32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juli 2011

Op 29 januari 2011 wijdde KRO Reporter een uitzending aan mogelijke misstanden rond orthopeden en de medische hulpmiddelenindustrie. Naar aanleiding van deze uitzending heb ik uw mondelinge vragen tijdens het vragenuur van 1 februari 2011 beantwoord (Handelingen II 2010/11, nr. 46, item 8, blz. 14–15). Hierop zijn er schriftelijke vragen (2011Z02112) gesteld door Kamerlid Leijten (SP) over ditzelfde onderwerp. In mijn beantwoording van deze vragen van 8 maart 2011 (TK 2010–2011, nr. 1730) heb ik u toegezegd dat ik uw Kamer zou informeren over de resultaten van het onderzoek van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) naar de feiten ten aanzien van contacten die er zouden zijn tussen orthopeden en de medische hulpmiddelenindustrie. Ik heb recent de resultaten van dit onderzoek ontvangen, en wil u daarover informeren.

Onderzoeksresultaten NOV

Er werd in de uitzending van KRO Reporter een beeld neergezet waarin orthopeden relaties zouden hebben met medische hulpmiddelenbedrijven en dat er weinig controle zou zijn op de kwaliteit van medische hulpmiddelen. De sterke suggestie van KRO Reporter was dat orthopedisch chirurgen keuzes tijdens de behandeling van een patiënt mede zouden baseren op het eigen belang. De NOV meldt dat haar uitgangspunt is dat de orthopedisch chirurg zorg en verantwoordelijkheid draagt voor de patiënt en zich daarbij oprecht en onafhankelijk opstelt; zijn onafhankelijkheid moet te allen tijde gewaarborgd zijn. De uitzending was derhalve aanleiding voor de NOV om onderzoek te doen naar de feiten ten aanzien van de contacten tussen orthopeden en de medische hulpmiddelenindustrie.

Het bestuur van de NOV heeft per e-mail contact gezocht met haar leden en hen verzocht om contacten met medische hulpmiddelenbedrijven te melden. Dit verzoek is twee maal per e-mail herhaald en ook uitdrukkelijk gemeld op het jaarcongres van orthopeden eind januari, zo bleek uit navraag bij de NOV. Op het verzoek zijn uiteindelijk, uit 597 in de patiëntenzorg actieve orthopeden, 55 meldingen binnengekomen van samenwerking met medische hulpmiddelenbedrijven. Het zou daarbij gaan om activiteiten als scholing, productontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek. De NOV meldt dat deze activiteiten vallen binnen de kaders van de eigen gedragscode voor contacten met de industrie, die sinds 2006 binnen de NOV wordt gehanteerd.

Het onderzoek van de NOV laat zien dat het aantal contacten redelijk overeen lijkt te komen met de inschatting die in de uitzending van KRO Reporter werd gemaakt. De activiteiten die door orthopeden aan de NOV werden gemeld (scholing, productontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek) zijn gangbaar, en vallen bovendien binnen de kaders van de gedragscode voor relaties met bedrijven die de orthopeden zichzelf sinds 2006 opleggen.

De NOV heeft mij laten weten naar aanleiding van dit onderzoek te willen kijken of de eigen gedragsregels die in 2006 werden vastgesteld nog up-to-date zijn. Ook is contact opgenomen met de medische hulpmiddelenindustrie om te kijken naar compatibiliteit van deze gedragsregels en de gedragscodes die nu reeds in de sector aanwezig zijn. Tot slot geeft de NOV aan beter te kijken of de bedrijven waarmee wordt samengewerkt lid zijn van koepelorganisaties in de medische hulpmiddelensector en de bijbehorende gedragscode volgen.

Standpunt

Allereerst vind ik het een goede zaak dat de NOV haar eigen gedragsregels aan een kritische blik onderwerpt en bekijkt of de partijen waar orthopeden mee samenwerken ook oog hebben voor de geldende gedragsregels. Deze beroepsgroep laat daarmee zien dat zij oog heeft voor de eigen rol en verantwoordelijkheid in deze, wat ik een positief gegeven vind.

Ik heb in de beantwoording van de schriftelijke vragen van mevrouw Leijten aangegeven dat ik het belangrijk vind dat er duidelijkheid komt ten aanzien van de feiten achter contracten tussen orthopeden en bedrijven, zoals die in de uitzending van KRO Reporter aan de orde zijn geweest. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de NOV niet een groot en diepgravend onderzoek heeft uitgevoerd naar deze feiten. Daar is zij als wetenschappelijke vereniging ook niet voor toegerust. Ondanks dat in het rapport niet tot stevige conclusies wordt gekomen, vind ik het belangrijk om dit onderzoek mee te nemen in mijn overwegingen.

De relaties die door de NOV in haar onderzoek zijn gevonden zijn relaties tussen artsen en bedrijven waar de maatschappij ook de vruchten van kan plukken. Zaken als productontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek, waarvoor contacten tussen artsen en industrie noodzakelijk zijn, zorgen ervoor dat zorg beter wordt. Ik vind relaties tussen artsen en bedrijven daarom belangrijk, maar het moeten wel gezonde relaties zijn. Ondanks dat het onderzoek van de NOV niet heeft kunnen uitsluiten dat ongewenste gedragingen voorkomen, denk ik niet dat het beeld van relaties tussen orthopeden en de medische hulpmiddelenindustrie dat werd geschilderd in de uitzending van KRO Reporter volledig juist is. Wel is het zo dat het onderzoek van de NOV laat zien dat er geen passende structuur is in geval van eventuele incidenten. In dergelijke gevallen moet helder zijn welke regels er gelden. Ik ben daarom gesterkt in mijn overtuiging dat er een robuuste gedragscode voor de medische hulpmiddelensector moet komen.

Koepelorganisaties in de medische hulpmiddelensector werken, mede op aandringen van mijn ambtsvoorganger, al aan een gedragscode voor medische hulpmiddelenbedrijven over omgang met artsen. Ik vind het belangrijk dat de uiteindelijke code door de hele medische hulpmiddelensector wordt gedragen. De gedragscode zal per 1 januari 2012 operationeel zijn. Daarnaast heb ik met de koepelorganisaties afgesproken dat er aandacht zal zijn voor naleving van de code en toezicht daarop, en voor doorontwikkeling van de gedragscode. Een belangrijk onderdeel van deze doorontwikkeling is aandacht voor de rol en verantwoordelijkheden van zorgverleners en andere belanghebbende partijen.

Zoals ik ook in het AO Geneesmiddelenbeleid op 25 mei 2011 heb aangegeven, moet de medische hulpmiddelensector op dit onderwerp een grote stap maken. Ik zal dit traject nauwlettend blijven volgen en zal u nader infomeren zodra de code beschikbaar is.

De minister van Volksgezondheid,Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Naar boven