32 800 Maatregelen op het gebied van autobelastingen («Autobrief»)

Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2011

Door middel van deze brief informeer ik u dat de ministerraad vandaag ingestemd heeft met het treffen van wet- en regelgeving om het privégebruik van een auto van de zaak op een andere wijze in de btw-heffing te betrekken.

Aanleiding hiervoor is de uitspraak van de Rechtbank Haarlem van 1 juni 2011 die in het uiterste geval tot gevolg zou kunnen hebben dat er geen btw geheven kan worden over het privégebruik van een auto van de zaak. Dit zou dan leiden tot een budgettaire derving van circa € 0,5 mld. per jaar. Het risico dat de btw-correctie voor privégebruik van de auto van de zaak niet kan worden gehandhaafd terwijl de Europese regelgeving daartoe wel dwingt, acht ik – mede gelet op de grote budgettaire gevolgen – onacceptabel.

Ik heb u hierover reeds bericht in mijn reactie d.d. 14 juni 2011, (Kamerstuk 32 800, nr. 2) op uw verzoek 2011D30573.

Om de mogelijke budgettaire derving zo snel als mogelijk een halt te kunnen toeroepen zal per vrijdag 1 juli a.s. wet- en regelgeving wijzigen. Onderdeel van die aanpassingen is een wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 waartoe later dit jaar een wetsvoorstel zal worden ingediend. Daarbij zal er in worden voorzien dat die wijziging bij de inwerkingtreding zal terugwerken tot 1 juli 2011.

Met ingang van 1 juli 2011 verdwijnt het onderscheid in de btw-heffing tussen het privégebruik van een auto van de zaak door ondernemers en werknemers. Het privégebruik van een auto van de zaak wordt voortaan – als deze kostenloos ter beschikking wordt gesteld – als fictieve dienst belast naar het werkelijke privégebruik van de auto. Daarbij wordt woon-werkverkeer conform de BTW-Richtlijn gezien als privégebruik. De btw-heffing is vanaf 1 juli 2011 dus niet langer gekoppeld aan de hoogte van de bijtelling en onttrekking in de loon- en inkomstenbelasting, zoals nu nog het geval is. Om de administratieve lasten en uitvoeringskosten te verminderen, wordt goedgekeurd dat een forfaitair percentage van de catalogusprijs (incl. btw en bpm) van de auto als btw-correctie in aanmerking genomen mag worden. Dit nog voor 1 juli 2011 te bepalen forfaitaire percentage zal overeenkomen met de verschuldigde btw op het gemiddelde werkelijke privégebruik. Om te voorkomen dat de btw-heffing ontgaan kan worden door de auto niet kostenloos, maar tegen een te lage vergoeding ter beschikking te stellen voor het privé gebruik, zal een antimisbruikmaatregel getroffen worden. Deze zal eveneens per 1 juli 2011 gaan gelden.

Voor bovenstaande maatregelen worden in wet- en regelgeving de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1. het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 wordt gewijzigd in die zin dat het ter beschikking stellen van een personenauto en bestelauto aan het personeel van de aftrekbeperking van dit besluit zal worden uitgezonderd. Conform artikel 16, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), zal deze wijziging met een voorstel van wet tot goedkeuring van dat besluit voor het eind van het jaar aan de Tweede Kamer worden gezonden;

  • 2. artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 wordt gewijzigd in die zin dat de koppeling met de onttrekking voor de inkomstenbelasting komt te vervallen.

    Door de wijzigingen onder 1 en 2 genoemd, wordt conform de BTW-richtlijn zowel voor het privé gebruik, waaronder woon-werkverkeer, van de auto door de ondernemer als zijn personeel aangesloten bij de correctie via de fictieve dienst van artikel 4, tweede lid, van de Wet OB, in geval deze auto om niet ter beschikking wordt gesteld. De aftrek van voorbelasting wordt dan via de heffing over deze dienst gecorrigeerd naar het werkelijke gebruik dat van de auto voor privédoeleinden wordt gemaakt;

  • 3. uit oogpunt van het beperken van administratieve lasten en uitvoeringskosten wordt tegelijkertijd via een beleidsbesluit de mogelijkheid geboden om voor deze fictieve dienst de verschuldigde btw niet op basis van het werkelijk gebruik, maar via een forfait te laten plaatsvinden. Dit forfait zal een forfaitair percentage van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm) van de auto zijn dat overeenkomt met de verschuldigde btw op het gemiddelde werkelijke privégebruik.

  • 4. de beoogde wetswijziging ziet op een aanvulling in de Wet OB in die zin dat – gebaseerd op een kan-bepaling in de BTW-Richtlijn – de maatstaf van heffing voor de omzetbelasting op de zogenoemde normale waarde kan worden vastgesteld, dit ter voorkoming van het ontgaan van een reële heffing voor het privé gebruik van de auto.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

Naar boven