32 757 Bouwbesluit 2012

Nr. 59 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 april 2013

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over de brief van 14 januari 2013 inzake Voorhang wijziging van het Bouwbesluit 2012 (Kamerstuk 32 757, nr. 55).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 april 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Rouwe

De griffier van de commissie, Van der Leeden

1. Vraag

Welke rol ziet u weggelegd voor het energielabel light van convenant partner Meer Met Minder? Wordt dit goedkopere en lichtere label het uitgangspunt in de regelgeving, nu blijkt dat de betrouwbaarheid en bruikbaarheid ten minste even groot is als het reguliere energielabel?

Antwoord

Ik kijk bij de vereenvoudiging van het energielabel naar alle opties die zorgen dat we met zo min mogelijk lasten voor burgers en bedrijven de energieprestatie van de gebouwde omgeving verbeteren. Ik zal daarbij ook de voor- en nadelen van het energielabel light goed bestuderen.

2. Vraag

Waarom wijkt de definitie van het technisch bouwsysteem af van wat met de term in de bouw wordt bedoeld? Is dit nog te herstellen?

Antwoord

In de definitie van technisch bouwsysteem is voor zover mogelijk aangesloten bij de definitie van de herziene Europese richtlijn betreffende de Energieprestatie van gebouwen (EPBD), omdat dit de basis is van de geïntroduceerde eisen, waarbij rekening is gehouden met het systeem en het begrippenkader van het Bouwbesluit 2012. In het Bouwbesluit 2012 wordt verder niet gesproken van technisch bouwsysteem. Het is juist dat in het veld soms met het begrip «bouwsysteem» wordt gewerkt, en dat daar iets anders onder wordt verstaan dan onder «technisch bouwsysteem» in het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit wordt het «bouwsysteem» alleen in de combinatie «technisch bouwsysteem» gebruikt en is dat begrip duidelijk omschreven. Er zal daarom geen sprake van verwarring kunnen zijn. De richtlijn stelt duidelijke eisen op het gebied van het technisch bouwsysteem. Ik heb het niveau van eisen op basis van dat begrip vastgesteld. Ik kan dat nu niet veranderen.

3. Vraag

Waarom wijkt de definitie van het ventilatiesysteem af van NEN 1087, naar welk normblad het Bouwbesluit 2012 verwijst? Is dit nog te herstellen?

Antwoord

NEN 1087 bevat geen definitie van een ventilatiesysteem, maar van een voorziening voor luchtverversing. NEN 1087 geeft een bepalingsmethode waarmee de capaciteit kan worden berekend van een «voorziening voor luchtverversing» (zie ook afdeling 3.6 van het Bouwbesluit 2012). De nieuwe afdeling 6.13 stelt eisen aan het systeemrendement van technische bouwsystemen, waaronder ventilatiesystemen. Hoewel met een ventilatiesysteem feitelijk een «voorziening voor luchtverversing» wordt bedoeld is bij afdeling 6.13 gekozen voor de begrippen die aansluiten op het begrip technisch bouwsysteem zoals dat  volgt uit de EU-regelgeving zoals die met afdeling 6.13 wordt geïmplementeerd. Hoewel het niet fraai is, is het gebruiken van twee verschillende begrippen in de afdelingen 3.6 en 6.13 geen probleem omdat de afdelingen verschillende zaken regelen. Ik zie geen reden de definitie van ventilatiesysteem aan te passen.

4. Vraag

Waarom gaat afdeling 6.13 ook over ventilatiesystemen, aangezien ventilatie is geregeld in afdeling 3.6 van het Bouwbesluit 2012? Is daarbij, gelet op de consequenties die uit de voorschriften van hoofdstuk I van het Bouwbesluit 2012 voortvloeien, zoals gebruiksmelding bij afwijking, zorgplicht op grond van artikel 1.16, etc.?

Antwoord

Afdeling 3.6 bevat technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid, in afdeling 6.13 worden eisen gesteld aan installaties uit oogpunt van energierendement. De voorschriften van hoofdstuk 1, algemene bepalingen, zijn op alle afdelingen van het Bouwbesluit 2012 van toepassing.

5. Vraag

Waar vindt de gebruiker de uitleg van de termen in tabel 6.55? Wat is lokaal en wat is niet lokaal? Heeft op dat laatste een gebruiker enige invloed?

Antwoord

De uitleg van de termen in tabel 6.55 is opgenomen in de artikelsgewijze toelichting van het wijzigingsbesluit onder «Onderdeel D».

Met een lokaal verwarmingssysteem wordt een systeem bedoeld dat slechts een ruimte klimatiseert en in die ruimte is opgesteld, bijvoorbeeld een zelfstandige haard, zoals een gashaard of een sfeerhaard. Een niet lokaal verwarmingssysteem verwarmt over het algemeen meerdere ruimtes binnen een gebouw en bevat veelal zowel componenten voor opwekking, distributie als voor afgifte van warmte.

De gebruiker heeft geen invloed op de keuze lokaal of niet lokaal. Of een verwarmingssysteem lokaal of niet lokaal is volgt uit de eigenschappen van het verwarmingssysteem. De artikelsgewijze toelichting zal op dit onderdeel verder worden aangevuld.

6. Vraag

Waarom wordt de inhoud van de reactie van het Overlegplatform Bouwregelgeving niet vermeld? Kan de Kamer alsnog een verslag ontvangen van de vergadering, evenals de reacties die voorafgaande aan deze vergadering zijn ingezonden? Op welke punten is tegemoet gekomen aan de kritiek van het Overlegplatform Bouwregelgeving? Op welke punten is niet tegemoet gekomen aan de kritiek van het Overlegplatform Bouwregelgeving? Kan per punt worden onderbouwd waarom niet is tegemoet is gekomen aan de kritiek van het Overlegplatform Bouwregelgeving?

Antwoord

In het algemeen deel van de toelichting is vermeld dat het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB) is geraadpleegd. Het is niet gebruikelijk de reactie van het Overlegplatform in detail in de toelichting op te nemen. Het overleg van het OPB en de daaronder hangende gremia Juridisch Technische Commissie (JTC) en Interdepartementaal Overleg Bouwregelgeving (IOB) is vertrouwelijk, om die reden zal ik u het verslag niet toezenden. Hetzelfde geldt voor de reacties voorafgaande aan deze vergadering. Wel kan ik u in hoofdlijnen informeren over hetgeen in genoemde gremia tijdens en voorafgaande aan de vergadering over het ontwerpbesluit naar voren is gebracht en hoe daarmee is omgegaan. Er waren voornamelijk twee punten van kritiek, ten eerste dat het begrip technisch bouwsysteem niet zou aansluiten op het Bouwbesluit 2012 en dat er daarom verwarring zou kunnen ontstaan. Ik heb toen aangegeven het daar niet mee eens te zijn. De herziene richtlijn EPBD noodzaakte mij om het begrip technisch bouwsysteem in het Bouwbesluit te introduceren. Wel heb ik naar aanleiding van dit kritiekpunt de artikelsgewijze toelichting op artikel 6.55 verduidelijkt. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 3.

Het tweede punt van het OPB/JTC was dat de invulling van het begrip ingrijpende renovatie tot problemen zou leiden. In het conceptbesluit was eerder een definitie van ingrijpende renovatie opgenomen die wellicht tot de conclusie zou kunnen leiden dat eigenaren/gebruikers voorzieningen moeten treffen aan andere onderdelen dan waar de voorgenomen renovatie betrekking op zou hebben. Een dergelijke uitleg zou in ieder geval op gespannen voet met artikel 4 van de Woningwet staan. Om die reden is de definitie van het begrip «ingrijpende renovatie» aangescherpt, waardoor de eisen alleen van kracht zijn bij het vervangen van minimaal 25% van het oppervlak van de integrale schil. Van renovatie van de integrale gebouwschil is bijvoorbeeld sprake wanneer een dak of gevel volledig wordt opengelegd en vernieuwd, waardoor de mogelijkheid bestaat om tegelijkertijd die isolatie aan te brengen die voldoet aan de nieuwbouweis. Met deze aangescherpte invulling van het begrip ingrijpende renovatie wordt, in overeenstemming met artikel 4 van de Woningwet, voorkomen dat eisen worden gesteld aan die delen van het gebouw waar in eerste instantie geen ingreep plaats zou vinden.

7. Vraag

Hoe wordt voorkomen dat de voorschriften leiden tot ontwijkgedrag of het afzien van gebouwverbetering vanwege de onwenselijke gevolgen en dat de milieueffecten minder positief zijn dan aangenomen?

Antwoord

Ik ben van mening dat het voorschrift voor ingrijpende renovatie niet tot ontwijkend gedrag zal leiden. Gezien de definitie van ingrijpende renovatie, zullen veel gevallen van eenvoudige gebouwverbetering niet onder dit begrip vallen. In die gevallen dat er wel sprake is van ingrijpende renovatie, is het aannemelijk dat betrokkenen aan de gestelde eisen zullen voldoen. Ik meen zelfs dat wanneer deze eisen op nieuwbouwniveau niet zouden worden gesteld men hiervoor op vrijwillige basis zou kiezen.

Wat betreft de eisen aan de technische bouwsystemen merk ik op dat aan het voorgeschreven systeemrendement wordt voldaan bij toepassing van de gangbare systemen.

8. Vraag

Kunt u aangeven hoe het momenteel staat met het onderzoek naar de implementatie van artikel 12 «afgifte van energieprestatie-certificaten» en van artikel 13 «afficheren van energieprestatiecertificaten»? Hoe staat het met de ingebrekestelling van Nederland ten opzichte van deze punten? Heeft u onlangs nog met de Europese Commissie hierover gecorrespondeerd? Wat waren de uitkomsten daarvan? Wanneer wordt de Kamer over de voortgang van de energieprestatie-certificaten geïnformeerd?

Antwoord

Wat betreft de afgifte en affichering van het energielabel in publieke gebouwen is op dit moment het Besluit energieprestatie gebouwen van toepassing. De desbetreffende voorschriften zullen overigens op basis van de herziene richtlijn worden aangepast. Op dit moment vindt daartoe nog onderzoek plaats. Mijn voornemen is Uw Kamer in april bij brief over de voortgang van de energiecertificaten te informeren.

Momenteel zijn nog twee ingebrekestellingen aanhangig, de eerste gericht op artikel 7 van de EPBD uit 2002 (2002/91/EG) en de tweede wegens niet tijdige publicatie van de nationale bepalingen betreffende de implementatie van de herziene EPBD (2010/31/EU). Er is regelmatig overleg met de Commissie over de voortgang van de implementatie. De Commissie zal nog voor de zomer een onderzoek naar de implementatie van de herziene richtlijn in de lidstaten van de EU afronden. Vervolgens zal de Commissie bezien tegen welke lidstaten actie wordt ondernomen wegens non-conformiteit. Het is overigens de vraag of de ingebrekestelling tegen de toepassing van de EPBD uit 2002 zal worden voortgezet. De herziene EPBD-richtlijn voorziet immers in de intrekking van de oorspronkelijke richtlijn uit 2002. Op dit moment heeft de Commissie hierover nog geen definitief besluit genomen.

9. Vraag

Waarom gaat het hier om mechanische ventilatie, aangezien NEN 1087 onderscheid maakt tussen natuurlijke ventilatie en mechanische ventilatie? Gaat het in deze wijziging ook gaat om spuiventilatie en toevoer van verbrandingslucht die via een «verwarmd» verblijfsgebied loopt?

Antwoord

Afdeling 6.13 stelt eisen aan het systeemrendement van een ventilatiesysteem. Deze eis is alleen relevant voor mechanische ventilatiesystemen waarvoor energie nodig is om een ventilator te laten werken. Bij natuurlijke ventilatie is geen sprake van een ventilator die energie verbruikt. Ook spuiventilatie is gebaseerd op natuurlijke ventilatie (ramen/deuren tegen over elkaar open zetten). Het energieverlies als gevolg van de gebruik van verbrandingslucht uit een verwarmd verblijfsgebied, hoeft niet te worden beschouwd bij de bepaling van het rendement van een verwarmingsysteem.

10. Vraag

Kunnen de termen «lokaal», «niet-lokaal» en «zelfstandig» worden verduidelijkt, zodat zij passen in de terminologie van het Bouwbesluit 2012? Wordt met «lokaal» een niet-gemeenschappelijke voorziening voor een individuele woning bedoeld? Wat geldt er voor een utiliteitsgebouw?

Antwoord

De termen «lokaal», «niet lokaal» en «zelfstandig» zijn niet in strijd met de terminologie van het Bouwbesluit. Ik zie derhalve geen reden om de tekst op dit onderdeel aan te passen, wel zal ik de toelichting verder verduidelijken. Met lokaal wordt niet een niet-gemeenschappelijke voorziening voor een individuele woning bedoeld. Een lokaal verwarmingssysteem kan zich in principe in iedere gebruiksfunctie bevinden, dus ook in een utiliteitsgebouw. Zie ook het antwoord op vraag 5.

11. Vraag

Hoeveel reacties zijn er ontvangen op het concept Bouwbesluit 2012 en op hoeveel punten is dit besluit aangepast naar aanleiding van deze reacties?

Antwoord

De onderhavige wijziging van het Bouwbesluit is voorgelegd aan de het Overlegplatform bouwregelgeving (alsmede de daaronder hangende gremia IOB en JTC). Zie ook het antwoord op vraag 6.

12. Vraag

Waarom wilde de VNG geen gebruik maken van de formele adviesbevoegdheid?

Antwoord

Zoals in de toelichting is opgenomen, is van de VNG alleen een ambtelijke reactie ontvangen. De vraag waarom de VNG in dit specifieke geval geen gebruik wilde maken van haar formele adviesbevoegdheid, dient u aan de VNG voor te leggen.

13. Vraag

Het Bouwbesluit 2012 heeft niet geleid tot een significante wijziging van de regeldruk, maar heeft het wel geleid tot versimpelde regelgeving?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar paragraaf 13 van het algemeen deel van de Nota van toelichting bij het Bouwbesluit 2012. Hierin wordt toegelicht waarom het Bouwbesluit 2012 tot een aanzienlijke beperking van de regeldruk leidt. Door het samenvoegen, op elkaar afstemmen en waar mogelijk vereenvoudigen van de voorschriften is de complexiteit van de bouwregelgeving verminderd en de toegankelijkheid verbeterd. Het aantal voorschriften is met ruim 30% verminderd.

14. Vraag

Kan u aangeven of er in de praktijk voldoende wordt gehandhaafd?

Antwoord

Op grond van de Woningwet draagt het bevoegd gezag (gemeenten) zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van onder andere het Bouwbesluit 2012. Iedere gemeente kan de mate en wijze waarop zij handhaaft zelf bepalen. Uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vloeit voort dat iedere gemeente een handhavingsbeleid moet vaststellen en dat beleid ook moet uitwerken in een uitvoeringsprogramma. Hierover wordt verantwoording aan de gemeenteraad. Ik beschik niet over een actueel overzicht van de handhaving door gemeenten. In de periode 2003 tot 2006 heeft de voormalige VROM-Inspectie systematisch alle gemeenten onderzocht. Hieruit is toen naar voren gekomen dat circa 70% van de gemeenten haar taken op het gebied van toezicht en handhaving bouwregelgeving adequaat of gedeeltelijk adequaat uitvoert. Ik heb geen signalen ontvangen dat de handhavingsactiviteiten na die periode zijn verminderd.

15. Vraag

Vindt u dat in een algemeen Bouwbesluit onderdelen moeten worden opgenomen voor specifieke omstandigheden, zoals Schiphol?

Antwoord

Nee het Bouwbesluit 2012 bevat algemene voorschriften, die in heel Nederland gelden. Hoewel in artikel 3.4 de eisen aan de wering van luchtvaartlawaai landelijk van toepassing zijn, is in het derde lid van artikel 3.4 een specifieke eis opgenomen voor structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer dat binnen Nederland alleen op Schiphol is toegestaan. Als er in Nederland meer luchthavens waren geweest met nachtelijk vliegverkeer, dan hadden wij dit type luchthavens specifiek omschreven, nu het alleen om Schiphol gaat is om praktische redenen ervoor gekozen Schiphol met naam te noemen.

Naar boven