Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2019
Tijdens het VSO «Petitie Wemos inzake hormoonverstorende stoffen» (Kamerstuk 32 793, nr. 395) op 11 september 2019 heeft lid Wassenberg van de Partij voor de Dieren mij het «Informatieverslag
betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid, de Gemeenschappen
en de Gewesten inzake de preventie en eliminatie van hormoonverstorende stoffen in
de consumptie, met het oog op de bevordering van de volksgezondheid» aangeboden. Dit
informatieverslag dateert van maart 2018 en is opgesteld door de Senaat in België.
Ik heb toegezegd in een brief te reageren op dit informatieverslag.
Eén van de instrumenten van de Belgische Senaat is het opstellen van informatieverslagen.
Dit instrument kan worden ingezet wanneer een onderwerp invloed heeft op de verschillende
bevoegdheidsniveaus die België kent (Staat, Gemeenschappen, Gewesten). Dit informatieverslag
bevat aanbevelingen voor de bevoegde overheden. Een belangrijk deel van het rapport
gaat dan ook over de samenwerking tussen de bestuurslagen. Beleidsvorming en beleidsuitvoering
op het gebied van hormoonverstorende stoffen vraagt om een gecoördineerde aanpak op
allerlei niveaus. Ook het afstemmen tussen de verschillende beleidsdomeinen (volksgezondheid,
milieu, landbouw, economie, enz.) speelt een belangrijke rol in dit dossier.
Navraag bij de Belgische federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van
de Voedselketen en Leefmilieu over de status van het informatieverslag leert dat er
nog geen vervolg aan is gegeven. Binnenkort is er een bijeenkomst waarbij het informatieverslag
wordt toegelicht aan de Ministers van de betrokken departementen (onder andere die
van volksgezondheid en van milieu).
Het informatieverslag begint met de juridische context, waarin wordt uitgelegd wat
de taken en bevoegdheden van de gemeenschappen, de Gewesten en federale overheid zijn.
Daarna wordt ingegaan op de regelgeving op Europees, federaal en gewestelijk niveau,
die van toepassing is ten aanzien van hormoonverstorende stoffen. Tot slot geeft het
informatieverslag 28 aanbevelingen op het terrein van «Overleg en samenwerking» en
«Beleid». Doel hiervan is één werkwijze voor het hele land voor te stellen.
Naast de juridische context, wordt aan de hand van drie uitgangspunten de stand van
zaken op het gebied van hormoonverstorende stoffen gepresenteerd: wetenschap, standpunten
samenleving en beleid.
Het deel over «wetenschap» bevat uitleg over de werking van hormoonverstorende stoffen.
Denk daarbij aan zaken als blootstellingsroutes, welke effecten kunnen optreden als
gevolg van hormoonverstoring en wat de kwetsbare groepen zijn.
In het onderdeel «standpunten samenleving» wordt een overzicht gegeven van de standpunten
van een groot aantal maatschappelijke organisaties en de industrie. De geraadpleegde
maatschappelijke organisaties benadrukken de nadelige effecten van hormoonverstorende
stoffen en vragen om maatregelen om de blootstelling omlaag te brengen. Vertegenwoordigers
van de industrie pleiten voor eenduidige testmethodes om aan te tonen of een stof
hormoonverstorende eigenschappen heeft. Daarnaast pleiten ze voor een onderscheid
in gevaar en risico. Boerenorganisaties benadrukken dat het middelenpakket voor gewasbescherming
breed genoeg moet blijven om te kunnen variëren met middelen. Dit om resistentie tegen
te gaan.
Het gedeelte over «beleid» wordt vanuit 4 invalshoeken omschreven, waarbij «goede
praktijken» direct de aandacht trekt.
De senaat geeft aan de hand van elf aspecten (waaronder nationale actieplannen, kenniscentra,
verboden, controles, informatievoorziening, enz.) voorbeelden van «goede praktijken».
Daarbij wordt zwaar geleund op voorbeelden uit Denenmarken, Zweden en Frankrijk. Op
basis van deze goede praktijken worden aanbevelingen gedaan. De aanbevelingen zijn
concrete uitwerkingen van bepaalde doelen die wordt nagestreefd, bijvoorbeeld informatievoorziening
aan kwetsbare groepen.
Het informatieverslag van de Belgische Senaat geeft een overzicht van verschillende
beleidsinstrumenten die kunnen worden ingezet bij het terugdringen van de blootstelling
aan hormoonverstorende stoffen. Door concrete aanbevelingen te koppelen aan de beleidsinstrumenten
neemt het de vorm aan van een handboek of checklist voor beleidsmakers op het gebied
van hormoonverstorende stoffen. In dat opzicht is het een hulpmiddel voor het blijven
verbeteren van het Nederlandse beleid. Tegelijkertijd constateer ik dat het merendeel
van de beoogde doelstellingen al onderdeel zijn van het Nederlandse beleid gericht
op het terugdringen van de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen en daarmee
bevestigt het informatieverslag de koers die we in Nederland hebben gekozen.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins