32 757 Bouwbesluit 2012

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2013

In de brief van 5 september 2013 heeft u mij verzocht om een brief te sturen over de kritische reacties van organisaties op het TNO-onderzoek over gespoten PUR-schuim bij vloerisolatie. Daarnaast heeft u gevraagd om informatie over nieuwe klachten over het gebruik van glas,- en steenwol en de mogelijke maatregelen om de veiligheid bij het werken met deze materialen te vergroten. Hieronder ga ik in op beide verzoeken.

PUR-schuim

De kritische reacties op het TNO-onderzoek over gespoten PUR-schuim betreffen hoofdzakelijk de afbakening in het onderzoek tot de concentraties in de binnenlucht en het feit dat niet de relatie met daadwerkelijk ervaren gezondheidsklachten van de betrokken bewoners is onderzocht, noch de relatie met arbeidsomstandigheden.

Ik kan me de reacties goed voorstellen en heb in mijn brief van 30 augustus 2013 de gekozen afbakening van het TNO-onderzoek ook aangehaald (Kamerstuk 32 757, nr. 78). NUON Isolatie b.v. heeft het onderzoek laten uitvoeren naar aanleiding van klachten van bewoners die ze hadden ontvangen. NUON Isolatie b.v. heeft hierop aan TNO gevraagd zich te richten op de concentraties in de binnenlucht en niet de optredende concentraties bij de arbeidsomstandigheden. Om ook een uitspraak te kunnen doen over gezondheidsrisico’s heeft TNO uit internationale literatuur limietwaarden herleid, waarbij bleek dat deze waarden voor sensibilisatie aan isocyanaten (overgevoeligheid voor die stoffen) mondiaal niet voorhanden zijn.

Deze internationale wetenschappelijke literatuur berust vooral, maar niet uitsluitend, op concentraties in arbeidssituaties omdat er daarin meer en hogere blootstelling voorkomt dan in woningen. Bij het afleiden van limietwaarden heeft TNO rekening gehouden met mogelijk verschillen tussen werknemers en anderen. TNO constateert dat de gemeten concentraties in de binnenlucht van de woonkamer niet zo hoog zijn dat er gezondheidseffecten te verwachten zijn bij mensen zonder overgevoeligheid.

Vanwege het ontbreken van limietwaarden voor isocyanaten is het niet te zeggen of bij de gemeten concentraties een overgevoeligheid kan ontstaan bij mensen die nog niet overgevoelig zijn. TNO schat die kans in als klein. Bij personen met een overgevoeligheid voor de desbetreffende stoffen kunnen dus wellicht wel klachten optreden.

Het oplossen van het gebrek aan die limietwaarden voor sensibilisatie voor het verminderen van gezondheidsklachten vergt een lange wetenschappelijke weg.

Mede vanwege de genoemde afbakening van het TNO-onderzoek heeft de sector hierin zelf een eerste stap gezet en het initiatief genomen tot aanvullende metingen om meer grip op de materie te krijgen.

Op dit moment is het voor de aanpak van belang te zorgen voor een uniforme afhandeling van klachten op een wijze waarin de GGD, de ziekenhuizen, de sector en ook de werknemers elkaar vinden en waarin stapsgewijs kan worden vastgesteld welke gezondheidsklachten aan de orde zijn, en of die redelijkerwijs aan de gespoten PUR-schuim zijn te relateren. Ik zal de sector vragen dit onderwerp op te nemen in het Actieplan waar ik de sector al om heb gevraagd.

Het staat buiten discussie dat om klachten te voorkomen de sector het toepassen van gespoten PUR-schuim overeenkomstig de aangescherpte richtlijnen moet aanbrengen, de bewoners vooraf moeten zijn voorgelicht en dat de bewoner tijdens het aanbrengen van de gespoten PUR-schuim niet in huis aanwezig zijn.

Minerale wol

In de brief van 3 september 2013 vraagt een aantal hoogleraren en artsen aandacht voor mogelijk negatieve gezondheidseffecten van het gebruik van minerale wol (steenwol en glaswol) en PUR-schuim als isolatiemateriaal, in het licht van de afspraken over energiebesparing. Bekende gezondheidsrisico’s bij het werken met deze minerale wol zijn huidirritaties, vooral beroepsmatig, maar ook bij mensen die zelf klussen. Ook irritatie van de ogen en longaandoeningen kunnen voorkomen. Deze klachten komen met name voor wanneer geen adequate beschermingsmaatregelen worden getroffen.

Ten aanzien van het gebruik van minerale wol vragen de briefschrijvers vooral goede voorlichting voor werknemers en burgers over de toepassing van minerale wol. Ik heb de hoogleraren en artsen uitgenodigd voor een gesprek welke voorlichting zij specifiek voor ogen hebben en voor advies langs welke weg die het beste kan worden gegeven.

Vervolgens zal ik met betrokkenen in de sector die productinformatie geven of informatie over de verwerkingsomstandigheden in overleg treden hoe die informatie het beste kan worden opgenomen in hun reeds aanwezige informatie of hoe de voorlichting kan worden aangepast. Vanwege de sterke relatie met arbeidsomstandigheden wil ik hier mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij betrekken.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven