32 780 V Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 juni 2011

De vaste commissie voor van Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Pechtold

De griffier van de commissie,

Van Toor

1

Kunt u aangeven hoe de eindejaarsmarge is onderverdeeld in ODA en non-ODA?

De onderverdeling van de HGIS-eindejaarsmarge over 2010 is als volgt (bedragen in miljoenen euro):

 

2011

2012

2013

non-ODA

68,1

43,7

100,0

ODA

   

– 34,4

Totaal

68,1

43,7

65,6

2

Kunt u de regeerakkoordombuigingen uit de HGIS van EUR 353 miljoen specificeren? Kunt u aangeven welk deel van de door u genoemde 353 miljoen euro regeerakkoordombuigingen in de HGIS ODA is en welk deel non-ODA is? Kunt u op hoofdlijnen aangeven op welke posten dit bedrag is gekort?

De onderverdeling is als volgt:

Regeerakkoordombuigingen voor 2011 (miljoenen euro)

ODA van 0,8% naar 0,75% van het BNP

340

non-ODA korting vrijwillige bijdragen

10

non-ODA korting ondernemingsklimaat

3

Totaal

353

De non-ODA-kortingen op vrijwillige bijdragen zijn verwerkt op meerdere van deze posten op diverse begrotingen. De non-ODA-korting ondernemingsklimaat is verwerkt op de begroting van EL&I. De ombuiging van EUR 340 mln bij ODA betreft de verlaging naar 0,75% BNP. Tevens is conform het Regeerakkoord sprake van een verschuiving van EUR 60 mln binnen het ODA-budget als gevolg van hogere toerekeningen. De ODA-kortingen zijn inhoudelijk reeds verwerkt in de OS-Basisbrief en vervolgens begrotingstechnisch verwerkt in de incidentele suppletoire begroting 2011 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

3

Kunt u een overzicht geven van de totale toerekeningen aan ODA in 2011? Kunt u aangeven hoe de 60 miljoen extra toerekeningen aan ODA die worden genoemd in het regeerakkoord, in 2011 worden ingevuld?

De uitplitsing van de extra-comptabele toerekeningen aan ODA inclusief de extra 60 miljoen in 2011 volgt hierna.

Toerekeningen aan ODA in 2011 (miljoenen euro)

EU-toerekening

330

EKI-kwijtschelding

95

Eerstejaars opvang asielzoekers uit DAC-landen

356

Totaal

781

De 60 miljoen extra toerekening is verwerkt in het bedrag van de EU-toerekening.

4

Kunt u een overzicht geven van alle bilaterale uitgaven die in 2011 worden gedaan per partnerland? Kunt u hieraan toevoegen hoeveel wordt uitgegeven aan algemene en sectorale begrotingssteun?

Zie schema na vraag 32. Voor de sectorale begrotingssteun zijn alleen de reeds lopende verplichtingen opgenomen.

5

Kunt u aangeven hoe de toerekening is van beperking instroom en verkorten doorlooptijden en onder welke begroting dat valt?

De totale kosten voor asiel zijn ondergebracht op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (specifiek Immigratie en Asiel). Als het gaat om de toerekening van beperking instroom en doorlooptijden op de BZK-begroting gaat het om een besparing die vooralsnog op het opvang budget is ingeboekt. De ombuiging begint in 2012 en loopt op naar structureel € 55 mln. Hierin zit € 20 mln ODA-toerekening.

6

Welke mogelijkheden respectievelijk onmogelijkheden doen zich voor bij het in beeld brengen van de effecten van «effectieve humanitaire hulpverlening»? Moet men zich, bijvoorbeeld bij een ramp als op Haïti, niet bij voorbaat richten op een maximale effectiviteit, die uiteindelijk ook benoembaar is? Of moet men zich bij voorbaat neerleggen bij het gegeven dat achteraf vaak grote vraagtekens moeten worden gezet bij de effectiviteit van de verleende hulp?

Vanzelfsprekend richten wij ons op maximale effectiviteit bij het verlenen van humanitaire hulp. Dat zijn we verplicht aan de mensen die in grote nood verkeren, maar ook aan de Nederlandse belastingbetaler. In de loop der jaren zijn er vele lessen getrokken, onder andere in het kader van de beleidsdoorlichting die in 2006 werd uitgevoerd door IOB. Deze lessen bieden inzicht in de factoren die bijdragen aan effectiviteit.

Allereerst is het essentieel dat er een goede bepaling van de humanitaire behoeften (needs assessment) plaatsvindt. Voorts is van belang dat humanitaire hulporganisaties de situatie voortdurend monitoren ter bepaling van veranderende behoeften alsmede ter bepaling van veranderingen in de context. Dit geldt zowel voor humanitaire noodsituaties die uit natuurrampen voortvloeien (aardbeving, tsunami, e.d.) als voor noodsituaties die voortvloeien uit vaak chronische «man-made conflicts» (Darfur, Oost DRC, ed.).

Een andere factor van belang is de ervaring (track record) van de hulporganisaties. Nederland kiest zijn partners zorgvuldig uit en werkt alleen met organisaties die zich gecommitteerd hebben de hulp te verlenen volgens internationaal afgesproken principes en/of criteria. Zo zijn er een gedragscode (Code of Conduct for the International Red Cross and Red Crescent Movement and non-Governmental Organisations in disaster relief) en de zg Sphere Standards in Disaster Response. Dit zijn de standaarden waar, rekening houdend met een bepaalde context, de verleende hulp aan moet voldoen (bijvoorbeeld: x liter drinkwater per persoon poer dag, x hoeveelheid voedsel per persoon per dag).

Op hun beurt hebben donoren zelf afgesproken te voldoen aan de Principles of Good Humanitarian Donorship. Van belang daarbij zijn zaken als het verlenen van (financiële) steun op basis van behoefte en niet op basis van andere, bijvoorbeeld geopolitieke, overwegingen; het zo flexibel mogelijk verlenen van de steun (geen oormerking) en het in zee gaan met bonafide hulporganisaties (VN, NGO's).

Bij het daadwerkelijk in beeld brengen van de effectiviteit van de humanitaire hulp zijn essentieel dat er transparant en adequaat gerapporteerd wordt over de uitvoering. Hierover bestaan afspraken tussen BZ en de organisaties die gesteund worden. Deze rapportage vereist uiteraard goed monitoren, in eerste instantie door de betreffende organisaties maar ook door onze ambassades, al dan niet gezamenlijk met andere donoren. Niet alleen bij de hulpverlening zelf maar ook bij het monitoren kan het heel nuttig zijn om de taken te verdelen om de efficiëntie te verhogen en elkaar niet onnodig voor de voeten te lopen. Tenslotte is het van groot belang dat de resultaten van de hulp onafhankelijk worden geëvalueerd zoals in de IOB studie Dutch Humanitarian Assistance – An Evaluation van medio 2006.

7

Is het niet toch zinvol om ook meer informatie te verschaffen over de effectiviteit van de doelstelling inzake de versterking van het maatschappelijk middenveld? Hoe moet bijvoorbeeld het gegeven worden beoordeeld dat Nederland een aanzienlijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van Ethiopië, maar dat de Ethiopische autoriteiten zeer repressief optreden tegen het maatschappelijk middenveld aldaar en dat de ruimte voor maatschappelijke organisaties in dat land sterk is ingeperkt?

Het verschaffen van informatie over de effectiviteit van versterking van het maatschappelijk middenveld is van groot belang. Er wordt bij de financiering van maatschappelijke organisaties veel aandacht besteed aan monitoring en evaluatie, zodat de effectiviteit van interventies goed tegen het licht gehouden kan worden.

Juist in landen waar de autoriteiten repressief optreden is een sterk maatschappelijk middenveld van belang. Het maatschappelijk middenveld in Ethiopië kan effectief opereren zolang het zich richt op ontwikkelingsvraagstukken. Mensenrechten organisaties worden in hun werk echter sterk beperkt door de zogeheten «NGO-wet», die het hen verbiedt om meer dan 10% van hun begroting uit buitenlandse bronnen te krijgen. Daarom steunt Nederland het maatschappelijk middenveld niet alleen financieel, maar ook door middel van dialoog met de autoriteiten, alleen en in EU verband.

8

Zijn de bedragen van 41 miljoen (2011) en de naheffing van 42 miljoen (2010) voor eerstejaarsopvang asielzoekers die aan ODA worden toegerekend de totale extra uitgaven aan eerstejaarsopvang asielzoekers in 2010 en 2011? Of is dit slechts het extra bedrag dat aan ODA wordt toegerekend? Welk percentage van de totale uitgaven aan eerstejaarsopvang asielzoekers wordt toegerekend aan ODA voor 2010 en 2011?

Conform de OESO/DAC criteria mogen de kosten van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen worden toegerekend aan ODA. Omdat verreweg het grootste deel van de asielzoekers afkomstig is uit DAC landen zijn de bedragen van de naheffing vrijwel de totale extra uitgaven voor 2010 en 2011. Het gaat in beide gevallen om 96% van het totaal.

9

Hoe hoog is de opbrengst van de verkoop van onroerend goed in het buitenland? Kunt u een overzicht geven van het verkochte onroerend goed?

De opbrengst van de verkoop van onroerend goed in het buitenland is voor 2011 in de begroting geraamd op EUR 15 miljoen. Tot 16 juni 2011 is daarvan 5,3 miljoen ontvangen als gevolg van de verkoop van panden in Tokio en Islamabad.

10

Kunt u een specificatie geven van de beleidsherverkaveling?

De beleidsherverkaveling bevat een totaalbedrag van ruim EUR 39 mln. Dit betreft een saldo. De belangrijkste posten zijn een negatieve BNP correctie (ODA en non-ODA) van EUR 44 mln in verband met aangepaste ramingen van het Centraal Planbureau en een verhoging van het budget voor de regionale banken met EUR 5 mln ten koste van een kasschuif bij het WB/IDA-budget dat onder de begroting van het ministerie van Financiën valt.

11

Wat is de achterliggende oorzaak van de ruim 30% hogere toerekening voor eerstejaarsopvang van asielzoekers dan geraamd met Prinsjesdag? En ten laste van welke post komt dit?

De toerekening bij Prinsjesdag was geraamd op EUR 273 miljoen. Op basis van realisatiecijfers uit 2010 en de hieruit voortvloeiende aanpassing van de prognose voor 2011 is de stijging van EUR 83 miljoen tot stand gekomen. Deze stijging wordt veroorzaakt door een langere gemiddelde opvangduur dan de negen maanden welke in de begroting waren opgenomen. Dit als gevolg van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aangaande het uitzetten van asielzoekers naar Irak, Somalië en Afghanistan en het opschorten van de Overeenkomst van Dublin voor asielzoekers die in eerste instantie uit Griekenland afkomstig zijn. Daarnaast is de kostprijs van alleenstaande minderjarige asielzoekers toegenomen vanwege ingevoerde beleidsmaatregelen voor beschermde opvang van deze categorie. Ten slotte is ook het percentage leerplichtige minderjarige asielzoekers naar een realistischer niveau bijgesteld. De aanpassing van de toerekening zorgt ervoor dat er minder geld beschikbaar is voor overige uitgaven op ontwikkelingssamenwerking binnen de begroting van Buitenlandse zaken. Hierdoor waren de maatregelen noodzakelijk zoals verwerkt in de Eerste Suppletoire Begroting 2011 van BZ.

12 en 29

Kunt u aangeven hoeveel geld niet wordt uitgegeven op milieu en water doordat in afvallende partnerlanden alleen nog maar geld is begroot voor lopende projecten en nieuwe projecten niet worden gestart? Kunt u dit specificeren per project?

Hoe verhoudt de beoogde intensivering van het beleidsterrein Water zich met de verlaging van het budget op pagina 4? Kunt u aangeven hoeveel geld niet wordt uitgegeven op milieu en water doordat in afvallende partnerlanden alleen nog maar geld is begroot voor lopende projecten en nieuwe projecten niet worden gestart? Kunt u dit specificeren per project?

Onder het beleidsartikel 6.1 worden slechts in beperkte mate activiteiten op het gebied van water uitgevoerd, de meeste activiteiten betreffen milieu en klimaat. De verlaging van het budget milieu en water heeft vooral op milieu-activiteiten betrekking.

De decentrale budgetten voor milieu, klimaat en water van ex-partnerlanden worden in de komende jaren afgebouwd. De verlaging is in 2011 nog beperkt, namelijk circa EUR 2 mln, omdat de huidige activiteiten geleidelijk worden uitgefaseerd en, waar mogelijk, rekening is gehouden met lopende verplichtingen. Er was hierdoor weinig ruimte voor nieuwe activiteiten, een specificatie per project is daarom niet te geven.

13

Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken m.b.t. artikel 2.7 per landenprogramma met daarin de mutaties ten opzichte van de begroting?

14

Wat is de achterliggende oorzaak van de verhoging van de landenprogramma’s voor goed bestuur en democratisering? Welke organisaties zijn bij de uitvoering betrokken?

Op basis van voorstellen van de betreffende posten is het budget voor goed bestuur en democratisering in Oeganda met EUR 0,25 mln. verhoogd voor een activiteit ten behoeve van het Citizen's Budget Tracking and Information Centre (CBTIC), uit te voeren door de organisatie ACODE. Het betrof hier een verhoging vanwege de liquiditeitsbehoefte. Er is daarnaast EUR 1,5 mln. extra naar Moldavië gegaan. Hier ging het om een compensatie voor het wegstrepen van de begrotingssteun. De middelen zijn bestemd voor het zgn. e-Governance-project. Met betrekking tot dit project komt de Wereldbank binnenkort met een concreet projectvoorstel.

15

Kan meer kwantitatieve en kwalitatieve informatie worden gegeven over de verhoging van het budget voor speciale programma’s FMO, respectievelijk een additionele bijdrage aan het MASSIF-fonds?

De additionele bijdrage aan het MASSIF fonds is gericht op het prioritaire thema voedselzekerheid en financiering van het Midden- en Kleinbedrijf. De portefeuille van MASSIF zal in de programmaperiode in toenemende mate de nadruk leggen op deze sectoren. Momenteel is het grootste deel van de investeringen van de MASSIF portefeuille belegd in microfinancieringsinstellingen. Om economische groei in ontwikkelingslanden te vergroten is het belangrijk ook via FMO de focus op het MKB en voedselzekerheid te vergroten. Het MKB is de motor van economische ontwikkeling, zowel in ontwikkelde landen als in opkomende economieën. Het is echter juist het MKB dat, zelfs in tijden van voldoende liquiditeit, niet of onvoldoende aan investeringen kan komen. Dit is een substantiële hinderpaal voor economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Daarom zal FMO bijdragen aan vergroten van de toegang tot leningen, spaarrekeningen, leasing en andere financiële/bancaire producten voor het MKB.

Daarnaast kan MASSIF meer aandacht besteden aan de ontwikkeling van financiële producten (voor o.a. nieuwe doelgroepen) en kan MASSIF een voortrekkersrol spelen inzake duurzaamheid en MVO.

Tevens zal technische assistentie worden verleend om investeringen beter te laten beklijven en om de financiële sector in ontwikkelingslanden te versterken. De focus zal ook hierbij liggen op MKB en voedselzekerheid.

16

Hoe hoog is de extra bijdrage aan FMO?

De additionele bijdrage bedraagt EUR 80 miljoen over een periode van vier jaar.

17 en 26

Waarom wordt het budget voor The Currency Exchange Fund gekort?

Kunt u aangeven ten goede waarvan het schrappen van subsidies gericht op het ondernemingsklimaat en internationale bedrijfsleven-programma’s (onderdeel van HGIS, non-ODA) komt?

Voor de komende jaren is er een minder grote reservering opgenomen voor andere innovatieve financieringsvormen die (nog) niet aan de ODA-criteria voldoen, maar wel van groot belang zijn voor ontwikkelingen en waar de overheidsbijdrage private financieringsstromen kan genereren.

18

Hoe groot is de verhoging voor het PSOM-PSI budget en in welke landen wordt dit besteed?

Vanaf 2012 zal er een nieuwe fase van PSI starten voor 4 jaar. Hiervoor zal € 70 miljoen per jaar beschikbaar worden gesteld voor nieuwe committeringen.

Het PSI is op dit moment voor 48 landen open. Dit zijn 28 minst ontwikkelde landen en 20 middeninkomenlanden. In lijn met de focusbrief zal de reikwijdte van de landenlijst bedrijfsleveninstrumentarium tenminste 50 landen blijven. Dit betekent dat voor de komende jaren het PSI open zal zijn voor ongeveer 50 landen.

19 en 22

Met betrekking tot beleidsartikel 4 wordt gesproken over «lagere BNP-cijfers» terwijl het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) spreekt over een voortgaande stijging van de Nederlandse economie gedurende de laatste zeven kwartalen. Hoe moet dit worden verklaard?

Wat wordt bedoeld met mutaties gerelateerd aan lagere BNP cijfers? Kunt u aangegeven met hoeveel procent het BNP naar verwachting van het CPB gaat dalen in 2011? Kunt u aangeven wat de definitieve verwachting van het BNP is in 2012?

Met lagere BNP-cijfers wordt gedoeld op een actualisatie van de ramingen voor het BNP door het Centraal Planbureau (CPB) die leidt tot een lagere ramingsuitkomst dan voorheen. Dit neemt niet weg dat er nog steeds sprake kan zijn van een groei van het BNP alleen een lagere groei dan daarvoor werd geraamd. Het CPB verwacht voor 2011 een stijging van BNP ten opzichte van 2010.

In de Macro-economische Verkenningen (MEV) van het CPB die op Prinsjesdag 2011 worden gepubliceerd zal een raming voor het BNP in 2012 staan die wordt gebruikt voor de vaststelling van het ODA-budget in de begroting voor 2012. Vervolgens zal gedurende 2012 het ODA-budget worden bijgesteld aan de hand van actualisaties van de BNP-raming in het Centraal Economisch Plan (CEP) en de MEV die wordt gepubliceerd op Prinsjesdag in 2012.

20

Waar bestaat de verhoging van het budget voor kennis en vaardigheden uit? Waar worden deze gelden besteed?

Verhoging van het budget voor kennis en vaardigheden bestaat gedeeltelijk uit het verlengen van bestaande samenwerkingsverbanden met kennisinstellingen en organisaties op het gebied van landbouw en voedselzekerheid. Het POP programma gericht op de versterking van organisaties van boeren en boerinnen wordt voor 4 jaar opnieuw gefinancierd. Ook zullen de lopende contracten met instituten verbonden aan de Consultative Group for International Agricultural Research (CGIAR), zoals ICARDA (International Centre for Agricultural Research in Dry Areas) en IFPRI (International Food Policy Research Institute) worden verlengd. Daarnaast wordt de steun aan het Forum for Agricultural Research in Africa (FARA), een netwerk organisatie om de kwaliteit van het landbouwonderzoek in Afrika te versterken, voortgezet. De verhoging van het budget betreft tevens de opzet van een Transitiefaciliteit met betrekking tot Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika.

21

Hoe groot is de daling van het budget die wordt veroorzaakt door de kasschuif op de middelenaanvulling voor multilaterale banken en aanpassing van het Wereldbankpartnership programma?

Onder dit begrotingsartikel vallen onder meer algemene begrotingssteun, de middelenaanvullingen voor de regionale ontwikkelingsbanken en het Wereldbank partnerschaps programma. In tegenstelling tot wat eerder is gemeld wordt het bedrag voor de middelenaanvullingen met EUR 5 miljoen verhoogd om de voorgestelde kasschuif uit de incidentele suppletoire begroting bij de regionale ontwikkelingsbanken terug te draaien. Ook het bedrag voor het Wereldbank partnerschaps programma wordt verhoogd met ruim EUR 13 miljoen ten behoeve van enkele thematische activiteiten op onder meer het terrein van handelsbevordering.

23

Hoeveel lager is de liquiditeitsbehoefte voor bedrijfslevenprogramma's dan voorzien en waardoor wordt deze lagere liquiditeitsbehoefte veroorzaakt?

Deze liquiditeitsbehoefte is ongeveer EUR 70 mln lager dan eerder voorzien en wordt veroorzaakt door vertragingen en enige uitval in de uitvoering van projecten. Bij de vaststelling van de liquiditeitsbehoefte wordt al rekening gehouden met de soms te optimistische planning van bij de uitvoering betrokken bedrijven. In de praktijk blijkt dit jaar dat de realisatie nog meer achter blijft bij de door de bedrijven aangegeven planning, als gevolg van de financiële en economische crisis. Een voorbeeld betreft het ORET-programma. Dit programma is in 2007 gesloten en uitgavenramingen zijn bedoeld voor de afronding van destijds aangegane verplichtingen. Het betreft publieke infrastructuurprojecten die worden gekarakteriseerd door een moeilijk voorspelbare en veelal lange doorlooptijd. Naast optimistisch plannen kunnen vertragingen en uitval ook het gevolg zijn van politieke ontwikkelingen in landen. Zo zijn in Madagaskar en Niger na een staatsgreep projecten tijdelijk, en in het geval van Madagaskar uiteindelijk ook definitief, stopgezet. Vertragingen zijn verdisconteerd in de uitgavenramingen voor de komende jaren. Uitval is gecompenseerd door een aantal intensiveringen, waaronder de verhoogde bijdrage aan het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en de bijdrage aan de FMO. De vrijgevallen financiële ruimte is dus ingevuld.

24 en 25

Kunt aangeven wat de kasschuif van 60 miljoen euro betekent en hoe deze in verband staat met de 50 miljoen euro uit de basisbrief? Kunt u een overzicht geven van alle budgetneutrale kasschuiven uit de begrotingen van de 2009, 2010 en 2011?

Wat is de reden voor het terugdraaien van de kasschuif uit de ISB op de middelenaanvulling voor multilaterale banken en aanpassing van het Wereldbank Partnership programma?

Met de kasschuif uit de ISB ad EUR 60 miljoen (EUR 50 miljoen conform basisbrief en EUR 10 miljoen conform het amendement Ferrier/Dijkhoff) werd beoogd budgettaire ruimte te creëren onder het ODA-plafond in 2011. De kasschuif in de 1e suppletoire wet heeft een ander karakter omdat deze niet alleen een verschuiving van de middelenaanvulling betreft maar tegelijkertijd een verschuiving van een klein deel van het ODA-budget over meerdere jaren. Deze inter-temporele schuif werd toegepast ter verbetering van het totaalbeeld van de Rijksbegroting in de betrokken begrotingsjaren. De aanpassing van het Wereldbank Partnership programma betreft een ramingsbijstelling.

Hieronder volgt een overzicht van ODA-kasschuiven van de laatst genoemde categorie vanaf 2009 (bedragen in miljoenen euro):

 

2009

2010

2011

2012

2013

Kasschuif 1e suppletoire wet 2009

– 150

– 100

250

   

Kasschuif 2e suppletoire wet 2009

150

 

– 150

   

Kasschuif 2e suppletoire wet 2010

 

50

– 50

   

Kasschuif ontwerpbegroting 2011

   

– 200

200

 

Kasschuif 1e suppletoire wet 2011

   

60

– 31,5

– 28,5

27

Waar bestaat de intensivering SRGR uit? Kunt u dit in tabelvorm uitsplitsen per land, per donor en per organisatie?

De intensivering heeft op verplichtingenniveau plaatsgevonden en is nog niet verwerkt in de uitgaven. In de begrotingscijfers van de komende jaren worden de uitgaven verwerkt en dan kan ik u informeren om welke landen het gaat.

28

Welke landenprogramma’s worden met hoeveel verlaagd binnen de HIV/AIDS programma’s? Kunt u een overzicht in tabelvorm geven?

Land

Verlaging (in EUR)

Ethiopië

2 040 000

Ghana

880 000

Mozambique

1 304 000

Nicaragua

445 000

Totaal

4 669 000

30

Welke nieuwe juridische verplichtingen zijn er in de Voorjaarsnota aangegaan? Kunt u een specificatie in tabelvorm een overzicht geven?

Onderstaand tabel toont de belangrijkste verplichtingen die worden aangegaan om invulling te geven aan de beoogde intensivering op het beleidsterrein economische ontwikkeling.

31

Kunt u aangeven ten goede waarvan de verlaagde budgetten algemene macrosteun komen?

De verlagingen voor macrosteun hangen samen met de beleidsvoornemens conform de OS-basisbrief en de Focusbrief. Het is niet mogelijk om aan te wijzen waaraan precies de verlaagde budgetten voor macrosteun ten goede zijn gekomen. Het ODA budget is een saldo van mee- en tegenvallers, macrobijstellingen en beleidsherverkavelingen.

32

Welke delen van de geïntegreerde politiemissie in Afghanistan betreft de ODA-toerekening? Kunt u dit specificeren in tabelvorm?

De ODA-toerekenbare kosten van de geïntegreerde politietrainingsmissie betreffen de inzet van de Koninklijke Marechaussee, de civiele experts die door het ministerie van Veiligheid en Justitie worden uitgezonden ten behoeve van de EUPOL missie, overige experts die door het ministerie van Buitenlandse Zaken worden uitgezonden en het rechtsstaat-ontwikkelingsprogramma. Het onderstaande betreft de huidige raming. Aangezien het programma nog in ontwikkeling is, zullen er mogelijk nog wijzigingen plaatsvinden.

 

2011

2012

2013

2014

totaal

Buitenlandse Zaken

         

Projecten Buitenlandse Zaken (uitgevoerd door o.a. Ngo’s)

3,8

7,1

4,2

3,1

18,6

Experts Buitenlandse Zaken

0,3

1,5

1,5

1

4,3

Totaal Buitenlandse Zaken

4,1

8,6

5,7

4,1

22,5

Experts Ministerie van Veiligheid en Justitie

Uitgezonden politietrainers

5,0

5,5

5,5

3,0

19

Ministerie van Defensie

Uitgezonden KMAR-trainers

3,5

4,1

4,1

2,5

14,2

TOTAAL

12,6

18,2

15,3

9,6

55,7

Tabel behorend bij antwoord op vraag 4

Tabel behorend bij antwoord op vraag 4


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Haverkamp, M.C. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), ondervoorzitter, Irrgang, E. (SP), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), voorzitter, Broeke, J.H. ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Bosman, A. (VVD), Dikkers, S.W. (PvdA), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV), Hilkens, M. (PvdA) en Vacature VVD.

Plv. leden: Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Samsom, D.M. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Çörüz, C. (CDA), Knops, R.W. (CDA), Arib, K. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Mos, R. de (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Schouw, A.G. (D66), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Wilders, G. (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Veldhoven, S. van (D66), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV), Recourt, J. (PvdA) en Mulder, A. (VVD).

Naar boven