32 782 Wijziging van de Bankwet 1998 en de Wet op het financieel toezicht in verband met het versterken van de governance bij de toezichthouders op de financiële markten (Wet versterking governance van de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten)

D NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 december 2011

De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover gestelde vraag.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of het treffen van dezelfde, dan wel analoge regeling die geldt voor leden van de Raad van State en van de Algemene Rekenkamer een positieve bijdrage aan de beeldvorming over deze instellingen zou kunnen zijn en daarmee een onderstreping van de uitstraling van onkreukbaarheid van onze hoogste financiële toezichthouders.

In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de VVD wil de regering benadrukken het belang te onderschrijven dat de leden van de VVD-fractie hechten aan onkreukbaarheid van de financiële toezichthouders. Het is noodzakelijk dat de toezichthouders op de financiële markten met gezag kunnen opereren.

De regering is van mening dat de onkreukbaarheid van de toezichthouders op de financiële markten reeds op dit moment adequaat wordt geborgd.

Naast het kader dat de Wet bestuur en toezicht schept in de vorm van een limitering van het aantal functies dat een bestuurder of toezichthouder tegelijkertijd kan bekleden hebben de toezichthouders zelf met het oog op de borging van de kwaliteit van bestuur en toezichtbeleid geformuleerd om incompatibiliteiten tegen te gaan. Hierbij is het uitgangspunt dat het niet is toegestaan om met de functie bij de toezichthouder onverenigbare functies uit te oefenen. Daartoe hebben zij duidelijke, binnen de organisatie passende compliance regelingen vastgesteld die het mogelijk maken dat per concreet geval een goede afweging kan worden gemaakt.

De regering merkt daarnaast op dat – zeker in het geval van leden van de raad van commissarissen (RvC) van DNB en de raad van toezicht (RvT) van de AFM – een analogie met de regeling die getroffen is voor de leden van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer niet goed opgaat aangezien het in het geval van de RvC en de RvT om deeltijdfuncties gaat. Om die reden kan niet worden geëist dat leden van die organen geen andere functies bekleden. Uiteraard mogen die andere functies niet onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de RvC of de RvT.

Voor de bestuurders van de financiële toezichthouders kan opgemerkt worden dat het vervullen van bepaalde nevenfuncties vanuit het oogpunt van maatschappelijk of algemeen belang in sommige gevallen nuttig kan zijn. Uiteraard zullen deze nevenfuncties getoetst dienen te worden aan de eerder genoemde interne compliance regelingen. Het is daarbij wel van belang dat de toezichthouders transparant zijn over de nevenfuncties die worden uitgeoefend. Hiertoe hebben zij op hun websites overzichten gepubliceerd.

Het wetsvoorstel versterking governance van DNB en de AFM bevat daarnaast belangrijke voorstellen voor de invoering van betrouwbaarheid- en geschiktheidtoetsen die ten behoeve van de top van DNB en de AFM moeten worden uitgevoerd waardoor ook langs die lijn de uitstraling van onkreukbaarheid kan worden beschermd. Het gaat hierbij om doorlopende eisen waar bestuurders en commissarissen aan moeten blijven voldoen: de betrouwbaarheid van elk individueel lid dient uiteraard te allen tijde buiten twijfel te staan. Aan de betrouwbaarheids- en geschiktheidseisen voor de directie en de RvC van DNB respectievelijk het bestuur en de RvT van de AFM zal nader invulling worden gegeven door de RvC respectievelijk de RvT die als interne toezichthouders goed in staat zijn om deze toetsen nader uit te werken en actueel te houden. Daarnaast wil de regering graag op een andere ontwikkeling wijzen die verband houdt met het wetsvoorstel versterking governance van DNB en de AFM die positief kan bijdragen aan de uitstraling van onkreukbaarheid. In het wetsvoorstel wordt – om de bestuursstructuur van DNB te versterken – de introductie van de voorzitter Toezicht voorgesteld. Op die manier kan het risico op reputatieschade (en daarmee gevolgen voor de onkreukbaarheid) voor de president van DNB als onafhankelijke monetaire autoriteit voor operationele risico’s die liggen in de toezichtsfeer zoveel mogelijk worden beperkt doordat hij niet meer primair wordt aangesproken op zaken die de toezichttaak betreffen.

Ik hoop hiermee de vraag van de leden van de fractie van de VVD afdoende te hebben beantwoord.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven