32 798 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 april 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft in haar vergaderingen van 14 februari en 6 maart 2012 gesproken over de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 februari 2012 over het stelsel van kindregelingen. Het betreft een reactie op een toezegging2 die geregistreerd is naar aanleiding van het debat over de wijziging Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuinigingen (32 798) op 6 december 2011. De leden van de fracties van PvdA en ChristenUnie hebben naar aanleiding van deze brief nog enige vragen die zijn opgenomen in de brief aan de minister van 20 maart 2012.

De minister heeft op 20 april 2012 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Den Haag, 20 maart 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar vergaderingen van 14 februari en 6 maart 2012 gesproken over uw brief van 8 februari 2012 over het stelsel van kindregelingen. Het betreft een reactie op een toezegging2 die geregistreerd is naar aanleiding van het debat over de wijziging Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuinigingen (32 798) op 6 december 2011. De leden van de fracties van PvdA en ChristenUnie hebben naar aanleiding van uw brief nog enige vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de voornemens van de regering met betrekking tot de sanering en het terugbrengen van het aantal kindregelingen. De brief roept bij deze leden op een viertal onderdelen vragen op.

Ten eerste waarderen de leden van deze fractie het inzicht dat wordt gegeven in de veranderingen voor alleenstaande ouders naar inkomenshoogte. Graag ontvangen zij een vergelijkbaar overzicht van de effecten voor gezinnen naar inkomenshoogte.

Ten tweede geeft u in uw brief aan dat een uitgangspunt voor de voornemens is dat werk moet lonen. Kunt u inzicht geven in de verwachte, gecumuleerde effecten op de arbeidsparticipatie van de voornemens met betrekking tot de sanering en het terugbrengen van het aantal kindregelingen?

Ten derde is de regering voornemens om de ouderschapsverlofkorting af te schaffen. De ouderschapsverlofkorting blijkt niet te leiden tot een toenemend aantal afspraken tussen de sociale partners over loondoorbetaling bij de opname van ouderschapsverlof. Deze afspraken zijn blijkens uw brief nagenoeg beperkt gebleven tot de sectoren overheid en onderwijs. Acht u het wenselijk dat afspraken tussen de sociale partners over loondoorbetaling bij de opname van ouderschapsverlof worden gemaakt? Zo ja, hoe denkt u dit dan te stimuleren?

Ten slotte geeft u in de brief aan voornemens te zijn om de aftrek levensonderhoud kinderen af te schaffen, aangezien vooral gescheiden ouders profiteren van deze regeling. De regering is van mening dat er geen reden is voor deze extra compensatie. Bent u dan van mening dat de kosten voor het levensonderhoud van kinderen gelijk zijn voor samenwonende en gescheiden ouders? Zo nee, welke plannen zijn er om gescheiden ouders te compenseren voor de extra kosten?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen wijzigingen rond de kindregelingen. De leden van deze fractie informeren of er sprake zal zijn van een integrale overkoepelende regeling en verbinden daaraan de vraag wanneer de regeling aan het parlement zal worden voorgelegd. Graag zien zij ook een becijfering van de participatie-effecten van de nieuwe regeling, uitgesplitst naar huishoudens- en inkomensgroepen.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Dr. Joyce Sylvester

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij bij brief van 20 maart jl. vragen gesteld over mijn brief van 8 februari 2012 over het stelsel van kindregelingen. Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op deze vragen.

Vraag

De leden van de fractie van de PvdA vragen een overzicht van de effecten van de herziening naar inkomenshoogte voor gezinnen, vergelijkbaar met het overzicht dat gegeven is voor alleenstaande ouders.

Antwoord

In figuur 1 in de brief van 8 februari is schematisch weergegeven hoe de herziening van de kindregelingen voor alleenstaande ouders uitwerkt naar inkomenshoogte. In deze weergave is voor de duidelijkheid een selectie van de kindregelingen getoond: kinderbijslag, kindgebonden budget, aanvulling op sociaal-minimumuitkeringen, alleenstaande-ouderkorting, aanvullende alleenstaande-ouderkorting en combinatiekorting. Hieronder is dit op dezelfde wijze getoond voor alleenverdiener- en tweeverdienerhuishoudens, voor de huidige situatie.

De in mijn brief voorgestelde herziening verandert de in de figuur getoonde regelingen niet principieel voor alleenverdiener- en tweeverdienerhuishoudens. Zoals gemeld ontvangt u op Prinsjesdag een concreet voorstel met integrale financiële invulling. Dan kan de schematische weergave ook met bedragen ingevuld worden.

Vraag

De leden van de fracties van de PvdA en van de ChristenUnie vragen of er inzicht gegeven kan worden in de verwachte, gecumuleerde effecten op de arbeidsparticipatie van de herziening van de kindregelingen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen verder om een becijfering van de participatie-effecten, uitgesplitst naar huishoudens- en inkomensgroepen.

Antwoord

De verwachte gecumuleerde effecten op de arbeidsparticipatie zullen naar verwachting positief zijn, doordat de armoedeval voor alleenstaande ouders wordt opgelost. Met Prinsjesdag ontvangt u een concreet voorstel met integrale financiële invulling. Dan kunnen ook de arbeidsparticipatie-effecten verder toegelicht worden.

Vraag

De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik het wenselijk acht dat afspraken tussen de sociale partners worden gemaakt over loondoorbetaling bij de opname van ouderschapsverlof en hoe deze gestimuleerd dienen te worden.

Antwoord

In de visie van het kabinet is en blijft de betaling van ouderschapsverlof een arbeidsvoorwaardelijke kwestie die tussen sociale partners moet worden geregeld. Het kabinet heeft dit fiscaal ondersteund met behulp van de ouderschapsverlofkorting. Dit blijkt echter niet effectief. Uiteraard blijft het kabinet de afspraken tussen werkgevers en werknemers faciliteren via een stelsel van wettelijke verlofregelingen en de wet aanpassing arbeidsduur. In dit verband wijs ik op het wetsvoorstel modernisering verlof en arbeidstijden, dat momenteel ter behandeling voorligt in de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel bevat voorstellen die een flexibelere opname van de diverse verlofvormen, waaronder ouderschapsverlof, mogelijk maken.

Vraag

De leden van de fractie van de PvdA vragen of de kosten voor het levensonderhoud van kinderen gelijk zijn voor samenwonende en gescheiden ouders en of er plannen zijn om gescheiden ouders te compenseren voor extra kosten.

Antwoord

In principe verschillen de noodzakelijke kosten voor het levensonderhoud van kinderen niet tussen samenwonende en gescheiden ouders. Het is natuurlijk wel mogelijk dat gescheiden ouders meer uitgaven doen voor de kinderen. De vraag is of het noodzakelijk is dat deze mogelijke hogere uitgaven gecompenseerd dienen te worden vanuit de overheid. Vanuit de overweging dat er voor elk kind in principe recht is op kinderbijslag en eventueel kindgebonden budget, vindt het kabinet het niet noodzakelijk dat er een extra compensatie moet zijn voor gescheiden ouders bovenop de alleenstaande-oudertoeslag in het kindgebonden budget. Overigens zal dit onderwerp in de uitwerking in samenhang bezien worden met andere dossiers, zoals de fiscale behandeling van alimentatie.

Vraag

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of er sprake zal zijn van een integrale overkoepelende regeling en wanneer de regeling aan het parlement zal worden voorgelegd.

Antwoord

Het kabinet zal daar waar mogelijk met een overkoepelend wetsvoorstel komen. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid in ieder geval het omvormen van de aanvulling op de verschillende sociaal-minimumuitkeringen naar de alleenstaande-oudertoeslag in het kindgebonden budget betreffen. De fiscale wijzigingen laten zich waarschijnlijk beter regelen in het Belastingplan. Voor het overige zal het afschaffen dan wel omvormen van de verschillende andere regelingen zorgvuldig bezien worden. Het tijdstip van voorlegging van de verschillende regelingen aan het parlement is op dit moment nog niet bekend.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), voorzitter, Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), vice-voorzitter, Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

Toezegging T01426 (sanering en vereenvoudiging kindregelingen).

Naar boven