Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2018
In januari 2018 heb ik uw Kamer toegezegd dat ik een zorgvuldig onderzoek zou laten
doen naar het gebruik van energiedrankjes onder kinderen/jongeren in Nederland. Hierbij
doe ik u het eindrapport van het RIVM-rapport «Energiedrankgebruik bij kinderen en
jongeren in Nederland: is er een risico?» toekomen1 en informeer ik u over de maatregelen die ik naar aanleiding van dit onderzoek wil
nemen.
Energiedranken zijn koolzuurhoudende dranken zonder alcohol, met een hoger gehalte
aan cafeïne dan andere frisdranken. Energiedranken passen niet binnen een gezond voedingspatroon.
In Nederland nam de consumptie van energiedrank onder jongeren de laatste jaren af.
Ruim 80% van hen drinkt het nooit of minder dan wekelijks. Daarnaast concludeert het
RIVM dat er voor 95% van de energiedrank drinkers geen reden tot zorg is. Van alle
jongeren tussen de 13 en 18 jaar drinkt 1–2% van het totaal regelmatig drie blikjes
of meer per dag; naar schatting gaat dit om 19.000 jongeren in Nederland. Vanwege
de hoge consumptie lopen deze jongeren een risico op gezondheidsklachten. Een te hoge
consumptie van energiedrank (meer dan drie blikjes per dag), met name binnen een korte
tijd, kan gepaard gaan met cardiale problemen (hartritmestoornissen) en effecten op
het centraal zenuwstelsel. Het RIVM heeft verder een verband gevonden tussen een slechtere
slaapkwaliteit en het gebruik van meer dan een half blikje energiedrank per dag. Er
is hierbij echter niet aangetoond dat deze slechte slaapkwaliteit een direct gevolg
is van de energiedrank. Het RIVM stelt dat er ook andere verklaringen kunnen zijn
voor dit verband. De groep jongeren die teveel energiedrank drinkt en daarmee risico’s
loopt op gezondheidsklachten, is geen doorsnee groep. Naast een hoge consumptie van
energiedrank vertonen ze ook vaker ander risicogedrag, bijvoorbeeld roken of alcohol
drinken.
Een groot aantal partijen had aangeboden om mee te denken over dit onderwerp (o.a.
artsen van het LUMC, de Nederlandse Vereniging van Kinderartsen, de frisdranksector,
de polikliniek Jeugd en Alcohol in Delft). Met al deze partijen is het gesprek gevoerd
voorafgaand of tijdens het onderzoek.
De uitkomsten van het RIVM-onderzoek maken voor mij duidelijk dat vooral specifieke
maatregelen passend zijn, gericht op de risicogroep waar sprake is van probleemgebruik
van energiedrankjes. Zo zal ik de jeugdgezondheidszorg (JGZ) verzoeken om meer aandacht
te besteden aan het signaleren van het gebruik van energiedrankjes. De JGZ ziet alle
jongeren in Nederland en kan signaleren en tegelijkertijd gericht voorlichting verzorgen.
Ook zal ik kinderartsen en huisartsen vragen om alert te zijn op een excessief gebruik
van energiedrank onder kinderen/jongeren.
Daarnaast wil ik ontmoedigen dat kinderen en jongeren energiedrankjes (overmatig)
consumeren. Ik zal de aanbevelingen van het RIVM betrekken bij het Preventieakkoord
en daarnaast inzetten op ontmoediging van overmatige consumptie via voorlichting.
Het onderzoek van het RIVM bevestigt het huidige advies van het Voedingscentrum «Geen
energiedrank voor kinderen onder de 13 jaar. Drink energiedrank liever niet, en anders
maximaal 1 blikje per dag (13–18-jarigen), mits daarnaast geen andere cafeïnehoudende
drank wordt geconsumeerd». Dit advies is nu al te vinden op de website van het Voedingscentrum.
Ik ga in gesprek met het Voedingscentrum over de vraag op welke wijze het extra aandacht
kan besteden aan het bestaande advies.
Ik ben verheugd over het bericht van Aldi en Lidl eerder deze week waarin zij aankondigen
te stoppen met de verkoop van energiedranken aan jongeren tot 14 jaar. Dit beschouw
ik als een goed initiatief om het advies van het Voedingscentrum kracht bij te zetten
en zo de consumptie van energiedrank door kinderen te ontmoedigen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis