32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2012

Middels deze brief wil ik u kort een stand van zaken geven aangaande de onderzoekscommissie die conform afspraak met de Kamercommissie VWS voor mij onderzoek doet naar de onderhandelingspositie van de overheid en de rol van de farmaceutische industrie bij de aanschaf van vaccins in 2009 tegen Nieuwe Influenza (H1N1).

Op 3 februari jl. stuurde de Kamercommissie mij aanvullende vragen op het onderzoeksvoorstel dat ik op 23 december 2011 naar de Kamer stuurde (Kamerstuk 22 894/32 793, nr. 308). Deze zijn in goede orde ontvangen en worden meegenomen. Afgelopen voorjaar zijn beoogde commissieleden aangezocht. Dat liep helaas minder snel dan verwacht. De commissie is sinds enige tijd compleet, maar is nog niet formeel door mij bij ministerieel besluit ingesteld. De afgelopen periode heeft de beoogde commissie namelijk verkent wat haar mogelijkheden zijn om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Dat blijkt niet bij alle vragen makkelijk te zijn, soms zelfs vrijwel onmogelijk.

De Raad van State oordeelde op 3 oktober jl bijvoorbeeld nog dat de voorwaarden waaronder de vaccins zijn aangeschaft niet openbaar hoeven te worden gemaakt. Een deel van de farmaceutische industrie is bereid tot gesprek, maar de verwachting is niet dat zij geheel openheid van zaken willen of kunnen geven danwel dat de commissie niet alle informatie mag publiceren. Ook andere instanties van de overheid ontberen de bevoegdheden om onderzoek te doen bij de industrie. Tevens is een uitgebreide internationale benchmark een moeilijke onderneming omdat een beperkt aantal landen een beperkte hoeveelheid informatie beschikbaar hebben gesteld over het proces en de uitkomsten van onderhandeling. Kortom, het is lastig om enkele vragen gestaafd op alle daarvoor benodigde feiten te beantwoorden.

De commissie buigt zich momenteel verder over de vraag wat ze wel en wat ze niet kan beantwoorden en welke bijdrage ze wel kan leveren aan deze

maatschappelijke relevante discussie. Het is bijvoorbeeld goed om te weten hoe de overheid haar onderhandelingspositie kan versterken bij een eventuele nieuwe pandemie in deze oligopolistische markt.

Ik informeer u verder wanneer duidelijker is welke vragen wel en niet voldoende beantwoord kunnen worden door de onderzoekscommissie en welke tijd de commissie daarvoor verder nodig denkt te hebben.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Naar boven