32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 704 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2023

Zoals toegezegd in de Kamerbrief Versterking van de eerste lijn van 17 mei 2023 informeer ik uw Kamer in deze brief over de uitkomsten van gesprekken die ik heb gehad met het veld, Gezondheidsraad en ZonMw in het kader van de moties van de leden Den Haan en Van Esch en de leden Den Haan en Kuzu over beroertepreventie.1 2 3 Ik beschouw hiermee mijn toezegging en de moties als afgedaan.

Zoals ik in mijn Kamerbief over de versterking van de eerste lijn meldde, heb ik met verschillende relevante partijen in de zorg gesproken over beroertepreventie om te bepalen wat er momenteel speelt rondom beroertepreventie en hoe daar mogelijk beter op kan worden ingezet. Op basis van deze gesprekken is het beeld dat de antistollingszorg in Nederland kwalitatief goed is en dat er door het veld actief wordt ingezet om deze zorg verder te verbeteren. In de gesprekken kwam echter ook naar voren dat er diverse kennishiaten zijn op gebied van preventieve opsporing van beroertes. Zo is er bijvoorbeeld geen eenduidig beeld over de effectiviteit van het screenen op atriumfibrilleren (AF) en de daarmee gepaarde gezondheidswinst. Het is in eerste instantie aan het veld om deze kennishiaten op te pakken.

Gezondheidsraad

Ter ondersteuning van het veld heb ik verkennend gesproken met de Gezondheidsraad over de mogelijkheden voor een adviesvraag naar screening op AF. De Gezondheidsraad heeft mij, op basis van een beknopte inventarisatie, laten weten dat er momenteel onvoldoende onderzoeksdata, en daarmee onvoldoende wetenschappelijke evidentie beschikbaar is om de nut-risicoverhouding te beoordelen van screening op AF bij volwassenen zonder klachten. Een advies van de Gezondheidsraad is daarom op dit moment niet opportuun. Mocht er in de toekomst voldoende onderzoeksdata beschikbaar komen, dan kan de Gezondheidsraad alsnog om advies gevraagd worden.

ZonMw

Volgend op mijn contact met de Gezondheidsraad heb ik met ZonMw en (zorg)partijen gesproken over de mogelijkheden voor onderzoek op het gebied van preventieve opsporing op AF en beroertepreventie in brede zin. ZonMw heeft mij laten weten dat er binnen verschillende ZonMw programma’s, zoals het programma Vroege Opsporing, goed gebruik geneesmiddelen en het programma huisartsengeneeskunde en ouderengeneeskunde reeds aandacht is voor dit onderwerp. Daarnaast is recent de Dutch CardioVascular Alliance (DCVA) opgericht, een alliantie van momenteel 22 partners, waaronder ZonMw en de Hartstichting. De DCVA, dat opereert in het veld van cardiovasculaire ziekten, heeft de gezamenlijke ambitie om de cardiovasculaire ziektelast met een kwart te verminderen in 2030. Betere vroegdiagnostiek is daarbij één van de topprioriteiten van de DCVA.4 Momenteel werkt ZonMw aan de voorbereidingen voor een nieuwe subsidieronde binnen het programma Vroege Opsporing. Op uitnodiging van ZonMw heeft de Hartstichting, in nauwe afstemming met DCVA, Stichting Hersenletsel en Federatie van Nederlandse Trombosediensten, deelgenomen aan de veldraadpleging, en daar het belang van onderzoek op het terrein van beroertepreventie onder de aandacht gebracht. In de uiteindelijke prioritering, en keuze voor de inhoud van de subsidieronde stuurt ZonMw zelfstandig met een maatschappelijk panel en een wetenschappelijke commissie.

Tot slot, op basis van de gesprekken met het veld en ZonMw kan ik concluderen dat de huidige programma’s binnen ZonMw voldoende ruimte bieden voor (zorg) partijen om invulling te geven aan de kennishiaten op gebied van beroertepreventie. Ik ben verheugd dat het veld deze rol actief op zich neemt en zich continu blijft inzetten om de preventieve opsporing van beroertes te verbeteren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Kamerstuk 33 578, nr. 95

X Noot
2

Kamerstuk 32 793, nr. 596 (Den Haan en van Esch)

X Noot
3

Kamerstuk 32 793, nr. 620 (Den Haan en Kuzu)

Naar boven