32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 696 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2023

In mijn brief aan uw Kamer van 16 december jl. over de ontwikkelingen in de bevolkingsonderzoeken naar kanker 2022 en monitors 2021, heb ik uw Kamer toegezegd om voor de zomer de Kamer te informeren over twee ontwikkelingen rond het bevolkingsonderzoek borstkanker.1 Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand. Allereerst zal ik ingaan op het uitnodigingsinterval bij het bevolkingsonderzoek borstkanker. Dit ook conform de eerdere toezegging aan uw Kamer om hierover halfjaarlijks te berichten. Daarnaast zal ik kort ingaan op de stand van zaken rond het proefbevolkingsonderzoek met contrastmammografie (CEM) voor deelnemers aan het bevolkingsonderzoek borstkanker met zeer dicht borstweefsel.

Uitnodigingsinterval bevolkingsonderzoek borstkanker

Sinds november 2020 is het interval tussen twee uitnodigingen voor het bevolkingsonderzoek borstkanker tijdelijk verlengd tot maximaal drie jaar. Dat wil zeggen dat deelnemers aan het bevolkingsonderzoek eens per maximaal drie jaar worden uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek, in plaats van het gebruikelijke interval van twee jaar. Dit besluit is destijds genomen vanwege het tekort aan screeningslaboranten, wat versterkt is door de coronacrisis. Met dit besluit kreeg de screeningsorganisatie Bevolkingsonderzoek Nederland meer ruimte om nieuwe laboranten te werven en op te leiden, en werd het beter mogelijk voor verschillende regio’s om elkaar te ondersteunen.

Vanaf begin 2022 daalt het interval tussen twee opeenvolgende uitnodigingen voor het bevolkingsonderzoek borstkanker. Waar dit interval eind 2021 gemiddeld op 32 maanden lag, was dit eind 2022 gemiddeld rond de 30 maanden. Hierover heb ik uw Kamer op 22 juni 20222 en 16 december jl. voor het laatst geïnformeerd. Bevolkingsonderzoek Nederland heeft met veel inspanning nieuwe mensen geworven en opgeleid, als gevolg waarvan deze dalende trend zich in de meeste regio’s heeft voortgezet. Het gemiddelde interval tussen twee opeenvolgende uitnodigingen lag in het eerste kwartaal van 2023 op iets meer dan 29 maanden. In maart was het nog gemiddeld iets meer dan 28 maanden. In ca. 13% van de onderzoeken is er sprake van een interval tussen twee uitnodigingen van langer dan 36 maanden. Dit percentage daalt gestaag. Twee keer per jaar start een klas voor de opleiding tot screeningslaborant. In de klas die in de eerste helft van 2023 startte, zitten 26 mensen. Deze opleiding duurt twee jaar, na één jaar kunnen de mensen bij goed gevolg al worden ingezet onder supervisie. Vanaf 2019 tot heden zijn 151 mensen met de opleiding gestart.

Bij het dalend uitnodigingsinterval is wel een aantal kanttekeningen te plaatsen. Ondanks dat de instroom van nieuwe medewerkers goed verloopt, stabiliseert de omvang van het op de werkvloer inzetbaar personeel bij Bevolkingsonderzoek Nederland. Dit komt doordat de uitstroom ook aan de hoge kant is, er sprake is van een hoog ziekteverzuim is en omdat de begeleiding van laboranten in opleiding capaciteit vergt. Er wordt alles aan gedaan om zoveel mogelijk mensen op de werkvloer in te zetten, maar de voorzichtige verwachting is dat het stabiliseren van de inzetbare capaciteit komend halfjaar een ongunstig effect gaat hebben op de snelheid waarmee het uitnodigingsinterval teruggebracht kan worden naar twee jaar.

Daarnaast nemen de regionale verschillen in interval toe. Zoals ook gemeld in de eerdere Kamerbrieven over het uitnodigingsinterval, behoeft met name de regio Zuidwest extra aandacht. Daar ligt het gemiddelde interval een stuk hoger, in het eerste kwartaal van 2023 namelijk op iets meer dan 34 maanden. In maart was het nog iets meer dan 33 maanden. Dit terwijl andere regio’s weer richting het reguliere interval van twee jaar gaan. Bevolkingsonderzoek Nederland doet er al alles aan om ook in deze regio het interval verder terug te brengen, maar verkent komende periode of er nog meer mogelijk is. Eerder zijn de verschillen tussen de regio’s al genivelleerd, bekeken wordt of dit nu opnieuw noodzakelijk is. Medewerkers uit andere regio’s inzetten in regio Zuidwest gebeurt, maar kan ook niet eindeloos plaatsvinden. Langere reistijden voor medewerkers hebben namelijk invloed op de werkdruk en daarmee op de uitstroom.

Tot slot heeft de deelname aan het bevolkingsonderzoek effect op het terugbrengen van het interval. Zoals ook beschreven in de brief aan uw Kamer van 16 december jl., is er sprake van een langzaam dalende trend in deelname aan het bevolkingsonderzoek borstkanker. Als gevolg hiervan ligt het interval tussen twee uitnodigingen lager dan wanneer de deelname hoger zou zijn. Hoe de deelname zich ontwikkelt komende periode en wat daarmee de impact is op het interval, is moeilijk te voorspellen.

In het algemeen vind ik de langzaam dalende trend in deelname zorgelijk. Dat is ook de reden dat in het kader van de coalitiemiddelen voor onderzoek naar en aanpak van de volksziektes, middelen beschikbaar zijn gesteld om de toegankelijkheid van de bevolkingsonderzoeken naar kanker te vergroten. Daarnaast is tijdens het tweeminutendebat medische preventie (Handelingen II 2022/23, nr. 62, item 10) de motie van het lid Agema aangenomen over de redenen voor niet-deelname bij de bevolkingsonderzoeken.3 Zoals toegezegd, zal ik uw Kamer hierover voor het eind van het jaar informeren op basis van de monitors over de bevolkingsonderzoeken en de laatste inzichten van het RIVM.

Gegeven bovenstaande kanttekeningen, is het niet zeker of het gaat lukken om de eerder gegeven prognose te halen dat vanaf begin 2024 deelnemers aan het bevolkingsonderzoek borstkanker weer eens per twee jaar (22–26 maanden) kunnen worden uitgenodigd voor hun volgende screeningsronde. Ik houd hierover samen met het RIVM Centrum voor Bevolkingsonderzoek nadrukkelijk vinger aan de pols en zal Bevolkingsonderzoek Nederland zo goed mogelijk bijstaan in het terugbrengen van het interval. Vanzelfsprekend houd ik uw Kamer op de hoogte. Ik zal uw Kamer in ieder geval opnieuw informeren eind 2023.

Proefbevolkingsonderzoek met contrastmammografie (CEM)

Op 7 juli 2022 heeft uw Kamer de motie van de leden Mohandis en Westerveld aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 102, item 35), die de regering verzoekt om CEM zo snel als mogelijk aan te bieden.4 Hieronder licht ik toe hoe er uitvoering wordt gegeven aan deze motie. In mijn brief aan uw Kamer van 16 december jl., heb ik aangegeven dat er op de ontwerpbegroting van VWS aanvullende middelen voor het proefbevolkingsonderzoek met CEM waren gereserveerd, in het kader van de coalitiemiddelen voor onderzoek naar en aanpak van de volksziektes. Met een proefbevolkingsonderzoek kan worden onderzocht in hoeverre CEM een verbetering is van het bevolkingsonderzoek borstkanker voor mensen uit de doelgroep met zeer dicht borstweefsel. Bekend is dat het reguliere bevolkingsonderzoek door middel van mammografie minder goed werkt als een deelnemer zeer dicht borstweefsel heeft. Onderzocht zal worden of CEM beter in staat is om tumoren op te sporen in zeer dicht borstweefsel, welke mogelijke nadelen er kleven aan CEM, alsmede de (gebruikers)ervaringen en kosteneffectiviteit.

Nadat de Ministerie van VWS begroting voor 2023 was vastgesteld, heb ik ZonMw de opdracht verleend om een herziende subsidieoproep te publiceren voor het proefbevolkingsonderzoek CEM. Deze subsidieoproep heeft tussen 14 februari en 16 mei jl. opengestaan. De verwachting is dat als ZonMw een onderzoeksvoorstel honoreert, de geselecteerde onderzoeksgroep na de zomer start met het treffen van voorbereidingen voor het proefbevolkingsonderzoek. Belangrijke voorbereidende werkzaamheden zullen zijn het selecteren van deelnemende centra, het maken van informatiemateriaal en het aanvragen van een vergunning op grond van de Wet op het bevolkingsonderzoek. De Gezondheidsraad zal vervolgens adviseren over de vergunningaanvraag. Zodra de vergunning verleend is, kan de inclusie van mensen uit de doelgroep starten. Naar verwachting zal de studiepopulatie ongeveer enkele duizenden mensen beslaan, waarbij de prognose is dat de inclusie na de zomer van 2024 start.

Conform de ZonMw subsidieoproep zal het proefbevolkingsonderzoek maximaal 7 jaar duren, waarbij twee aansluitende screeningsrondes onderzocht worden. Na de eerste screeningsronde zullen tussentijdse resultaten worden opgeleverd, op basis waarvan ik zal bekijken of al een beleidsrichting kan worden voorbereid. Zo wil ik geen tijd verloren laten gaan zodat, indien CEM positieve resultaten laat zien, mensen met zeer dicht borstweefsel een verbeterd bevolkingsonderzoek borstkanker kan worden aangeboden.

Tot slot

Ik realiseer me dat een proefbevolkingsonderzoek op de korte termijn beperkt perspectief biedt aan deelnemers met zeer dicht borstweefsel. Echter, aanpassingen in of aanvullingen op de bevolkingsonderzoeken dienen zorgvuldig onderzocht en afgewogen te worden om al dan niet te kunnen implementeren. Het gaat immers om grote programma’s waarbij miljoenen gezonde mensen uitgenodigd worden voor screening. Enerzijds heb ik de verantwoordelijkheid om binnen de geldende criteria voor verantwoorde screening zo goed mogelijke bevolkingsonderzoeken aan te bieden, anderzijds de verantwoordelijkheid om gezonde mensen te beschermen tegen de nadelen van screening. Daarom worden nieuwe technieken altijd zorgvuldig onderzocht in een screeningspopulatie, voordat overwogen wordt om deze structureel te implementeren. Dit proefbevolkingsonderzoek gaat naar verwachting belangrijke inzichten opleveren.

Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen binnen het bevolkingsonderzoek borstkanker.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Kamerstuk 32 793, nr. 649

X Noot
2

Kamerstuk 32 793, nr. 611

X Noot
3

Kamerstuk 32 793, nr. 680

X Noot
4

Kamerstuk 32 793, nr. 618

Naar boven