma. De leerlingen in deze profielen krijgen ter afsluiting een getuigschrift mee, waarop is vermeld waaraan zij op het vso hebben gewerkt. Het overgangsdocument dat deze leerlingen bij het verlaten van de school meekrijgen biedt ruimte om de kennis en de vaardigheden van de leerling te beschrijven.

De leden van de D66-fractie vragen wat er met dit besluit voor leerlingen op vso-scholen in de praktijk gaat veranderen.

De leerlingen krijgen een veel beter op hun mogelijkheden afgestemd onderwijsaanbod. Leerlingen volgen op basis van hun ontwikkelingsperspectief onderwijs in een uitstroomprofiel. Voorheen waren er geen uitstroomprofielen met een eigen programma. Met als gevolg dat leerlingen niet altijd het op hun capaciteiten toegesneden aanbod kregen.

Hoe hangt de onderverdeling in uitstroomprofielen samen met de verschillende clusters in het speciaal onderwijs, zo informeren genoemde leden.

De onderverdeling in uitstroomprofielen staat los van de indeling in clusters. De uitstroomprofielen betreffen de inhoud van het onderwijs, de clusters betreffen de beperking van leerlingen. Binnen alle clusters kunnen de verschillende uitstroomprofielen worden aangeboden, al zal het wel zo zijn dat een uitstroomprofiel vaker aan de orde zal zijn bij leerlingen met de ene beperking dan bij leerlingen met een andere beperking. Zo zal in cluster 3 voor zeer moeilijk lerende kinderen vooral het onderwijs in de profielen dagbesteding en arbeidsmarktgericht aansluiten op het ontwikkelingsperspectief, terwijl in cluster 3 voor lichamelijk gehandicapte leerlingen ook het uitstroomprofiel vervolgonderwijs aan de orde zal zijn.

Verder willen deze leden weten in hoeverre de kerndoelen worden gewijzigd. Kan dit worden toegelicht en hoe worden leraren betrokken bij deze veranderingen, zo vragen zij.

De AMvB stelt kerndoelen voor het vso vast. Indien in de toekomst aanleiding zal bestaan om de kerndoelen te wijzigen, zullen net als nu bij de ontwikkeling van de kerndoelen is gebeurd, leerkrachten worden betrokken via internetpanels, werkgroepen en consultatieronden.

3. Inhoud ontwikkelingsperspectief

De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven of het uitstel van de onderhavige AMvB heeft geleid tot een betere aanpassing van de betreffende scholen.

Er is geen sprake van uitstel. Het doorlopen van de totstandkomingsprocedure van de AMvB heeft onverhoopt langer geduurd. De scholen zijn door middel van publicaties en (regionale) bijeenkomsten geïnformeerd over en betrokken bij de invoering van de voorgenomen regelgeving.

Hoe staat het nu met de kwaliteit en de voorbereiding op het invoeren van het ontwikkelingsperspectief, vragen deze leden voorts. Tevens willen zij weten in hoeverre er al ervaring is met het ontwikkelingsperspectief in de praktijk.

Veel scholen zijn vorig schooljaar al begonnen met het ontwikkelingsperspectief, men is er duidelijk mee aan de slag gegaan. Zowel van scholen als van ouders zijn positieve berichten ontvangen over dit nieuwe instrument.

De leden van genoemde fractie vragen of de inhoud van dit besluit ook aan ervaringsdeskundigen is voorgelegd. Zij merken op dat het een vaak gehoorde klacht over het handelingsplan is dat er sprake was van zinloze administratieve lasten. Deze leden zouden graag horen, zo geven zij aan, dat de reacties ten aanzien van het ontwikkelingsperspectief op dit punt verbeterd zijn.

Over de inhoud van dit besluit, zowel over de kerndoelen als over de inhoud van het ontwikkelingsperspectief, zijn verschillende partijen, waaronder ervaringsdeskundigen, geconsulteerd. De openbare internetconsulatie bood ook degenen die niet direct betrokken waren de mogelijkheid om te reageren. De geconsulteerde vertegenwoordigers zien de vermindering van de administratieve lasten als een belangrijk voordeel. Het ontwikkelingsperspectief behoeft immers niet elk jaar voor elke leerling te worden vastgesteld. Daarbij geven zij ook aan dat dit instrument betere handvatten geeft voor de dagelijkse onderwijspraktijk.

Genoemde leden merken op dat tijdens de plenaire behandeling van de wet aandacht is gevraagd voor de positie van de ouders. In het kader van passend onderwijs is bijvoorbeeld, zo merken zij tevens op, aan een geschillenregeling gedacht indien ouders en school van mening verschillen. Hoe wordt dat aan de hand van dit besluit geregeld bij het voortgezet speciaal onderwijs en de invulling van het ontwikkelingsperspectief, zo willen deze leden weten.

Onderhavig besluit regelt welke informatie het ontwikkelingsperspectief ten minste dient te bevatten. Het overleg tussen ouders en school over het ontwikkelingsperspectief is – zo is opgenomen in de wet – gericht op het bereiken van overeenstemming tussen ouders en school. Mocht er toch een verschil van opvatting blijven, dan kunnen de ouders zich dit schooljaar wenden tot de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief (artikel 45 WEC). Met ingang van volgend schooljaar kunnen zij zich wenden tot de landelijke geschillencommissie passend onderwijs.

Voorts vragen deze leden waarom er in het kader van het reguliere onderwijs apart besloten wordt over de invulling van het ontwikkelingsperspectief en waarom dit niet in hetzelfde besluit kan worden vormgegeven.

Deze AMvB is een uitwerking van bepalingen in de Wet kwaliteit (v)so. De uitwerking van de bepalingen over het reguliere onderwijs worden net als andere bepalingen ter uitwerking van de Wet passend onderwijs meegenomen in de AMvB ter uitvoering van de Wet passend onderwijs. De uitwerking in beide AMvB’s gebeurt in nauwe afstemming en samenhang.

De leden van de SP-fractie merken op dat volgens de toelichting tussentijdse evaluatie van het ontwikkelingsperspectief minimaal één keer per jaar zou moeten gebeuren. Deze leden vragen wat dit voor gevolgen heeft voor leerlingen bij wie het ontwikkelingsperspectief eerder zou moeten worden aangepast, bijvoorbeeld omdat ze van school zijn gewisseld en de vorige school onvolledige informatie heeft aangeleverd. Kunnen leerlingen en/of ouders dan zelf het initiatief nemen tot het aanpassen van het ontwikkelingsperspectief, zo vragen zij tevens.

Het ontwikkelingsperspectief moet, zo is vastgelegd in de wet, ten minste één keer per schooljaar worden geëvalueerd. Als er aanleiding is om tussentijds, los van de jaarlijkse evaluatie, tot bijstelling over te gaan, dan kan dat. Leerlingen of ouders kunnen hiertoe zelf het initiatief nemen door in overleg te gaan met de school.

Genoemde leden vragen voorts hoe de staatssecretaris het risico beoordeelt op een te hoge wijzigingsfrequentie van het perspectief waardoor het zijn waarde zou kunnen verliezen. Zij vragen ook of hier een koppeling komt met het uitstroomprofiel.

Een te hoge wijzigingsfrequentie zal voorkomen moeten worden. Dit komt het planmatig werken niet ten goede. Het is derhalve van belang dat keuzes die met betrekking tot het ontwikkelingsperspectief worden gemaakt, weloverwogen zijn. Ik twijfel er niet aan dat scholen en ouders samen een goed onderbouwde keuze zullen maken. Wat betreft de koppeling met het uitstroomprofiel regelt onderhavig besluit het volgende. Het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen in het speciaal onderwijs dient ten minste informatie te bevatten over naar welk uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs uitstroom van de leerling wordt verwacht, dan wel of uitstroom naar het reguliere voortgezet onderwijs wordt verwacht. Het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs bevat ten minste informatie over naar welk vervolgonderwijs, naar welke soort arbeid of naar welke vorm van dagbesteding uitstroom van de leerling wordt verwacht, waarmee de relatie wordt gelegd met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel respectievelijk het uitstroomprofiel dagbesteding.

De leden van de SP-fractie vragen verder wat voor gevolgen het voor leerlingen kan hebben als zij gedurende de opleiding veranderen van uitstroomprofiel. Zou dat kunnen leiden tot vertraging in de opleiding of tot de noodzaak tot aanpassingen in het curriculum van de school, zo willen deze leden weten.

Het tussentijds wisselen van uitstroomprofiel kan leiden tot vertraging, maar dat hoeft niet. De kerndoelen in de verschillende uitstroomprofielen zijn op elkaar afgestemd. Daarmee wordt een overstap vergemakkelijkt.

De leden van de CDA-fractie geven aan dat zij een nadere toelichting willen over de manier waarop wordt bepaald welk uitstroomprofiel een kind zal volgen. Zij vragen wat de rol van de ouders is bij de keuze.

De keuze welk uitstroomprofiel de leerling zal volgen, vloeit voort uit het ontwikkelingsperspectief. Het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs bevat ten minste informatie over naar welk vervolgonderwijs, naar welke soort arbeid of naar welke vorm van dagbesteding uitstroom van de leerling wordt verwacht, waarmee de relatie wordt gelegd met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel respectievelijk het uitstroomprofiel dagbesteding. De vso-school stelt het ontwikkelingsperspectief vast na advies van de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek, en nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders. Ouders worden betrokken bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief en hun opvattingen worden meegenomen bij het vaststellen ervan.

Genoemde leden vragen tevens wat de mogelijkheden zijn van de ouders indien zij het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief dat is opgesteld voor hun kind. Ook vragen deze leden wat er gebeurt als na de jaarlijkse evaluatie van het ontwikkelingsperspectief school en ouders van mening verschillen.

Als ouders en de school van mening verschillen over het ontwikkelingsperspectief dan wel over het bijstellen ervan na de jaarlijkse evaluatie, en men weet er onderling niet uit te komen, dan kunnen ouders zich dit schooljaar wenden tot de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief. Met ingang van volgend schooljaar kunnen ouders zich wenden tot de landelijke geschillencommissie passend onderwijs.

Wat is de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij het ontwikkelingsperspectief en de veiligheidsmaatregelen ten aanzien van privacy daaromtrent, zo willen de leden van de CDA-fractie voorts weten.

De inspectie ziet erop toe dat scholen voor de leerlingen een ontwikkelingsperspectief vaststellen. Op het ontwikkelingsperspectief is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing, die onder andere voorschriften over veiligheidsmaatregelen bevat. Scholen zijn en worden hierover geïnformeerd.

4. Voorschriften voor specifieke uitstroomprofielen

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er een onderscheid wordt gemaakt tussen leerlingen van 16 en 18 jaar met betrekking tot het eindexamen in het vavo.

De leden van de SP-fractie merken op enigszins bezorgd te zijn over de verlaging van de leeftijdsgrens voor het vavo-examen voor vso-leerlingen omdat, zo vervolgen zij, uit de nota niet helemaal duidelijk wordt wat nou precies de reden is voor deze verlaging. Het mag niet zo zijn dat afstandsonderwijsinstellingen de taak van scholen in de buurt over gaan nemen, zo geven zij aan.

In reactie op deze vraag van de leden van de VVD-fractie en op deze opmerkingen van de leden van de SP-fractie het volgende. Het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is in beginsel bedoeld voor personen van 18 jaar en ouder. In het reguliere voortgezet onderwijs bestaat voor leerlingen van 16 jaar en ouder de mogelijkheid om via het volwassenenonderwijs een diploma te halen als dat in het gewone voortgezet onderwijs om diverse redenen niet lijkt te lukken. Omdat dit eveneens voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs kan gelden, is besloten analoog aan het reguliere voortgezet onderwijs een dergelijke mogelijkheid te creëren. Leerlingen in het vso konden op het vavo al een deel van het vso-onderwijsprogramma volgen, en krijgen nu de mogelijkheid om een diploma te halen via datzelfde vavo. De overeenkomst die tussen de school en het vavo ter zake moet worden gesloten, omvat in elk geval, zo bepaalt artikel 14b WEC, welke begeleiding door de school aan de leerlingen wordt verzorgd ten behoeve van de deelname aan de examens. Om oneigenlijk gebruik van deze mogelijkheid te voorkomen – personen van 18 jaar en ouder kunnen zich immers rechtstreeks bij het vavo inschrijven en dienen dan het wettelijke verschuldigde lesgeld te betalen – geldt voor vso-leerlingen van 18 jaar en ouder dat zij onafgebroken in het vso ingeschreven moeten staan. Leerlingen in het vso zijn geen lesgeld verschuldigd.

De leden van de SP-fractie vragen wat precies bedoeld wordt met de stelling dat het vso «erop gericht is» leerlingen «zoveel mogelijk deze referentieniveaus voor taal en rekenen te laten bereiken». Zij vragen of de staatssecretaris ook van plan is dit op enig moment om welke reden dan ook te gaan toetsen. Of gaat hij deze niveaus op een andere manier vaststellen, zo vragen deze leden.

Onderhavig besluit stelt voor het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen vast op niveau 1F. Uit de wet volgt dat het onderwijs in dat arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel erop gericht is dat leerlingen zoveel mogelijk die referentieniveaus bereiken (artikel 14b, tiende lid, WEC). Voor betreffende leerlingen gelden, net als in het praktijkonderwijs, de referentieniveaus derhalve als streefniveau. Scholen zullen er in dit verband naar streven dat leerlingen zoveel mogelijk dit niveau halen. Door middel van op de leerlingen in dit profiel afgestemde toetsen kan men laten zien waar de leerling staat ten opzichte van deze niveaus.

Voor de leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs geldt, net als voor leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs, dat de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen zijn verwerkt in het eindexamen. Voor leerlingen in het uitstroomprofiel dagbesteding zijn geen referentieniveaus van toepassing, dat neemt niet weg dat scholen deze niveaus en afleidingen daarvan wel als uitgangspunt van het onderwijs kunnen nemen.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre zij-instromers in beroepsgerichte vakken moeten aantonen dat zij over de pedagogisch-didactische vaardigheden beschikken om met deze groep kinderen om te gaan. Krijgen zij hierin extra begeleiding, zo vragen deze leden.

In de generieke kennisbasis zijn de voor de beroepsuitoefening benodigde pedagogische en didactische competenties vastgelegd. De vakkennis en de vaardigheden die de student in de beroepsopleiding opdoet zijn nu meer dan voorheen gericht op de specifieke leervragen van leerlingen. Een zij-instromer die een tweedegraads lerarenopleiding doet en daar kiest voor de afstudeerrichting beroepsonderwijs, krijgt in zijn programma aandacht voor de pedagogische en didactische vaardigheden om met leerlingen in het beroepsonderwijs om te gaan. Daar is door de toevoegingen die aan de generieke kennisbasis zijn gedaan nu ruim aandacht voor. Met deze basisvaardigheden kan de leraar zich met ondersteuning in de praktijk van het voortgezet speciaal onderwijs verder ontwikkelen in het afstemmen van het onderwijsaanbod op deze specifieke groep leerlingen.

5. Administratieve lasten

De leden van de D66-fractie vragen waarom de procedure voor het verkrijgen van ontheffingen voor (delen van) kerndoelen op deze manier is ingericht, en om hoeveel leerlingen het ongeveer gaat. Waarop is het getal van 750 ontheffingen, zoals genoemd in de berekening van administratieve lasten, gebaseerd? Bestaat er in dit opzicht ook onderscheid tussen de verschillende profielen, is het bijvoorbeeld voor het uitstroomprofiel dagbesteding eenvoudiger om ontheffing aan te vragen dan voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, zo willen deze leden weten.

De procedure die in het reguliere voortgezet onderwijs bestaat om af te kunnen wijken van het op kerndoelen gebaseerde onderwijsprogramma geldt ook voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs. De procedure die onderhavig besluit bevat voor het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel en voor het uitstroomprofiel dagbesteding om af te kunnen wijken van het op kerndoelen gebaseerde programma, is geharmoniseerd met die procedure. De ene procedure is derhalve niet eenvoudiger dan de andere. Het getal van 750 leerlingen is een inschatting gebaseerd op de ervaringen van de Inspectie met soortgelijke procedures.


X Noot
1

WEC: Wet op de expertisecentra.

X Noot
2

vso: voortgezet speciaal onderwijs

X Noot
3

Kamerstuk 32 812.

X Noot
4

AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur.

X Noot
5

vo: voortgezet onderwijs.

X Noot
6

vavo: voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

X Noot
7

so: speciaal onderwijs

Naar boven