32 767 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat van 65 naar 66 jaar (Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de noodzaak ook voor toekomstige generaties een solide stelsel van collectieve voorzieningen zeker te stellen, wenselijk is de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat te verhogen naar 66 jaar en in samenhang daarmee ook de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, twee onderdelen, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:

#. pensioengerechtigde leeftijd:

de leeftijd, bedoeld in artikel 7a, waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat;

#. aanvangsleeftijd:

de leeftijd, bedoeld in artikel 7a, waarop het tijdvak van verzekering op grond van deze wet aanvangt.

B

In de artikelen 6, eerste lid, aanhef, 7, 35, eerste en vierde lid, en 38, eerste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd.

C

In artikel 7, onderdeel b, wordt «de leeftijd van 15 jaar» vervangen door: de aanvangsleeftijd.

D

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. De pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd zijn voor personen die voor 1 januari 2020 de leeftijd van 65 jaar bereiken, 65, respectievelijk 15 jaar.

  • 2. De pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd zijn voor personen die op of na 1 januari 2020 de leeftijd van 65 jaar bereiken, 66, respectievelijk 16 jaar.

E

In de artikelen 8, eerste lid, 9, vierde en zesde lid, en 29, derde lid, wordt «65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd.

F

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de 15-jarige» vervangen door: de aanvangsleeftijd.

2. In het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid wordt «de 65-jarige leeftijd» telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd.

3. In het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid wordt «zijn 15-jarige leeftijd» telkens vervangen door: de aanvangsleeftijd.

G

In artikel 29, eerste lid, onderdeel c, wordt «65 jaar of ouder is dan wel jonger is dan 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dan wel de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

H

In artikel 35, eerste lid, wordt «van 15 jaar of ouder» vervangen door: die de aanvangsleeftijd heeft bereikt.

I

Artikel 37, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. met ingang van de dag waarop de gewezen verzekerde de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;.

J

In artikel 38, eerste en tweede lid, wordt «de 15-jarige leeftijd» telkens vervangen door: de aanvangsleeftijd.

K

Paragraaf 2 van hoofdstuk VIII vervalt.

L

Paragraaf 3 van hoofdstuk VIII wordt vernummerd tot paragraaf 2.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.68, eerste lid, wordt «12%» vervangen door: 10%.

B

In artikel 3.127, eerste lid, wordt »17%» vervangen door: 14,5%.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP DE LOONBELASTING 1964

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18, tweede lid, onderdeel a, wordt «veertig deelnemingsjaren» vervangen door «41 deelnemingsjaren» en wordt «(40-deelnemingsjarenpensioen)» vervangen door: (41-deelnemingsjarenpensioen).

B

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «2 percent» vervangen door: 1,75 percent.

2. In het tweede lid wordt «2,25 percent» vervangen door: 2 percent.

3. In het derde lid wordt «35 jaren» vervangen door: 40 jaren.

4. In het zesde lid wordt «65-jarige leeftijd» vervangen door: 66-jarige leeftijd.

C

Artikel 18b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «1,4 percent» vervangen door: 1,23 percent.

2. In het tweede lid wordt «1,58 percent» vervangen door: 1,4 percent.

D

Artikel 18c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «0,28 percent» vervangen door: 0,25 percent.

2. In het tweede lid wordt «0,32 percent» vervangen door: 0,28 percent.

E

Artikel 18e wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt «40-deelnemingsjarenpensioen» vervangen door: 41-deelnemingsjarenpensioen.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «63-jarige leeftijd» vervangen door: 64-jarige leeftijd.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «40 deelnemingsjaren» vervangen door: 41 deelnemingsjaren.

4. In het tweede en derde lid wordt «40-deelnemingsjarenpensioen» telkens vervangen door «41-deelnemingsjarenpensioen» en wordt «63-jarige leeftijd» vervangen door: 64-jarige leeftijd.

5. In het vierde lid wordt «40-deelnemingsjarenpensioen» vervangen door: 41-deelnemingsjarenpensioen.

6. In het vijfde lid wordt «65-jarige leeftijd» vervangen door: 66-jarige leeftijd.

F

In artikel 38g wordt in de aanhef «40-deelnemingsjarenpensioen» vervangen door: 41-deelnemingsjarenpensioen.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van de artikelen II en III, onderdelen B tot en met D, die in werking treden met ingang van 1 januari 2013, en artikel III, onderdelen A, E en F, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2020.

ARTIKEL V. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven