32 772 Beleidsdoorlichting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nr. 21 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 november 2016

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 16 september 2016 over de opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 6 Sport over de periode 2011–2016 (Kamerstuk 32 772, nr. 16).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 oktober 2016 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 16 november 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Clemens

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II. Reactie van de Minister

4

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de opzet van de beleidsdoorlichting Sportbeleid artikel 6. Deze leden benadrukken dat een sportieve samenleving met ruimte om te excelleren het hoofddoel van de Minister is en dat de beleidsdoorlichting een instrument is om te kijken hoe dit doel zo effectief en goed mogelijk bereikt kan worden. Zij hebben nog enkele vragen over de startnotitie.

In de startnotitie heeft de Minister aangegeven dat ook de energiebesparende maatregelen worden geëvalueerd. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat deze middelen niet het hoofddoel van het beleid, een sportieve samenleving, ondersteunen? Kan de Minister in de beleidsevaluatie de mogelijkheid meenemen om deze energiebesparende maatregelen onder te brengen bij het Ministerie van Economische Zaken? Kan de Minister toezeggen dat de effecten van de extra middelen die via het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het Jeugdsportfonds beschikbaar zijn gesteld ook meegenomen worden in deze beleidsdoorlichting?

De stipendiumregeling is een belangrijke regeling in het leven van de topsporter. Het is dan ook van groot belang dat deze regeling zo goed mogelijk functioneert en dat zoveel mogelijk geïndiceerde topsporters profijt hebben van deze regeling. Kan de Minister toelichten waarom de stipendiumregeling niet apart geëvalueerd wordt? Is de Minister het eens met de leden van de VVD-fractie dat deze regeling wel geëvalueerd zou moeten worden zodat er zo effectief mogelijk gebruik van kan worden gemaakt?

De regeling buurtsportcoaches is al jaren een bron van discussie in de Kamer, omdat effecten slecht meetbaar zijn vanwege het ontbreken van een nulmeting en vanwege het feit dat de regeling op zoveel verschillende manieren ingevuld wordt. Is de Minister bereid om in deze beleidsdoorlichting mee te nemen dat uitgezocht wordt hoe de regeling buurtsportcoaches effectiever en minder verschillend uitgevoerd kan worden? Daarbij is het wenselijk dat er advies wordt gegeven welke aanpassingen er nodig zijn om de doeltreffendheid en doelmatigheid te verhogen.

De leden van de VVD-fractie willen graag een overzicht bij de beleidsdoorlichting waarin per georganiseerd groot evenement aangegeven wordt wat de maatschappelijk en economische impact is geweest.

Deze leden hechten tevens waarde aan een zo efficiënt mogelijke evaluatie. Zij zouden graag aan de Minister vragen welke precieze indicatoren zij voor ogen heeft om het Nederlands sportbeleid tussen 2011 en 2016 te evalueren? Welke doelstellingen zijn er in 2011 vastgelegd? Welke indicatoren worden gekozen om het hoofddoel van het beleid, de maatschappelijke betekenis van sport, te onderzoeken?

De leden van de VVD-fractie zijn het met de Minister eens dat het onderzoek zo onafhankelijk en efficiënt mogelijk uitgevoerd zou moeten worden. Genoemde leden onderstrepen ook het nut van de klankbordgroep. Welke maatregelen gaat de Minister treffen om de onafhankelijkheid van de klankbordgroep te waarborgen? Hoe is tot de samenstelling van de klankbordgroep besloten? Is er nog een mogelijkheid om de samenstelling te wijzigen? Zo ja, is er ook ruimte voor sportbonden om direct plaats te nemen in de klankbordgroep?

Als laatste is door de leden van de VVD-fractie bij diverse debatten in de Kamer verzocht om in de beleidsdoorlichting ook de effecten van de wijziging van financiering van NOC*NSF mee te nemen. Daarmee doelen deze leden op de positieve en negatieve effecten van de enige jaren geleden ingezette beleidswijziging om de middelenstroom rechtstreeks naar NOC*NSF te verleggen. Zij zouden graag de effecten vernemen voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NOC*NSF en de sport zelf.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 6 Sport over de periode 2011–2016. Genoemde leden hebben een aantal vragen over de onderwerpen die in de beleidsdoorlichting aan de orde komen. Zo is een van de pijlers die wordt onderzocht «Passend sport- en beweegaanbod». Deze leden vinden het goed dat gekeken wordt wat de resultaten van het beleid zijn met de ingezette programma’s.

Echter, de leden van de SP-fractie vinden het onduidelijk welke onderwerpen nu precies onderzocht worden. In de brief is weergegeven dat raakvlakken zoals bewegingsonderwijs waar relevant benoemd worden. Kan de Minister aangeven welke precieze onderwerpen in de beleidsdoorlichting worden meegenomen? Wordt bijvoorbeeld in de beleidsdoorlichting ook gekeken naar de huidige stand van zaken van bewegingsonderwijs en zwemonderwijs (schoolzwemmen)? Worden ook onderwerpen als kinderen die nog niet bereikt worden voor sporten en bewegen, de fitnorm waar veel mensen nog niet aan voldoen, en preventie meegenomen in de beleidsdoorlichting?

De leden van de SP-fractie constateren voorts dat ook topsport onderzocht gaat worden in de beleidsdoorlichting. Deze leden hebben meerdere malen aandacht gevraagd voor de schending van mensenrechten bij internationale topsportevenementen. Zal de inzet van het kabinet op dit punt ook meegenomen worden in de beleidsdoorlichting?

De leden van de SP-fractie constateren dat gemeenten een belangrijke rol hebben bij de uitvoering van het sportbeleid. Genoemde leden vragen of er in de beleidsdoorlichting ook aandacht wordt gevraagd voor de bezuinigingen die op lokaal niveau hebben plaatsgevonden, aangezien veel gemeenten bezuinigd hebben op sport en schoolzwemmen. Voorts vragen deze leden of in de beleidsdoorlichting de toegankelijkheid van het kunnen sporten en bewegen wordt onderzocht, aangezien sport voor veel mensen de afgelopen jaren duurder is geworden.

De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat de onafhankelijkheid van de beleidsdoorlichting geborgd wordt. Zij vragen welk onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau ingeschakeld wordt voor deze beleidsdoorlichting. Voorts vragen deze leden waarom er medewerkers van verschillende ministeries zitting nemen in de begeleidingscommissie. Hoe kan dan nog de onafhankelijkheid van de beleidsdoorlichting worden geborgd? De leden van de SP-fractie vragen een uitgebreide reactie op de gestelde vragen.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de opzet en vraagstelling voor de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel over sport. Genoemde leden waarderen dat de Minister deze beleidsdoorlichting uitbesteed waardoor de onafhankelijkheid van het onderzoek gewaarborgd wordt. Deze leden hebben wel nog enkele vragen en opmerkingen bij de opzet en vraagstelling.

De leden van de CDA-fractie lezen in de lijst van de te betrekken onderzoeken en eerdere evaluaties dat er geen onderzoek is gedaan naar de Stipendiumregeling voor topsporters. Deze leden vragen of in het kader van de beleidsdoorlichting hiernaar nog nader onderzoek wordt gedaan.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de klankbordgroep adviseert om ook een variant uit te werken van 20% meer middelen in sport. Deze leden vragen of hierbij onderzocht wordt waar deze extra middelen het meest doeltreffend en doelmatig kunnen worden ingezet. Wordt daarbij uitgegaan van wat doeltreffend is in het kader van het huidige beleid? Of worden tevens scenario’s uitgedacht voor nieuw, aanvullend of bijgestuurd beleid? Worden deze keuzes gemaakt door de Minister, of door de onafhankelijke begeleidingscommissie?

De Minister schrijft dat bij de uitwerking van de varianten voor 20% besparing op niveau van het beleidsartikel gekeken moet worden of de besparingsvarianten een macrobesparing behelzen. De leden van de CDA-fractie vragen wat hiermee bedoeld wordt. Betekent dit dat besparingen in deze varianten niet opgevangen zouden mogen worden door decentrale overheden?

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze beleidsdoorlichting wordt gestart.

II. Reactie van de Minister

Alvorens op de vragen in te gaan hecht ik eraan te benadrukken dat een beleidsdoorlichting een syntheseonderzoek is. Het evalueert niet zelf, maar kijkt naar het geheel van reeds uitgevoerde evaluaties voor de instrumenten in artikel 6 van de VWS begroting en geeft op basis daarvan een totaaloordeel van effectiviteit en doelmatigheid van die instrumenten, zoals bepaald in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE).1

Binnen het traject van deze beleidsdoorlichting wordt bij gevonden lacunes geen nieuw (evaluatie)onderzoek opgestart; de intentie is te leren van die lacunes. Doorlichting van eventuele bijdragen aan sport en bewegen van andere ministeries zijn aan die ministeries.

Vragen VVD fractie

1. In de startnotitie heeft de Minister aangegeven dat ook de energiebesparende maatregelen worden geëvalueerd. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat deze middelen niet het hoofddoel van het beleid, een sportieve samenleving, ondersteunen? Kan de Minister in de beleidsevaluatie de mogelijkheid meenemen om deze energiebesparende maatregelen onder te brengen bij het Ministerie van Economische Zaken?

Antwoord:

De regeling energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties draagt bij aan een duurzame sportinfrastructuur en kostenbesparing voor clubs. De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, van het Ministerie van Economische Zaken. Na het gereedkomen van de beleids-doorlichting zal in algemene zin worden bekeken in hoeverre het onderbrengen van activiteiten bij VWS dan wel bij andere ministeries opportuun is.

2. Kan de Minister toezeggen dat de effecten van de extra middelen die via het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het Jeugdsportfonds beschikbaar zijn gesteld ook meegenomen worden in deze beleidsdoorlichting?

Antwoord:

Deze beleidsdoorlichting gaat over artikel 6 van de VWS begroting. Bijdragen van SZW of andere ministeries vallen buiten het bestek van deze beleidsdoorlichting en dienen door de desbetreffende ministeries zelf te worden doorgelicht.

3. De stipendiumregeling is een belangrijke regeling in het leven van de topsporter. Het is dan ook van groot belang dat deze regeling zo goed mogelijk functioneert en dat zoveel mogelijk geïndiceerde topsporters profijt hebben van deze regeling. Kan de Minister toelichten waarom de stipendiumregeling niet apart geëvalueerd wordt? Is de Minister het eens met de leden van de VVD-fractie dat deze regeling wel geëvalueerd zou moeten worden zodat er zo effectief mogelijk gebruik van kan worden gemaakt?

Antwoord:

De Stipendiumregeling is de afgelopen jaren, op basis van ervaringen uit de praktijk, tussentijds bijgesteld en aangepast om optimaal gebruik te waarborgen. Zo zijn onder meer vanaf 2013 de invoering van leeftijdstappen, de jaarinkomenstoets op basis van belastingaanslag en de herziening van de topsportspaarregeling aangepast. Ook is medio 2014 in opdracht van VWS een quick scan uitgevoerd naar de stipendiumregeling door een onafhankelijk bureau. De evaluatie en analyse was voornamelijk van financiële aard, maar via de quickscan is de regeling ook inhoudelijk doorgelicht. Verder is de stipendiumregeling ook een van de voorzieningen voor topsporters die meegenomen wordt in de periodieke topsportklimaatmeting. De Stipendiumregeling wordt op deze manieren meegenomen in deze beleidsdoorlichting.

4. De regeling buurtsportcoaches is al jaren een bron van discussie in de Kamer, omdat effecten slecht meetbaar zijn vanwege het ontbreken van een nulmeting en vanwege het feit dat de regeling op zoveel verschillende manieren ingevuld wordt. Is de Minister bereid om in deze beleidsdoorlichting mee te nemen dat uitgezocht wordt hoe de regeling buurtsportcoaches effectiever en minder verschillend uitgevoerd kan worden? Daarbij is het wenselijk dat er advies wordt gegeven welke aanpassingen er nodig zijn om de doeltreffendheid en doelmatigheid te verhogen.

Antwoord:

In het najaar van 2017 verschijnt een evaluatie van het Sport en Bewegen in de Buurt (SBB) programma, die in deze beleidsdoorlichting zal worden meegenomen. In de SBB evaluatie zelf wordt gekeken naar mogelijkheden voor optimalisering van het programma. In 2016 is ook de Effectmeting buurtsportcoaches gestart en deze zal eind 2017 worden afgerond. De effectmeting richt zich op de lokale doelstellingen en zet dit af tegen de resultaten die de buurtsportcoaches realiseren. Het is niet de bedoeling om de buurtsportcoach minder verschillend in te zetten. Het is juist de kracht van de impuls dat het wordt ingezet op basis van de behoeften in gemeenten.

5. De leden van de VVD-fractie willen graag een overzicht bij de beleidsdoorlichting waarin per georganiseerd groot evenement aangegeven wordt wat de maatschappelijk en economische impact is geweest.

Antwoord:

De beleidsdoorlichting gaat over de activiteiten onder artikel 6 van de VWS begroting. Daaronder vallen ook grote sportevenementen die door VWS gesteund zijn onder het beleidskader evenementen. Van deze evenementen zijn of worden evaluaties gemaakt, die meegenomen zullen worden in deze beleidsdoorlichting. In het eindrapport van de beleidsdoorlichting zal een totaaloverzicht van deze evenementen worden opgenomen. Het betreft onder andere het WK Hockey, WK BMX en WK Roeien in 2014, het WK Beachvolleybal en de Grand Départ van de Tour de France in 2015 en het EK Atletiek en de start van de Giro d’Italia in 2016.

6. Deze leden hechten tevens waarde aan een zo efficiënt mogelijke evaluatie. Zij zouden graag aan de Minister vragen welke precieze indicatoren zij voor ogen heeft om het Nederlands sportbeleid tussen 2011 en 2016 te evalueren? Welke doelstellingen zijn er in 2011 vastgelegd? Welke indicatoren worden gekozen om het hoofddoel van het beleid, de maatschappelijke betekenis van sport, te onderzoeken?

Antwoord:

De doelstelling van het sportbeleid als geheel is van Een sportieve samenleving waarin zowel veel aan sport wordt gedaan als van sport wordt genoten in 2011 opgeschoven naar Een sportieve samenleving waarin voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden aanwezig zijn en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd in 2016. Alle activiteiten onder die doelstellingen hebben vervolgens hun eigen doelstellingen gehad, die in de beleidsdoorlichting worden getoetst.

In 2014 zijn de Kernindicatoren Sport en Bewegen benoemd2 om de stand van zaken op dit terrein duurzaam in de tijd te kunnen volgen. De kernindicatoren als zodanig functioneren niet als de prestatie indicatoren van het sportbeleid. Wel zullen ze worden betrokken bij de analyse.

7. De leden van de VVD-fractie zijn het met de Minister eens dat het onderzoek zo onafhankelijk en efficiënt mogelijk uitgevoerd zou moeten worden. Genoemde leden onderstrepen ook het nut van de klankbordgroep. Welke maatregelen gaat de Minister treffen om de onafhankelijkheid van de klankbordgroep te waarborgen? Hoe is tot de samenstelling van de klankbordgroep besloten? Is er nog een mogelijkheid om de samenstelling te wijzigen? Zo ja, is er ook ruimte voor sportbonden om direct plaats te nemen in de klankbordgroep?

Antwoord:

De leden van de klankbordgroep zijn uitgenodigd om vanuit hun kennis en ervaring in het sportveld zonder last of ruggespraak mee te denken. De klankbordgroep wordt voorgezeten door de onafhankelijk expert die voor deze beleidsdoorlichting is aangezocht. Prof. dr. Michiel de Vries, hoogleraar bestuurskunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, heeft deze taak op zich genomen. Professor De Vries is niet geaffilieerd met de georganiseerde of ongeorganiseerde sport en heeft ruime ervaring met het begeleiden van dit type doorlichtingen. De werkzaamheden van de klankbordgroep voor de beleidsdoorlichting worden niet vergoed. Aanvullende maatregelen worden niet getroffen.

De sportbonden zijn in beginsel in de klankbordgroep vertegenwoordigd via NOC*NSF. De klankbordgroep zou nog aangevuld kunnen worden met een of twee sportbonden. Om effectief te kunnen blijven werken wil ik het daartoe beperken en zal ik aanvullend twee sportbonden uitnodigen. Dat zullen bonden zijn met een verschillende signatuur. Ik denk daarbij aan één van de grote sportbonden en één bond waarvan een groot deel van de beoefenaars van diens sport niet bij de bond zijn aangesloten.

Om de onafhankelijkheid van de beleidsdoorlichting te waarborgen is, zoals in paragraaf 6 van de startnotitie aangegeven, gekozen voor het scheiden van toezicht op proces en inhoud. De begeleidingscommissie ziet toe op het proces van de beleidsdoorlichting volgens de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE). De klankbordgroep toetst de beleidsdoorlichting inhoudelijk.

8. Als laatste is door de leden van de VVD-fractie bij diverse debatten in de Kamer verzocht om in de beleidsdoorlichting ook de effecten van de wijziging van financiering van NOC*NSF mee te nemen. Daarmee doelen deze leden op de positieve en negatieve effecten van de enige jaren geleden ingezette beleidswijziging om de middelenstroom rechtstreeks naar NOC*NSF te verleggen. Zij zouden graag de effecten vernemen voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, NOC*NSF en de sport zelf.

Antwoord:

De effecten van een wijziging van de financieringsstromen hebben aandacht van het ministerie bij de uitvoering en monitoring van het sportbeleid. Op die onderdelen van sport waar dit speelt (zoals bijvoorbeeld de topsportfinanciering) zal dit als onderdeel van de evaluatie van het betreffende terrein worden meegenomen.

Vragen SP fractie

9. De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 6 Sport over de periode 2011–2016. Genoemde leden hebben een aantal vragen over de onderwerpen die in de beleidsdoorlichting aan de orde komen. Zo is een van de pijlers die wordt onderzocht «Passend sport- en beweegaanbod». Deze leden vinden het goed dat gekeken wordt wat de resultaten van het beleid zijn met de ingezette programma’s.

Echter, de leden van de SP-fractie vinden het onduidelijk welke onderwerpen nu precies onderzocht worden. In de brief is weergegeven dat raakvlakken zoals bewegingsonderwijs waar relevant benoemd worden. Kan de Minister aangeven welke precieze onderwerpen in de beleidsdoorlichting worden meegenomen? Wordt bijvoorbeeld in de beleidsdoorlichting ook gekeken naar de huidige stand van zaken van bewegingsonderwijs en zwemonderwijs (schoolzwemmen)? Worden ook onderwerpen als kinderen die nog niet bereikt worden voor sporten en bewegen, de fitnorm waar veel mensen nog niet aan voldoen, en preventie meegenomen in de beleidsdoorlichting?

Antwoord:

De beleidsdoorlichting kijkt, conform de regels in het RPE, naar wat er in de genoemde periode op artikel 6 van de VWS begroting is uitgegeven. Die indeling is in de startnotitie gehanteerd. De onderwerpen onder de vier grotere thema’s (passend sport- en beweegaanbod; integriteit in de sport; uitblinken in sport en borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling) zijn in de brief op dezelfde manier uitgesplitst als in de begroting, om het geheel herkenbaar te maken. De beleidsdoorlichting kijkt naar het geheel aan evaluaties dat voor de verschillende instrumenten op deze onderwerpen is uitgevoerd, maar behelst geen nieuw evaluatieonderzoek. Bewegingsonderwijs en zwemonderwijs vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en zullen daar dan ook worden doorgelicht wanneer dat aan de orde is.

10. De leden van de SP-fractie constateren voorts dat ook topsport onderzocht gaat worden in de beleidsdoorlichting. Deze leden hebben meerdere malen aandacht gevraagd voor de schending van mensenrechten bij internationale topsportevenementen. Zal de inzet van het kabinet op dit punt ook meegenomen worden in de beleidsdoorlichting?

Antwoord:

Het punt van mensenrechten bij evenementen is aan de orde geweest tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de eerste helft van dit jaar. U bent daarover geïnformeerd en uw vragen zijn beantwoord.3 Mensenrechten zijn geen specifiek onderwerp in deze beleidsdoorlichting.

11. De leden van de SP-fractie constateren dat gemeenten een belangrijke rol hebben bij de uitvoering van het sportbeleid. Genoemde leden vragen of er in de beleidsdoorlichting ook aandacht wordt gevraagd voor de bezuinigingen die op lokaal niveau hebben plaatsgevonden, aangezien veel gemeenten bezuinigd hebben op sport en schoolzwemmen.

Antwoord:

Nee. Dit betreft een beleidsdoorlichting van het sportbeleid van het Ministerie van VWS, niet van gemeentelijk beleid. Uit onderzoek van het Mulier Instituut uit 20154 blijkt dat gemeenten sport en bewegen belangrijk vinden en juist relatief weinig op sport hebben bezuinigd. Ook de inventarisatie sport en bewegen voor maatschappelijke impact (aan de Kamer toegestuurd voor het WGO) laat zien dat gemeenten sport en bewegen onverminderd belangrijk vinden en breed inzetten voor maatschappelijke doelen. Intersectorale samenwerking biedt kansen voor optimalisering van die inzet.

12. Voorts vragen deze leden of in de beleidsdoorlichting de toegankelijkheid van het kunnen sporten en bewegen wordt onderzocht, aangezien sport voor veel mensen de afgelopen jaren duurder is geworden.

Antwoord:

In de beleidsdoorlichting wordt de Sportimpuls subsidieregeling, onderdeel van het programma Sport en Bewegen in de Buurt, meegenomen. Deze regeling is er onder andere voor bedoeld sport en bewegen toegankelijk te houden, bijvoorbeeld via de Sportimpuls Jeugd. Het programma Sport en Bewegen in de Buurt speelt een rol in toegankelijkheid van sport en wordt betrokken in de beleidsdoorlichting. Er wordt echter geen nieuw onderzoek naar toegankelijkheid gedaan binnen dit traject.

13. De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat de onafhankelijkheid van de beleidsdoorlichting geborgd wordt. Zij vragen welk onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau ingeschakeld wordt voor deze beleidsdoorlichting. Voorts vragen deze leden waarom er medewerkers van verschillende ministeries zitting nemen in de begeleidingscommissie. Hoe kan dan nog de onafhankelijkheid van de beleidsdoorlichting worden geborgd? De leden van de SP-fractie vragen een uitgebreide reactie op de gestelde vragen.

Antwoord:

Er is gekozen voor bureau AEF, dat in mijn ogen het beste aanbod deed.

De samenstelling van de begeleidingscommissie is deels voorgeschreven in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE). Zo zijn de Inspectie Rijksfinanciën en de directie Financieel Economische Zaken van het ministerie verplicht vertegenwoordigd in de begeleidingscommissie. Daarnaast is gekozen voor een beleidsmedewerker van een niet gerelateerd maar wel in omvang en uitvoering vergelijkbare directie, juist voor een onafhankelijke blik. Verder is een onafhankelijk deskundige aangezocht. Deze deskundige fungeert als voorzitter van zowel de begeleidingscommissie als de klankbordgroep. De onderzoeksopzet van deze beleidsdoorlichting is in de vorm van een startnotitie aan Uw Kamer gestuurd. Tot slot zal de onafhankelijk deskundige een eigenstandig en onafhankelijk oordeel vellen over het procesverloop van deze beleidsdoorlichting.

Ik geef hiermee volledige transparantie over de aanpak van deze beleidsdoorlichting en ben van mening dat de onafhankelijkheid van deze beleidsdoorlichting binnen de geldende regels maximaal geborgd is.

Vragen CDA fractie

14. De leden van de CDA-fractie lezen in de lijst van de te betrekken onderzoeken en eerdere evaluaties dat er geen onderzoek is gedaan naar de Stipendiumregeling voor topsporters. Deze leden vragen of in het kader van de beleidsdoorlichting hiernaar nog nader onderzoek wordt gedaan.

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 3.

15. De leden van de CDA-fractie vragen waarom de klankbordgroep adviseert om ook een variant uit te werken van 20% meer middelen in sport. Deze leden vragen of hierbij onderzocht wordt waar deze extra middelen het meest doeltreffend en doelmatig kunnen worden ingezet. Wordt daarbij uitgegaan van wat doeltreffend is in het kader van het huidige beleid? Of worden tevens scenario’s uitgedacht voor nieuw, aanvullend of bijgestuurd beleid? Worden deze keuzes gemaakt door de Minister, of door de onafhankelijke begeleidingscommissie?

Antwoord:

De RPE vereist onderzoek naar een -20% variant en geeft ruimte voor een +20% variant. De klankbordgroep heeft een voorkeur uitgesproken niet alleen uit te gaan van bezuinigingen, maar ook te kijken waar eventueel extra middelen het meest doeltreffend en doelmatig ingezet kunnen worden. Ik vind het een goed idee om ook die variant in beeld te brengen. Uiteindelijk is het aan het kabinet om te besluiten over een eventuele bezuiniging of intensivering. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting zal ik namens het kabinet reageren op de conclusies van de beleidsdoorlichting.

16. De Minister schrijft dat bij de uitwerking van de varianten voor 20% besparing op niveau van het beleidsartikel gekeken moet worden of de besparingsvarianten een macrobesparing behelzen. De leden van de CDA-fractie vragen wat hiermee bedoeld wordt. Betekent dit dat besparingen in deze varianten niet opgevangen zouden mogen worden door decentrale overheden?

Antwoord:

Met macrobesparing wordt bedoeld dat er substantiële beleidskeuzes mee gemoeid moeten zijn en geen variant waarbij overal een klein bedrag wordt afgehaald. Decentrale overheden worden in de variant niet aangeslagen. Wel kunnen er gevolgen zijn als er in de variant bijvoorbeeld wordt bespaard op bijdragen aan medeoverheden die op artikel 6 staan. Het bureau zal mogelijkheden schetsen, waarop ik een standpunt zal innemen.

17. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze beleidsdoorlichting wordt gestart.

Antwoord:

De beleidsdoorlichting is medio oktober 2016 van start gegaan.


X Noot
1

Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek http://wetten.overheid.nl/BWBR0035579/2015-01-01.

X Noot
2

Brief van 23 oktober 2014 over de Kennis en Innovatieagenda Sport, Kamerstuk 30 234, nr. 116.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-34, nr. 228; Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2359; Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3004.

X Noot
4

Hoekman, R. & Dool, R. van den (2015) Gemeentelijke uitgaven aan sport. Een overzicht van de ontwikkelingen (2010–2015). Utrecht: Mulier Instituut.

Naar boven