32 786 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de toezichthouders in het kader van de geschiktheidstoets en de betrouwbaarheidstoets

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 9 december 2011

De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover gestelde vragen. Deze vragen worden hierna beantwoord, in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte voorlopig verslag.

De leden van de PvdA-fractie vragen om een nadere toelichting op de keuze om met de verandering van het begrip deskundigheid in geschiktheid niet te wachten totdat een evaluatie van de Beleidsregel Deskundigheid 2011 heeft plaatsgevonden.

Er is gekozen om de term geschikt te hanteren in plaats van de term deskundig omdat de term geschikt beter aangeeft dat er bij de beoordeling van bestuurders en commissarissen breder getoetst wordt dan alleen op kennis en ervaring. In de toelichting bij het wetsvoorstel is opgenomen dat bijvoorbeeld ook op vaardigheden en professioneel gedrag wordt getoetst. Een bestuurder of commissaris die zich niet professioneel gedraagt kan bijvoorbeeld in de nieuwe situatie aangemerkt worden als «niet geschikt» in plaats van «niet deskundig». Ook benadrukt de term geschiktheid beter dat niet alleen naar individuele deskundigheid wordt gekeken maar naar de vraag of de betrokkene geschikt is om zitting te nemen in het bestuurs- of toezichthoudend orgaan, rekening houdend met de samenstelling van dit orgaan. De nieuwe geschiktheidseis is, net als de huidige deskundigheidseis, een open norm waarbij geen nadere wettelijke eisen zijn gesteld. Wel is deze norm door de toezichthouders nader geduid door de Beleidsregel Deskundigheid 2011. De begripsverandering bevestigt en benadrukt de reeds ingezette weg en zal beperkte gevolgen hebben voor deze beleidsregel. Vandaar dat niet is gewacht op een evaluatie van de beleidsregel.

Voorts wordt door deze leden gevraagd waarom de regering met betrekking tot de gewijzigde samenwerkingsbepaling voor de AFM en DNB voor de weg van wetgeving heeft gekozen in plaats van het aanvullen of uitbreiden van het tussen de AFM en DNB bestaande convenant.

In de gewijzigde samenwerkingsbepaling is voor de niet-vergunningverlenende toezichthouder de mogelijkheid opgenomen een bindende aanbeveling uit te brengen om te borgen dat de betrouwbaarheid van bestuurders en commissarissen in de financiële sector buiten twijfel staat. Indien de toezichthouder twijfelt aan de betrouwbaarheid van betrokkene heeft deze toezichthouder immers een doorslaggevende stem. Om dit te realiseren is een wettelijke verankering noodzakelijk.

Vanwege het belang dat ik hecht aan eenduidige oordelen, zeker op het gebied van betrouwbaarheid, stel ik daarom voor de Wet op het financieel toezicht te wijzigen. De verwachting is dat deze wetswijziging zal leiden tot een nog intensiever afstemmingstraject tussen de toezichthouders om te voorkomen dat een van de toezichthouders gebruik moet maken van de mogelijkheid van een doorslaggevende stem. Hoewel deze wetswijziging de kaders van deze samenwerking wettelijk verankert zullen de toezichthouders de praktische invulling van deze samenwerking nader met elkaar dienen af te stemmen. De toezichthouders zijn hiermee reeds aan de slag gegaan door een gezamenlijk forum op te richten zodat gezamenlijke betrokkenheid bij de oordelen geborgd is. Ook wordt door de toezichthouders bezien of hun samenwerkingsconvenant op dit punt aanpassingen vergt.

Verder wordt gevraagd waarom voor een marktbrede aanpak en niet voor een sectorale benadering is gekozen en of er ruimte is voor een proportionele uitwerking.

Bij de invoering van de Wft is gekozen voor een Twin Peaks-systeem. Een marktbrede aanpak past beter bij het gekozen systeem omdat Twin Peaks een functionele benadering kent in plaats van een sectorale benadering. Er is gekozen voor het Twin Peaks-systeem, omdat de branches in de financiële sector sterk met elkaar verweven zijn. Omdat de doelstelling van de regering is om de stabiliteit van de gehele financiële sector te borgen en niet alleen de banken- of verzekeringssector kies ik zoveel mogelijk voor een marktbrede aanpak. Het zou bijvoorbeeld onwenselijk zijn om de top van een verzekeraar aan strenge geschiktheidseisen te onderwerpen terwijl de top van een grote financiële diensverlener, die de verzekeringsproducten aan de man brengt, niet aan dergelijke eisen zou hoeven te voldoen. Uiteraard is er voor de toezichthouders voldoende ruimte om proportioneel met de open normen om te gaan. Zo zal de geschiktheid van de top van een grote onderneming anders worden beoordeeld dan de geschiktheid van de beleidsbepaler van een kleine tussenpersoon. In de Beleidsregel Deskundigheid 2011 wordt overigens reeds aandacht besteed aan proportionaliteit. De toezichthouders geven aan dat rekening wordt gehouden met activiteiten, risico's, omvang en complexiteit van de ondernemingen.

Tot slot wordt gevraagd of de regering bereid is om de toezichtkosten die gepaard gaan met het wetsvoorstel na één jaar te evalueren.

Met het oog op deze vraag van de leden van de PvdA zal ik de toezichthouders verzoeken over 2012 inzicht te geven in de kosten die met betrekking tot de betrouwbaarheids- en geschiktheidstoetsen zijn gemaakt.

Ik hoop hiermee de vragen en opmerkingen in het voorlopig verslag afdoende te hebben beantwoord.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven