32 752 Regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen)

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 april 2015

Tijdens het plenaire debat over de Wet financiering politieke partijen op 26 februari 2013 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Eerste Kamer toegezegd de mogelijkheid van een instrumentondersteuning voor lokale politieke partijen ten behoeve van financiële rapportage te betrekken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel dat de financiering van deze partijen regelt.1 De Kamer is in reactie op het toezeggingenrappel door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zonder nadere motivering verzocht de einddatum van genoemde toezegging te verschuiven naar 1 januari 2017. Bij brief van 18 maart 2015 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning2 verzocht om een nadere motivering.

De Minister heeft op 22 april 2015 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 18 maart 2015

Tijdens het plenaire debat over de Wet financiering politieke partijen op 26 februari 2013 hebt u de Eerste Kamer toegezegd de mogelijkheid van een instrumentondersteuning voor lokale politieke partijen ten behoeve van financiële rapportage te betrekken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel dat de financiering van deze partijen regelt.3 Bij brief van 18 december 2013 hebt u vervolgens de Kamer geïnformeerd dat het wetsvoorstel Wijziging van de wet financiering politieke partijen voor financiële transparantie bij lokale partijen in openbare consultatie was gebracht.4 De Eerste Kamer zou op het moment van indiening van het wetsvoorstel nader geïnformeerd worden en de streefdatum daarvoor was 1 november 2014, aldus latere correspondentie.5

De commissie leest in uw laatste reactie op het toezeggingenrappel dat u zonder verdere motivering de Kamer verzoekt de einddatum van de genoemde toezegging te verschuiven naar 1 januari 2017.6 Dat lijkt de commissie met het oog op de datum van de volgende gemeenteraadsverkiezingen tamelijk laat. Zij vraagt zich af of een datum van bijvoorbeeld 1 januari 2016 ook mogelijk is. Graag ontvangt zij – bij voorkeur binnen vier weken – uw reactie met nadere motivering.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2015

Tijdens de plenaire behandeling van de Wet financiering politieke partijen in uw Kamer heb ik toegezegd dat ik de mogelijkheid van instrumentondersteuning bij lokale partijen ten behoeve van de financiële rapportage bij de voorbereiding van het wetsvoorstel dat de financiering van lokale partijen moet regelen, zal betrekken.

Bij brief van 18 maart jl. (kenmerk 154281.01u) heeft u mij verzocht om te bezien of het mogelijk is om de einddatum van deze toezegging vast te stellen op 1 januari 2016. In reactie op dit verzoek kan ik u als volgt berichten.

Een ondersteuningsinstrument moet voor de lokale politieke partijen vanzelfsprekend daadwerkelijk van toegevoegde waarde zijn. Indien reeds voorafgaand aan de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, waar altijd de mogelijkheid bestaat dat dit tot aanpassing van een wetsvoorstel leidt, een dergelijk instrument zou worden ontwikkeld, bestaat de kans dat het instrument niet volledig aansluit op de wet. Ik wil daarom in elk geval de uitkomsten van de parlementaire behandeling bij de ontwikkeling van het instrument kunnen betrekken.

Daarnaast acht ik het van belang dat bij de ontwikkeling van het ondersteuningsinstrument gebruik kan worden gemaakt van de ervaring die op het nationale niveau is opgedaan met de Wet financiering politieke partijen (verder de Wfpp).

De Wfpp is op 1 mei 2013 in werking getreden en de politieke partijen hebben tot nu toe pas één keer de op basis van de wet verplichte documenten aangeleverd. Dit betekent dat er op dit moment nog relatief weinig ervaring met de uitvoering van de Wfpp is opgedaan en naar mijn overtuiging zal meer ervaring de kwaliteit van het ondersteuningsinstrument ten goede komen.

Ik hecht er daarom waarde aan om de ervaring die wordt opgedaan als de politieke partijen komende zomer voor de tweede maal de verplichte gegevens aan moeten leveren bij de ontwikkeling van het instrument te kunnen betrekken. Indien de einddatum van de toezegging wordt vastgesteld op 1 januari 2016 is hier onvoldoende tijd voor beschikbaar.

Gelet op bovenstaande argumentatie verzoek ik u om de einddatum van de toezegging vast te stellen op 1 januari 2017.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Toezegging T01688.

X Noot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kox (SP), Sylvester (PvdA) (vice-voorzitter), Engels (D66) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries (PvdA), De Vries-Leggedoor (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Van Dijk (PVV), Sörensen (PVV), Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Duivesteijn (PvdA), Meijer (SP).

X Noot
3

Toezegging T01688.

X Noot
4

Kamerstukken I 2013/14, 32 752, J.

X Noot
5

Kamerstukken I 2013/14, 33 750 VII, D; Kamerstukken I 2013/14, 33 750 VII, F.

X Noot
6

Kamerstukken I 2014/15, 34 000 VII, E.

Naar boven