32 793 Preventief gezondheidsbeleid

29 338 Wetenschapsbudget

Nr. 301 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2018

Mijn ambtsvoorganger vroeg in september 2014 om advies van de Gezondheidsraad (GR) hoe het onderzoek van de universitaire medische centra (umc’s) meer dan nu kan bijdragen aan de kwaliteit en betaalbaarheid van preventie en gezondheidszorg. Daarop publiceerde de GR op 12 oktober 2016 het advies «Onderzoek waarvan je beter wordt» (zie bijlage1). Mijn ambtsvoorganger heeft ten tijde van het demissionaire kabinet de reactie op het rapport aan het huidige kabinet over gelaten. Door drukte zijn we niet eerder toegekomen aan een reactie. Met deze brief informeer ik u over dit advies en reageer ik mede namens de Minister van OCW en de Minister en Staatssecretaris van VWS op de aanbevelingen.

Dit advies valt onder een breder vraagstuk over de maatschappelijke impact van wetenschappelijk onderzoek, en sluit aan bij de beweging die al gaande is in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). De sector heeft op dit gebied niet stil gezeten, want 22 maart jongstleden overhandigde de voorzitter van de Nederlandse Federatie van umc’s (NFU) de kennisagenda’s Preventie, Personalised Medicine en Regeneratieve Geneeskunde aan de Minister van OCW en de Staatssecretaris van VWS. Ik bied deze mede namens hen aan uw Kamer aan2. Deze kennisagenda’s bouwen voort op drie routes uit de NWA: «personalised medicine», «regeneratieve geneeskunde» en «gezondheidszorgonderzoek, preventie en behandeling». VWS stimuleert haar kennispartners, waaronder ZonMw, om actief de verbinding met de NWA te zoeken.

Ik dank de NFU, ZonMw en de maatschappelijke en wetenschappelijke partners met wie deze kennisagenda’s zijn opgesteld voor hun inbreng. De agenda’s richten zich op verschillende wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken door fundamenteel onderzoek te verbinden met toepassingsgericht en praktijkgericht onderzoek. Dat is precies wat de NWA beoogt. De Minister van OCW heeft de afgelopen maanden overlegd met de Kenniscoalitie en andere departementen over de opdracht aan NWO (Kamerstuk 29 338, nr. 158). Binnen dit nieuwe NWA-programma, dat op 24 mei 2018 start bij NWO, wordt voortgebouwd op de ervaringen met een bestaand instrument: de NWA-startimpuls. Er liggen natuurlijk kansen om de kennisagenda’s binnen dit programma verder uit te werken.

De sector heeft zelf een belangrijke rol bij de uitvoering van deze kennisagenda’s. Umc’s spelen daarbij een belangrijke rol. In het GR advies wordt geconcludeerd dat de Nederlandse umc’s op wetenschappelijk gebied tot de wereldtop behoren, maar dat de bijdrage daarvan aan de kwaliteit en betaalbaarheid van preventie en gezondheidszorg voor verbetering vatbaar is. De GR stelt dat het umc zich moet blijven richten op de hele keten van fundamenteel tot en met toegepast medisch-specialistisch onderzoek, maar zich daarnaast veel sterker ontwikkelt tot regionale academische motor voor zorg en preventie in de volle breedte.

De GR stelt ook dat de huidige inrichting van geldstromen het onderzoek naar de kwaliteit en doelmatigheid van zorg onvoldoende stimuleert. ZonMw speelt een belangrijke rol in het verdelen van VWS middelen voor zulk onderzoek, maar de GR stelt dat het budget van ZonMw tussen 2010 en 2016 is gehalveerd. Deze bewering moet echter genuanceerd worden. Uit de gerealiseerde jaarcijfers en goedgekeurde programma’s blijkt namelijk een stijgend budget vanaf 2014, met in 2018 een vergelijkbaar uitgavenniveau als in 2010.

Een plan van aanpak voor meer regionale kennissamenwerking

Ik ondersteun het advies van de GR dat meer duurzame, regionale samenwerkingsverbanden nodig zijn van umc’s met zorg- en hulpverleners binnen de cure, care en preventie, zodat de bijdrage van umc onderzoek aan de kwaliteit en betaalbaarheid van preventie en gezondheidszorg verbetert. De betrokkenheid van de umc’s bij de NWA en de daaruit voortkomende kennisagenda’s laat zien dat de umc’s hier al mee aan de slag zijn gegaan. Om deze trend door te zetten en onderzoek steeds beter aan te sluiten op vraagstukken uit de praktijk, is het van belang een aanpak te kiezen waar umc’s en andere relevante partijen zelf achter staan. Daarom verzoek ik de NFU om in het eerste kwartaal van 2019 samen met relevante andere partijen een plan op te leveren hoe umc’s hun rol als regionale academische motor nog beter kunnen invullen, zodat meer en sterkere verbindingen worden gelegd in de hele kennisketen. Dit is ook een voorwaarde voor een goede uitvoering van de drie kennisagenda’s.

Daarbij vind ik het belangrijk dat een breed palet aan partijen betrokken wordt, waaronder patiënten, verzekeraars, gemeenten, huisartsen en kennisinstellingen zoals ZonMw. Dit geldt evenzeer voor bestaande samenwerkingsverbanden, zoals de Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid, en de Academische Werkplaatsen Ouderenzorg. Zijn dit soort samenwerkingsverbanden ook mogelijk op andere terreinen? Ook onderzoek naar de kwaliteit en doelmatigheid van zorg moet worden meegenomen, omdat de GR constateert dat daar relatief weinig fondsen voor beschikbaar zijn, buiten het Fonds Alledaagse Ziekten. Dit plan van aanpak dient tevens de synergie te bevorderen tussen onderzoek door umc’s en onderzoek naar topklinische zorg door topklinische ziekenhuizen.

In het plan verwacht ik dat de volgende oplossingsrichtingen die door de GR zijn aangedragen terugkomen:

  • Hoe kan de aanstelling van hoogleraren en promovendi «die met één been in de praktijk staan» gestimuleerd worden?

  • Hoe kan de spreiding van promovendi bevorderd worden over curatieve gezondheidszorg en minder goed bedeelde gebieden, zoals langdurige zorg, preventie en eerstelijnszorg, en hoe kan worden bevorderd dat promovendi een gedegen en brede opleiding krijgen?

  • Hoe denken partijen over:

    • Methodologische helpdesks op umc’s om onderzoekers in een vroegtijdig stadium bij te staan.

    • Stimuleren van innovatieve onderzoeksdesigns die beter aansluiten bij de complexe realiteit.

    • Toegevoegde waarde van disciplines als economie, gedragswetenschappen en andere sociale wetenschappen in umc-onderzoek.

  • Hoe kan vrije toegang tot onderzoeksgegevens, onderzoeksprotocollen, en publicaties die tot stand zijn gekomen met publieke financiering (conform adviezen in Kamerstuk 32 793, nr. 276) worden bevorderd?

Daarnaast vind ik het belangrijk dat de praktijkimpact van onderzoek beter inzichtelijk wordt gemaakt, en dat het plan aangeeft hoe bepaald kan worden of uitvoering ervan de verwachte resultaten levert. Op welke wijze kan dit de komende jaren onafhankelijk worden gemonitord en hoe worden de ervaringen van andere partijen dan de umc’s daarbij betrokken?

Tot slot

Er zijn veel mogelijkheden om de maatschappelijke impact van umc-onderzoek verder te vergroten. Ik kijk daarom uit naar het plan dat de NFU in het eerste kwartaal van 2019 samen met relevante andere partijen zal opleveren en waarvoor het GR-advies concrete aangrijpingspunten biedt.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven